Ons Erfdeel. Jaargang 49
(2006)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdUiteenlopende visies op de Vlaams-Nederlandse culturele samenwerkingHet tijdschrift Boekman wijdde ter gelegenheid van het vijfentwintigjarig bestaan van het Vlaamse cultuurhuis de Brakke Grond in Amsterdam het zomernummer 2006 aan Vlaanderen en Nederland. Boekman hoopt daarmee, zo schrijft de hoofdredactrice Anita Twaalf- | |
[pagina 777]
| |
hoven, ‘over Vlaanderen en Nederland de oude liefde nieuw leven in te blazen’.Ga naar eind(1) Er spoelde in 2006 een golf van publicaties over dit thema over de Lage Landen heen. Aanleiding voor deze op zich verheugende opleving van de belangstelling voor de Vlaams-Nederlandse samenwerking vormden o.a. 25 jaar Nederlandse Taalunie (2005), 25 jaar Brakke Grond (juni 2006), 10 jaar Cultureel Verdrag (2005), 175 jaar België en 25 jaar federalisme (2005) en het staatsbezoek van de Nederlandse koningin aan België (juni 2006). De dieper liggende redenen hiervoor moeten wellicht gevonden worden in de maatschappelijke en culturele veranderingen die Vlaanderen en Nederland de afgelopen jaren hebben doorgemaakt. Aan beide kanten van de grens hebben sommigen het gevoel dat de culturele verschillen steeds verder toenemen. Knack-redacteur Piet Piryns herhaalde recent zelfs de bekende metafoor van een ‘ravijn bij Roosendaal’.Ga naar eind(2) Groeien Vlaanderen en Nederland inderdaad steeds verder uit elkaar en is er dan nog wel voldoende basis voor de speciale band tussen Nederland en Vlaanderen? Voor de zomeruitgave 2006 van Boekman nodigde Anita Twaalfhoven een deskundige gastredactie uit, die bestond uit Inez Boogaarts (Nederlands ministerie van Onderwijs, Cultuur & Wetenschap), Luc Devoldere (hoofdredacteur Ons Erfdeel), Franky Devos (Cultuurnet Vlaanderen) en Leen Laconte (directeur van het Vlaams Cultuurhuis de Brakke Grond in Amsterdam). Het resultaat is een informatieve en zeer goed leesbare uitgave waarin afwisselend in artikelen, columns en interviews heel veel aspecten van de Vlaams-Nederlandse samenwerking aan de orde komen. Zo passeren het letterenbeleid, de cultuureducatie, het theaterlandschap, de kunstmarkt, de Poëziezomers van Watou, de filmcultuur, de architectuur en de culturele diversiteit de revue en worden verschillende aspecten van het cultuurbeleid aan beide kanten van de grens vergeleken. Persoonlijke ervaringen, zoals beschreven in de column van literatuurcritica en schrijfster Marja Pruis vormen hier een interessante aanvulling op. Een aantal auteurs wijst op de verschillen tussen de Vlaamse en de Nederlandse beleidsstructuren en de daarmee samenhangende subsidiestructuren. Annick Schramme (Universiteit Antwerpen) gaat in haar artikel in op de systematiek achter de Nederlandse cultuurnota en het Vlaamse kunstendecreet. In Ne derland wordt op het culturele vlak een belangrijk deel van de subsidietoewijzing bijvoorbeeld aan de fondsen overgelaten, terwijl in Vlaanderen de verwevenheid tussen de overheid en de cultuur vrij groot is. Uitwisselingsinitiatieven krijgen daar vroeg of laat mee te maken en heel wat moeilijkheden in de samenwerking worden door dergelijke verschillen veroorzaakt. Ook in een recent verschenen studie van de Brakke Grond wordt gewezen op de problemen rond de financiering van de samenwerkingsprojecten. De onderzoekers spreken in hun conclusie over ‘een gebrek aan financiële middelen, een tekort aan stabiliteit in de beschikbaarheid [van de subsidies], onduidelijkheid qua criteria en een nood aan transparantie.’Ga naar eind(3) Dit strookt ook met de ervaringen die de Commissie Cultureel Verdrag Vlaanderen-Nederland de afgelopen jaren heeft opgedaan. De Vlaamse minister en de Nederlandse staatssecretaris van Cultuur die zich bij de presentatie van het onderzoek terecht zo positief verheugden over het verrassend grote aantal Vlaams-Nederlandse samenwerkingsinitiatieven, zouden samen moeten zoeken naar een oplossing voor deze problematiek. De samenwerking zou met een stabielere en transparantere subsidiëringssystematiek nog veel beter kunnen. Inez Boogaarts gaat in haar artikel met de titel ‘Voor mij zedde gij ongelooflijk schoon’ op zoek naar de motivatie voor die bijzondere band tussen Vlaanderen en Nederland. Zij vraagt zich af waarom juist de Vlaams-Nederlandse culturele samenwerking eigenlijk een grotere prioriteit moet krijgen dan samenwerking met andere landen. Die vraag naar de motivering is ook de rode draad die door deze Boekman loopt. Het staande beleid is duidelijk. De beide regeringen hebben het standpunt dat Vlaanderen en Nederland zo nauw mogelijk moeten samenwerken, vastgelegd in verschillende verdragen en akkoorden. De Vlaamse regering heeft dit in klare taal nog eens tot uitdrukking gebracht in de Strategienota Nederland.Ga naar eind(4) Het belang van de Europese context en het praktische voordeel van samenwerking in de grensstreken staan mijns inziens niet ter discussie. Samenwerking kan echter geen doel op zichzelf zijn. Ze moet ook een inhoudelijke meerwaarde hebben en zo te rechtvaardigen zijn. | |
