Rubens op papier
Van 1887 tot 1909 verscheen in Antwerpen de Codex diplomaticus Rubenianus. Correspondance de Rubens et documents épistolaires concernant sa vie et ses oeuvres, zes kloeke delen met zowat elfhonderd brieven en briefjes van, naar en over Peter Paul Rubens. Die zijn opgenomen in de zes talen waarin ze werden geschreven - Italiaans, Frans, Spaans, Latijn, Engels en (zelden) Nederlands -, met een Franse vertaling en uitgebreid commentaar. Dit is het product van het soort liefde- en monnikenwerk waarvoor je de twee samenstellers, Charles Ruelens en Max Rooses, eeuwig dankbaar moet zijn. Er zijn in de twintigste eeuw wel wat nieuwe brieven opgedoken, maar de Codex blijft monumentaal overeind.
Er worden uit Rubens' brieven in populariserende publicaties links en rechts wel eens wat fragmenten geciteerd, zoals uit de twee brieven waarin Rubens in 1626 uiting geeft aan zijn verdriet bij de dood van IsabellaBrant (‘Ik heb niet de pretentie ooit de stoïcijnse gevoelloosheid te bereiken’), of uit de brief aan de ambassadeur van de Engelse koning uit 1618 waarin hij twaalf schilderijen oplijst met hun prijs en een vermelding als ‘origineel van mijn hand’. En er is het kattebelletje - het zou in onze dagen een e-mailtje worden - uit kasteel Steen in Elewijt uit 1638 aan zijn ‘lieve en dierbare’ leerling Lucas Fayd'herbe, waarin Rubens onder meer verzoekt: ‘Herinner ook Willem, de hovenier, eraan dat hij ons te zijner tijd de rosile-peerkens en de vijgen opstuurt als er zijn.’ Van Rubens zelf zijn er intussen tweehonderdtweeënvijftig brieven bekend, wellicht een fractie van een veel grotere correspondentie die verloren ging. Daar zullen ongetwijfeld meer persoonlijke brieven bij hebben gezeten dan we nu nog hebben. Leen Huet maakte nu een Nederlandse vertaling van een kloeke selectie brieven - honderdzevenenvijftig brieven in totaal, de meeste van Rubens zelf. Dat is een primeur. Dat lijkt bizar om te zeggen na een kleine vier eeuwen. Dat de zo geroemde veeltaligheid van de Vlaming een verklaring voor de lange veronachtzaming biedt, zoals bezorgster en vertaalster Leen Huet in haar nawoord stelt, zal wel ironisch bedoeld zijn: de meeste brieven zijn in het Italiaans geschreven. Maar misschien is de vergetelheid waar Rubens' correspondentie aan ten prooi viel ook weer niet zo vreemd: wie hier Rubens in zijn rol van kunstenaar of als gevoelsmens wil leren kennen, komt op de meeste bladzijden bedrogen uit. De brieven laten vooral de ambitieuze gentleman aan het woord die volop betrokken is bij wat er zich in zijn roerige tijd afspeelt, en die in die tijd van hem een eersterangsrol speelt als
diplomaat of zelfs geheim agent, uitzonderlijk voor een kunstenaar. Niet toevallig neemt de periode 1625-1630 in dit boek het leeuwendeel van de brievenbladzijden in beslag. Je maakt ook kennis met de collectioneur en met de humanist Rubens, die kwistig met Latijnse citaten strooit en die zich in zijn brieven aan de passende etiquette en de bijbehorende epistolaire bescheidenheidsformuleringen houdt. Die brieven bevatten vaak
breaking news-berichten over politieke en oorlogsverwikkelingen in Europa. Andere zouden in onze dagen een wetenschappelijk artikel over pakweg Romeinse gemmen worden. Een mens vraagt zich overigens
Jan Breughel en Peter Paul Rubens, ‘Het aardse paradijs met de zondeval van Adam en Eva’, ca. 1617, paneel, 74,3 × 114,7 cm, Mauritshuis, Den Haag. Dit schilderij maakt deel uit van de tentoonstelling ‘Breughel en Rubens Samen’, die nog tot 28 januari 2007 te bezoeken is in het Mauritshuis in Den Haag.