Ons Erfdeel. Jaargang 49
(2006)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdNationaal-socialist tegen wil en dank? Biografie van Hendrik Jozef EliasPieter Jan Verstraete (o1956) schreef al meer dan twintig boeken, hoofdzakelijk biografieën over Vlaams-nationalistische leiders, schrijvers en militanten uit de eerste helft van de twintigste eeuw.Ga naar eind(1) De kloeke tweedelige levensbeschrijving van de historicus en Vlaams-nationalistisch politicus Hendrik - Rik - Elias is dus allerminst dilettantenwerk. Verstraete heeft inmiddels de reputatie verworven een historicus te zijn die weinig bijdraagt tot meer inzicht in de turbulente geschiedenis die zijn personages mee gestalte gaven, terwijl hij toch informatieve boeken schrijft, gebaseerd op bronnen die hij sine ira et studio voor de lezer openbaart. Verstraete wroet jaren in archieven en bibliotheken. Ook nu heeft hij weer een schat aan informatie over Elias verzameld. Maar sine ira? Dat is nog maar de vraag. De auteur vindt alvast van wel, ‘[w]ant historici dienen nauwgezet, waarheidsgetrouw en strikt onpartijdig te zijn; eigenbaat en vrees, wrok en voorliefde mogen hen niet afbrengen van de weg van de waarheid; en de moeder van de waarheid is de geschiedenis (...)’, zegt hij Miguel de Cervantes na. We nemen de proef op de som. Elias geniet in België bekendheid als de auteur van enkele standaardwerken over de geschiedenis van de Vlaamse Beweging, waaraan hij een sterke Vlaams-nationale interpretatie gafGa naar eind(2), maar vooral als leider van het Vlaams Nationaal Verbond (VNV) in oorlogstijd, een engagement waarvoor hij tot drie keer toe ter dood werd veroordeeld door een Belgische rechtbank en uiteindelijk gratie ontving. Anti-Belgisch Vlaams-nationalisme, Nieuwe Orde, collaboratie, ‘repressie’, ... het zijn de politieke bakens in het leven van een omstreden man. De biograaf moet zijn onderwerp niet per se aan die hete hangijzers ophangen om zijn onderwerp relevantie te geven. Maar hij zou wel in discussie kunnen treden met auteurs die gepoogd hebben aspecten van het leven van Elias te verklaren. De Leuvense historicus Lode Wils oordeelde dat het historiografische werk van Elias in die mate getekend werd door zijn Vlaams-nationalistische vooringenomenheid dat het als propagandistisch kan worden bestempeld.Ga naar eind(3) Verstraete plaatst daar de mening tegenover van de Vlaams-nationalistische publicist Mark Grammens en de advocaat van Elias, Frans van der Elst, die tevens de testamentaire beheerder was van diens ‘papieren’ nalatenschap. Beiden beschuldigen Wils van partijdigheid. Maar | |
[pagina 780]
| |
wat vindt de auteur zelf? Verstraete doet, zoals steeds, geen expliciete uitspraken. De visie zit eerder impliciet in de tekst, zij het nooit zonder dubbelzinnigheid. In het algemeen besluit stelt hij bijvoorbeeld: ‘Is [...] Elias mislukt als politicus dan mogen we zijn leven als historicus wel als geslaagd beschouwen. Zijn werken [...] droegen bij tot de vorming van hele generaties Vlaamsgezinden.’ Komt dat door hun historisch gehalte of door hun propagandistische waarde? De lezer moet het zelf uitzoeken. Over de ‘mislukte politicus’ heeft ondergetekende zich het hoofd gebroken.Ga naar eind(4) In mijn werk over het VNV heb ik gebruik kunnen maken van een deel van Elias' archief, o.m. de lijvige onafgewerkte en onuitgegeven studie Het Vlaams-nationalisme tijdens WO II en de honderden brieven die Elias in de gevangenis schreef aan zijn advocaat. Verstraete baseert zich op hetzelfde materiaal en op nog veel meer, ‘kofferladingen vol Elias-papieren’ die hij van de zoon van Frans van der Elst ter beschikking kreeg. Ik was dus erg benieuwd of de biograaf enkele knopen in het leven van Elias had kunnen ontwarren. Zo is er de vraag hoe de academicus, die nog een tijd aan het Belgisch Historisch Instituut te Rome verbleef (1926-1927) en daar het Italië van Mussolini had kunnen observeren, zijn afkeer van het fascisme overwon om de ‘tweede man’ te worden in een partij die zich modelleerde volgens die ideologie. Voorts is er de vraag waarom hij de collaboratie niet beëindigde toen hij na de dood van VNV-leider Staf de Clercq (1884-1942) de nummer een werd, terwijl hij ervan overtuigd was dat de onvoorwaardelijke samenwerking met het nationaal-socialistische bezettingsregime die zijn voorganger op de rails had gezet, een gevaarlijk eenrichtingsspoor was. Voor wat de eerste vraag betreft, schetst de auteur het beeld van een man die politieke nederlagen leed doordat de radicale fascistisch gezinde VNV-vleugel hem voortdurend in de wielen reed. Dat die fascistische kern in hetHendrik-Jozef Elias (1902-1973, vooraan, met bril) op de begrafenis van Staf de Clercq, leider van het Vlaams Nationaal Verbond (VNV), 27 oktober 1942 - Foto Studie- en documentatiecentrum voor Oorlogen hedendaagse Maatschappij (SOMA), Brussel.
