Arjaan van Nimwegen (o1947) - Foto Chris van Houts.
zorg voor detail heeft hij het niet moeilijk om diens bewustzijnsstromen boeiend te houden. Natuurlijk is Van Tol zelf niet helemaal onschuldig in het conflict, maar hij is toch meer slachtoffer van de situatie dan hij verdient. Een hoge leeftijd en gebrek aan assertiviteit maken het nu eenmaal makkelijk om iemand aan de kant te schuiven.
Uit Welkom thuis blijkt, voor wie daaraan mocht twijfelen, dat Van Nimwegen ook met jonger gedachtegoed om kan gaan. Hoofdfiguur Veldstra, ook al aan de verkeerde kant van de veertig, verdient zijn brood met het ondertitelen van pornofilms. Deze eenzame bezigheid typeert hem allerminst als een gevoelloos persoon. Alleen dringt hij makkelijker door tot de hoeren in de buurt waar hij zijn werkhok heeft dan tot zijn vrouw en aan drugs verslaafde dochter. Ook hier komt de doorgevoerde introspectie absoluut niet gedateerd over - de indruk van een hard, hedendaags stadsportret overheerst subtiel Veldstra's privé-ellende.
Dat dit niet meteen lichtvoetig proza is, wil niet zeggen dat Van Nimwegens boeken niet transparant zouden zijn. Integendeel, hij zorgt voor een flitsende compositie en bouwt zijn personages geraffineerd op. Ook het nieuwe Huisgenoten is in structureel opzicht erg doortimmerd. Het is een caleidoscopisch boek - tegenwoordig valt nu en dan de term mozaïekroman - doordat het verhaal voortdurend van de ene naar de andere figuur springt. Afwisselend is dat de zevenenveertigjarige Johan, die na een motorongeval kreupel gebleven is en zijn vrouw Julie, die boeketromans vertaalt; hun twee tienerdochters Emma en Anne, die zich verschansen in hun kamer in de nok van het huis, zorgen voor een schril contrast. De illegale asielzoeker Níjola, die naast hen een mansarde betrekt, vertegenwoordigt opnieuw een andere wereld.
Tussen beide niveaus in woont de huiseigenaar, de tweeëntachtigjarige Jagersman, die zijn huis in ruil voor bijstand en onderhoud deelt met het gezin. Jagersman heeft zijn leven lang bij zijn moeder ingewoond, wat hem duidelijk heeft getraumatiseerd. Omdat hij zoveel misgelopen is, haat hij de jongere generaties in huis. Zo maakt hij zich altijd boos op Anne en Emma als ze met zijn stoeltjeslift naar beneden sjezen. De meisjes zitten in een gothic fase - in de warme zomervakantie waarin het verhaal zich afspeelt, hebben ze niets beters te doen dan bezweringen uit te spreken over hun huisgenoten. Voor elk van hen hongeren ze in een luciferdoosje een keldertor uit. Van die beestjes is het huis vergeven.
Moeiteloos schakelt Van Nimwegen heen en weer tussen deze zes personages, vaak verschillende keren per hoofdstuk, soms zelfs van paragraaf tot paragraaf. Bijna altijd zit er een muur of een plafond tussen hen in en toch geleidt hij de lezer probleemloos door hun morbide gedachten heen. Johans belangstelling voor het huis bijvoorbeeld is al even bizar als die van zijn dochters voor wicca. Het staat op een oude plek in de stad - onder de uit de negentiende eeuw daterende straat ligt een plein uit de zeventiende eeuw, daaronder ligt een laag uit de middeleeuwen die op zijn beurt de romaanse en Keltische origines van de buurt afdekt. Toen hij herstelde van zijn motorongeval raakte Johan gefascineerd door archeologie en nu wil hij in de kelder beginnen te graven naar overblijfselen uit het verleden.
Geen sterveling die een schacht van tientallen meters diep in zijn huis gaat delven, maar Huisgenoten kan zich zoals gezegd een vleugje metaforiek permitteren. Het zegt in ieder geval heel wat over Johan (met een knipoogje naar A.F.Th. van der Heijden): ‘Ze was niet groter dan de oppervlakte van zijn huis, die