Ook Samama's eveneens zeer doorwrochte en met grote kennis van zaken samengestelde overzicht kent zo'n omissie: Jakob van Domselaer (1890-1960). In zijn bloedstollende experimenten in de ‘Stijlproeven’ (1913-1917) was hij hier en daar zijn tijd een halve eeuw vooruit. Het slot van ‘Stijlproeve nr. 7’ doet eerder aan Xenakis dan aan Schumann denken. En onlangs ging in de Bergense Ruïnekerk de film Klankstollingen in première als onderdeel van een tentoonstelling gewijd aan De Nieuwe Kring, met filosofen en kunstenaars in Bergen uit de jaren 1916-1919, want dit was precies de omgeving waarin Van Domselaer verkeerde. ‘Waar woon je?’, vroeg Willem Mengelberg. ‘In Bergen’, zei Van Domselaer. ‘Dan wordt het niets’, antwoordde de dirigent, en dat werd het. Mengelberg vond Van Domselaers symfonie wel degelijk interessant, maar een componist die uitsluitend verkeerde in kringen rond De Stijl, zoals zijn vriend Piet Mondriaan, nee, daar zat in de muziek niemand op te wachten.
Eigenlijk paste Van Domselaer qua tijdsbeeld ook nog in het boek van Reeser. Wachtend op de bus in de Utrechtse Nachtegaalstraat verontschuldigde Reeser zich aan mij: ‘We hebben hem destijds onderschat, hij was bepaald geen nachtegaal.’ Nee, de grimmige Van Domselaer zong niet, maar bouwde granieten clusters. ‘Voor schone motieven is geen plaats’, noteert Samama in de recent verschenen tweede druk van zijn overzicht. Want jawel, de omissie is hersteld. Bovendien werd het veel meer dan een tweede druk, zoals de nieuwe titel ook verduidelijkt. Heette het eerst ‘Zeventig jaar Nederlandse muziek’, nu staat op de kaft: ‘Nederlandse muziek in de twintigste eeuw’. We hebben er dus vijftien jaar bij gekregen.
Samama drukt ook een voorbeeld af, de ‘Vijfde Stijlproeve’, overigens met een dubbele eindstreep waar nog vier maten op horen te volgen. Een korte, ‘pompend’ gewelddadige exclamatie, waar de componist zelf niet goed raad mee wist, waar het handschrift vermeldt dat het ook kan dienen als voorspel voor de ‘Derde Stijlproeve’: als alleenstaande proeve toch te gewelddadig!
Samama breidde zijn nieuwe boek tevens uit met een extra plaats voor Tristan Keuris, die de kampioenenrij van Matthijs Vermeulen, Willem Pijper, Henk Badings, Rolf Escher en Ton de Leeuw voorlopig afsluit. Dat is zeker te verdedigen, maar misschien dat daar later de figuur van Richard Rijnvos als zevende grootmeester aan kan worden toegevoegd. Want deze internationaal hoog geschatte componist van onder meer de tachtig minuten omvattende cyclus ‘Block Beuys’ (1995-2000) had niet mogen ontbreken in Samama's overzicht. Vreemd genoeg ontbreekt Rijnvos ook in het overzicht Donemus: vijftig jaar tussen componisten en publiek van Johan Kolsteeg (ook al zo'n omissie bij Samama), maar daar kun je nog begrip voor opbrengen, gezien het feit dat Rijnvos weliswaar uitvoerig gedocumenteerd staat in de Donemus-archieven, maar zijn werk zelf daar niet is ondergebracht. Nog een boek dat Samama had moeten vermelden is Het HonderdComponistenboek onder redactie van Pay-Uun Hiu en Jolande van der Klis, met onder meer een uitstekend overzicht van Gerrit Jan van Eijken. Maar ja, ook dát boek verdient spoedig een nieuwe druk.
Ten slotte zij er op gewezen dat het Holland Festival Oude Muziek in 2006 zijn vijfentwintigjarige jubileum vierde. Met geen woord rept Samama over dit nog steeds zo unieke festival. Hierbij een tip voor een eventuele derde druk: vergeet niet de boeken van Jolande van der Klis op te nemen, respectievelijk Oude muziek in Nederland 1900-1975. Het verhaal van de pioniers en Dertig jaar oude muziek in Nederland 1976-2006. Het succesverhaal van de historische uitvoeringspraktijk. Samama plaatst het hoofdaccent op de hedendaagse muziek, en dat is zijn goed recht. Maar de renaissance die de oude muziek beleeft is evenzeer ‘hedendaags’. Dat wordt alleen al bewezen door het feit dat Rijnvos' ‘Mappamondo’ op 26 augustus 2006 uitgevoerd werd in het kader van het Holland Festival Oude Muziek, met nog een première van Cornelis de Bondt naast Ciconia, Willaert, Liszt, Stravinsky en Nono. Veel boeiender kon een concert niet samengesteld worden.
Het grote verschil tussen de standaardwerken van Reeser en Samama, want zo mogen we ze wel noemen, enerzijds en Een muziekgeschiedenis der Nederlanden onder redactie van Louis Peter Grijp anderzijds, blijkt meteen uit de uitgave, waarbij niet alleen Amsterdam University Press / Salomé en de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Muziekgeschie-