VNV bestond, ontkent Verstraete niet meer. In de biografie over de ‘Dietse nationaal-socialist’ Reimond Tollenaere heette het nog dat de VNV-propagandaleider een ‘ideologisch buitenbeentje’ was in de partij. Maar het VNV was geen fascistische partij, aldus Verstraete die behalve Elias zelf ook de Amerikaanse fascisme-specialist Stanley Payne te hulp roept. In zijn recentste boek beweert die dat het VNV niet antisemitisch, niet antiparlementair, orthodox katholiek, antimilitaristisch was en dus niet past in zijn fascisme-typologie.Ga naar eind(5) Empirisch onderzoek toont aan dat geen van die kwalificaties opgaat voor het VNV. Verstraete weet dat, geeft in zijn boek zelf een deel van de bewijzen, maar denkt er niet over om Payne tegen te spreken. En dus kan hij niet verklaren hoe VNV'ers al vanaf de eerste dagen van de bezetting op alle echelons stonden te dringen om hun diensten aan te bieden aan de nieuwe machthebbers en hoe de VNV-leider zelf zijn partij onmiddellijk aanbood als de Vlaamse nationaal-socialistische partner. Elias zou daar buiten zijn gelaten en van bepaalde zaken niet op de hoogte zijn geweest, noteert Verstraete uit diens naoorlogse verklaringen, al meent hij dat Elias ‘een loopje [neemt] met de waarheid’ waar die beweert dat er sprake was van een ‘verdeelde leiding’. Als een en ander waar is, dan betekent dat dus dat Elias het buitenbeentje was in de partij. Of dat hij, | |
[pagina 781]
| |
zoals de Gentse socialistische voorman August Balthazar het na een debat in 1936 constateerde, een fascist was zonder het zelf te weten. Hoe het ook zij, toen Elias einde 1940 door de bezetter werd aangesteld als commissaris-burgemeester van Gent, deed hij een stap terug in een partij die zich inmiddels openlijk presenteerde als de Vlaamse evenknie van de NSDAP en die met hulp van de bezetter een machtsgreep pleegde in 's lands bestuur door middel van benoemingen en aanstellingen zoals die van Elias. De kersverse Gentse burgervader zou voortaan ook gebruik maken van ‘het nationaal-socialistische jargon’ (p. 465). Conclusie: Elias was geen nationaal-socialist. Toch aanvaardde Elias het leiderschap van het VNV na de dood van De Clercq met de vaste wil, zo beweerde hij na de oorlog, de partij van koers te doen veranderen. Om dat te bewerkstelligen wilde hij de doodzieke De Clercq een door hem geschreven rede doen houden die het begin van ommekeer kon betekenen. Maar De Clercq sprak Elias' rede niet uit en bevestigde integendeel de onvoorwaardelijke collaboratie. Ik heb daar vraagtekens bij geplaatst omdat ik het merkwaardig vond dat de rede niet bewaard was gebleven en vooral ook dat Elias nergens uitlegt hoe die ommekeer precies zou worden bewerkstelligd, noch waartoe hij zou moeten leiden. Verstraete komt na minutieus bronnenonderzoek tot de vaststelling dat de rede inderdaad verloren is gegaan. Maar hij weigert te twijfelen aan Elias' oprechtheid. Dat is zijn goed recht, alleen zou hij dan minstens moeten proberen de vraag te beantwoorden waarom Elias helemaal niets zegt over de inhoud. Nu bevestigt hij alleen maar het zelfbeeld van Elias. Ook de analyse van Elias' leiderschap, dat gewoon de lijn van De Clercq doortrok, is in feite een goed gedocumenteerde bevestiging van Elias' zelfbeeld. Verstraete verwart een onderzoek dat sine ira gevoerd wordt met het systematisch uit de weg gaan van het historische debat. De lezer verwacht geen morele oordelen van de biograaf, wel historische oordelen. Bruno de Wever pieter jan verstraete, Hendrik Jozef Elias, eigen beheer, Kortrijk, 2005, 1.238 p. |
|