Ons Erfdeel. Jaargang 49
(2006)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 603]
| |
debuteren met de roman De onzichtbare. Met zijn recente boek Het einde veegt Theunissen de laatste twijfels autoritair van tafel: deze auteur verdient uw allerscherpste aandacht. In De onzichtbare staan de bedrieglijke orde en netheid van de Vlaamse verkaveling centraal. In een setting van afgemeten tuintjes, pastelgele kamers en huizen die zijn opgevat ‘in termen van functionele ruimtespanning’ brengt Theunissen drie personages in een verstikkende en zelfs fatale driehoeksverhouding samen. Herbert Danigs is een saaie mus met een baantje bij de bank. Hij stopt moeiteloos met roken, gaat geregeld joggen en hoopt rust en evenwicht te vinden door zich met vastgoedverkoopster Anja Versteur in een volmaakt huis in een perfecte wijk te vestigen. Maar Anja wil wel eens iets anders, begint kamerplanten te verkopen en verblijft daarvoor nogal vaak in het buitenland. Wanneer hun kind dood wordt geboren, beginnen Herberts lijf en leden vervaarlijk over te koken. Die inwendige crisis wordt veruitwendigd door het gedrag van Bart Vanpoeke (alias Bartie), een zondagsfilosoof die de hoofdprijs wint in een loterij en zich in Azië aan drank, drugs en jonge jongens gaat vergrijpen. Als Bartie ziek naar de verkaveling terugkeert, zijn alle ingrediënten voor een micro-apocalyps verenigd. De onzichtbare is een intrigerende roman, maar achteraf beschouwd slechts een vingeroefening voor Het einde, dat veel rijper, beheerster en intelligenter is. In Het einde - volgens de auteur geen roman maar een ‘vertelling’ - zijn drie lange verhalen gebundeld, die door een overkoepelende slotbeschouwing worden gevolgd. In het eerste verhaal wordt de schilder Joost Helder door zijn vriendin in de steek gelaten, in ‘Ludwig Lazarus’ maakt een kraker zowat het einde van de wereld mee, en in het meesterlijke derde verhaal verliest een milieuactivist een flinke hoeveelheid idealen en amoureuze illusies in het broeierige Ecuador. Het einde is bijzonder ambitieus van opzet. Alleen al stilistisch heeft Theunissen het zichzelf niet gemakkelijk gemaakt: elk verhaal wordt in een andere stijl verteld, en ook binnen de verhalen beperkt de auteur zich niet tot één stijl. Schijnbaar moeiteloos laat hij quasifilosofische bladzijden in zeer poëtische passages overgaan. In het werk van Theunissen hebben personages ‘een stem als van oude botersnoepjes’ of een ‘lijfgeur van houtvuur’, en stappen ze ‘blootsvoets door erotisch nat gras’ terwijl ze vlotjes uit Safranski en Darwin citeren. Ambitieus is ook de thematiek van het boek. Terwijl De onzichtbare in de eerste plaats de mentale crisis van drie personages beschrijft, staan in Het einde universele maatschappelijke belangen op het spel, met name de globalisering en de milieuproblematiek. Theunissens kennis ter zake maakt indruk, en het siert deze jonge auteur dat hij op inhoudelijk vlak de lat zo hoog heeft gelegd. De inzet van het boek is dan ook erg groot. Theunissen doet veel meer dan alleen maar beschrijven of registreren. Zijn eigen stem is impliciet voortdurend hoorbaar, en de epiloog lijkt meer een traktaat dan een romanfragment. Vooral in het derde verhaal (‘De vrijwilliger’) trekt Theunissen alle registers open. Marc Steen, het hoofdpersonage in dat verhaal, lijkt een klein beetje op zijn bijna-naamgenoot Marc Sleen. Net als de geestelijke vader van stripfiguur Nero is Theunissens creatie immers een tekenaar, al werkt hij niet op papier maar op de huid: hij maakt tatoeages. Met Sleen deelt Steen ook de hang naar het exotische. Wanneer hij als prille dertiger plots door de dreiging van global warming geobsedeerd raakt, besluit hij als vrijwilliger naar Ecuador te trekken om er een bioboer te helpen. Theunissen doet geen moeite om zijn affiniteit met het groene gedachtegoed te verbergen (hij heeft zelf trouwens een tijdje in Ecuador op een fruitboerderij gewerkt), maar legt tegelijk de rigide, orthodoxe ecologisten het vuur wel aan de schenen. Als in een klassieke ideeënroman laat Theunissen tegenstrijdige gedachten en belangen tegen elkaar botsen. De manier waarop hij dat doet, is - vooral in ‘De vrijwilliger’ - bijzonder clever en doeltreffend. Zo laat hij een gezapige rijke Duitser, op het eerste gezicht zowat het oerbeeld van alles wat een idealistische vrijwilliger in Ecuador hoort te haten, wel heel pregnante dingen zeggen, terwijl Marc met zijn feitenkennis over smeltende ijskappen en de bewoonbare oppervlakte in Bangladesh in feite tot geen zinnig gesprek in staat is. Het einde is daardoor een gigantische clash van ideeën, een voortdurend geschipper tussen idealisme en cynisme, hoop en wanhoop, ironie en bittere ernst. In die zin roept het boek nogal wat herinneringen op aan de film The Edukators (Hans Weingartner, 2003), waarin | |
[pagina 604]
| |
Jeroen Theunissen (o1977).
ook het ene ballonnetje na het andere wordt doorgeprikt, zonder dat de droom op een betere wereld helemaal wordt stukgeslagen. Want ondanks alles zijn de hoop en het bijna metafysische geloof dat het anders kan en moet en zal bij Theunissen nooit ver weg. Jeroen Theunissen, in 2004 in de Volkskrant en nadien door enkele amechtig naapende critici tot vervelens toe een ‘gevaarlijk talent’ genoemd, ontpopt zich steeds meer tot een geëngageerde schrijver, voor wie het etiket ‘postmodernist’ alleen maar een scheldwoord kan zijn. In de ‘opdracht’ van Thuisverlangen dicht hij: ‘Het gaat niet om afschrikking / maar om een programma’. Dat programma wordt met elk van zijn publicaties steeds duidelijker. In de epiloog die Het einde afsluit (‘Het einde enz.’), vat een anonieme verteller waarin we Theunissen zelf mogen herkennen, het nog eens netjes samen: ‘Het is woede of niets. Dan liefst woede. Met een sausje van hoop. Het is dus tegen wil en dank, tegen vooruitgangsdrift en ecologische en demografische catastrofe, tegen de technologische opheffing van de mens, tegen de zich amuserende consument, tegen de “stop met denken”-ideologie, tegen het wereldrecord dominostenen omgooien, zowel tegen de dood als tegen het leven dat ik blijf geloven in een happy end.’ In Thuisverlangen dicht Theunissen:
verwacht mij
zo'n sandwichbord met slogans om mijn nek
maar zonder slogans
ik kietel je dood
Er zijn voor de lezer ergere manieren om te moeten sterven.
Bert van Raemdonck jeroen theunissen, Het einde, Meulenhoff|Manteau, Antwerpen/ Amsterdam, 2006, 272 p. |
|