[pagina 778]
| |
De discussie wordt toegespitst op de vraag in hoeverre de gemeenschappelijke taal en de gedeelde geschiedenis en/of cultuur op zich zelf nog voldoende motivatie voor de samenwerking blijven vormen. In hoeverre is de taal ook een cultuurdrager? Volgens Boogaarts is de gemeenschappelijke taal weliswaar een belangrijk bindmiddel maar impliceert verbondenheid in taal nog geen gemeenschappe lijk cultuurbewustzijn. Harold Polis (Meulenhoff|Manteau) spreekt zelfs over het ‘we derzijds huwelijksbedrog’.Ga naar eind(5) ‘In plaats van te doen alsof we een cultuur delen (een gedeelde cultuur die niet bestaat), zouden we beter de moeite nemen om elkaar beter te leren kennen.’ Luc Devoldere beschrijft in een column heel mooi de verwarring waartoe het gebruik van onze gemeenschappelijke taal aanleiding kan geven. Andere auteurs nuanceren dit standpunt weer. Ludo Beheydt, die de leerstoel ‘De Nederlanden in de wereld’ bekleedt aan de universiteit in Leiden, vindt bijvoorbeeld dat een levende taal een taalgemeenschap creëert ‘waarin men gemeenschappelijke betekenissen, waarden en normen op eenzelfde manier onder woorden brengt [...] Met het doorgeven van de taal geef je dus ook voor een stuk je identiteit door. De Nederlandse culturele identiteit wordt dan ook in de eerste plaats gedragen door de Nederlandse taal.’Ga naar eind(6) Hoe je de invloed van de gemeenschappelijke taal en cultuur inschat, hangt wellicht ook samen met de gekozen invalshoek. In de grensstreken zijn de samen gedeelde culturele aspecten bijvoorbeeld veelal duidelijker zichtbaar dan in de randstad of in Brussel. Wie ooit het feest van de schutterijen dat de beide provincies Limburg ieder jaar samen vieren, heeft bijgewoond, kan daar toch niet het gevoel aan overhouden dat de staatsgrens daar twee culturen van elkaar scheidt. In het onlangs verschenen themanummer Vlaanderen-Zeeland van het Zeeuws Tijdschrift wordt ook duidelijk dat juist in de grensstreken de samenwerking wel degelijk ook op culturele overeenkomsten en een gedeelde geschiedenis is gebaseerd.Ga naar eind(7)
Foto Stefan Wolf Lucks.
Maar hoe men ook de culturele verschillen en overeenkomsten tussen Vlaanderen en Nederland waardeert, in feite zoeken de meeste auteurs naar andere bijkomende inhoudelijke motieven voor de samenwerking. Hugo Weckx, tot zeer voor kort voorzitter van de Commissie Cultureel Verdrag Vlaanderen-Nederland, heeft een pragmatische opvatting: ‘De gemeenschappelijke taal geeft ons de gelegenheid om genuanceerd met elkaar van gedachten te kunnen wisselen en mekaar derhalve beter te leren begrijpen.’Ga naar eind(8) Hij wijst daarbij op de maatschappelijke problemen waarmee we aan beide kanten van de grens vandaag de dag te maken hebben. Boogaarts meent dat het kunstenveld internationaler is geworden waardoor de regionale context van de Lage Landen de samenwerking voor haar niet meer vanzelfsprekend maakt. Zij vindt dat we moeten investeren in nieuwsgierigheid naar elkaar. Nu kan nieuwsgierigheid op zich uiteraard ook geen afdoend argument opleveren om specifiek met Vlaanderen samen te werken. Ook China prikkelt immers de nieuwsgierigheid. Maar in haar argumentatie komt zij dan toch weer dicht bij Hugo Weckx uit als ze schrijft: ‘Ook tal van discussies die in de Nederlandse context worden gevoerd, vinden hun parallellen in Vlaanderen. Soms al met meer ervaring, soms met een verfrissende kijk.’ In het jaarboek 2006 van Civis Mundi worden vanuit een iets andere invalshoek eigenlijk dezelfde vragen aan de orde gesteld. De auteurs stellen de betekenis en de toekomst van de | |
[pagina 779]
| |
Nederlandse identiteit ter discussie en betrekken daarbij de Vlaamse identiteit en de relatie tussen beide buurlanden. De culturele identiteit wordt hier in het kader van de recente maatschappelijke en staatsrechtelijke ontwikkelingen geplaatst terwijl het accent in Boekman 67 ligt op de samenwerking op het gebied van de kunsten. De ontwikkeling van een strategische alliantie tussen Vlaanderen en Nederland betekent voor Vlaanderen en voor Nederland een sterkere positie in internationaal kader en leidt tot schaalvergroting en toenemende kritische massa. Het blijft daarom van belang om, zoals hoofdredacteur W.S. Couwenberg het uitdrukt, ‘de historisch gegroeide samenwerking wellicht ondanks die cultuurverschillen verder uit te bouwen en meer inhoud en betekenis te geven.’ In deze pragmatische benadering vinden de auteurs van beide zeer lezenswaardige publicaties elkaar. Juist de combinatie van culturele overeenkomsten en verschillen maakt de samenwerking immers interessant.
Mieke Langenberg-Tissot van Patot Boekman. Tijdschrift voor kunst, cultuur en beleid, jg. 18 (2006), nr. 67, ‘Vlaanderen en Nederland’, uitgegeven door de Boekman Stichting, Herengracht 415, NL-1017 BP Amsterdam, tel. +31 (0)20 624.37.36, fax +31 (0)20 638.52.39, secretariaat@boekman.nl, www.boekman.nl. |
|