Thierry de Cordier, ‘A.S. Lijdensvanger’, 1988.
om de vraag hoe godsdienst zich verhoudt tot de moderniteit, er zich aan aanpast en al dan niet heropflakkert. Borgman wil als theoloog op zoek gaan naar een religieuze visie op en naar het religieus gehalte van onze samenleving. Hij vindt immers dat de huidige situatie ook om een
religieuze reactie vraagt. Hiermee wordt een traditie van ‘cultuurtheologie’ verder gezet waarin Edward Schillebeeckx en de Franse dominicaanse theoloog Marie-Dominique Chenu een belangrijke rol hebben gespeeld.
Het boek als geheel ademt een sfeer die aansluit bij het boek van Ger Groot en die me wel aanspreekt: we kunnen en mogen ons niet al te gemakkelijk van de religie afmaken. Het is niet alleen een hardnekkig fenomeen, het is ook een erg boeiende, soms gevaarlijke, maar zeker ook uitdagende realiteit waarover we met de nodige ernst en het nodige engagement moeten spreken, zeker in een tijd van secularisering. Beide auteurs proberen er ons ook bewust van te maken dat de religieuze traditie ook vandaag nog een rol speelt. Borgman benadrukt dat religieuze tradities niet vrijblijvend bestudeerd en beschreven moeten worden, maar onderzocht moeten worden ‘wat betreft de mate waarin ze werkelijk bijdragen aan een beter begrip van en een betere omgang met het individuele en collectieve bestaan’.
Het boek is erg erudiet geschreven en je moet er toch wel even tijd voor uittrekken om erdoor te geraken. De hoofdstukken zijn echter ook afzonderlijk leesbaar en behandelen uiteindelijk toch erg uiteenlopende thema's. Er zijn filosofische hoofdstukken, maar er zijn ook hoofdstukken waarin de nadruk ligt op de band met actuele maatschappelijke evoluties zoals het succes van Pim Fortuyn, het debat over normen en waarden, het project Europa, de relatie tussen islam en geweld, en euthanasie. De invalshoek is echter telkens sterk theologisch, en ik kan me inbeelden dat de standpunten en soms vergezochte interpretaties de wenkbrauwen van leken zullen doen fronsen. Ik ben het boek als welwillende atheïst gaan lezen, maar kan de momenten van ergernis toch niet meer op een hand tellen. Vooral de poging om alles religieus te duiden (de Europese waarden, het gemeenschapsgevoel, respect, dialoog) komt me aanmatigend over, maar dat zal voor welwillende gelovige lezers misschien helemaal anders liggen.
Zowel Borgman als Groot wijzen erop dat religie niet als een private kwestie beschouwd kan of mag worden. Hiermee gaan ze in tegen de gangbare interpretatie van de scheiding tussen kerk en staat ‘als een manier die elke publieke manifestatie van religie tot een probleem maakt’. Over dit thema hebben journalist Marcel ten Hooven en politiek filosoof Theo de Wit een goed boek samengesteld. In Ongewenste goden komen twintig uiteenlopende auteurs aan het woord, zowel academici als mensen uit de politieke en journalistieke wereld, zowel religieuzen als atheïsten, zowel progressieven als conservatieven. Anders dan de ondertitel De publieke rol van religie in Nederland suggereert, is het perspectief ook internationaal. Er is een bijdrage over de rol van religie in het Amerikaanse publieke leven, er is een beschouwing over de laïcité in Frankrijk en ook voor de Turkse situatie werd een auteur aangetrokken. Naast de erg informatieve, historische en filosofische stukken is er ook plaats gemaakt voor kortere bijdragen waarin persoonlijke standpunten over de plaats van religie in onze samenleving ons ter overweging worden meegegeven.
Deze drie recente publicaties over religie en haar plaats in onze moderne samenleving to-