Ons Erfdeel. Jaargang 49
(2006)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdTheaterfestival en TF-1: waarvandaan en waarheen?Het is rond het jaarlijkse Nederlands-Vlaamse Theaterfestival zelden rustig geweest. Niet alleen waren er de haast onvermijdelijke financiële problemen, ook in artistiek opzicht bleek er jaar in jaar uit het nodige te verhapstukken. Zo stond vrijwel zonder uitzondering de selectie van de jury ter discussie. Prominente critici van de grote dagbladen kregen niet zelden een volle kunstpagina de ruimte om de gemaakte keuzes en de gehanteerde criteria van commentaar te voorzien: te veel of te weinig Vlamingen, te veel of te weinig Nederlanders, te veel of te weinig grote zaal, te veel of te weinig avant-garde, en zo vrijwel onophoudelijk voort. Het meest curieuze festivaljaar was tot nu toe waarschijnlijk 2004, toen de negenkoppige jury opzij werd gezet en theatercriticus Martin Schouten in zijn eentje de bevoegdheid kreeg om te beslissen wat er van het seizoen 2003-2004 in reprise mocht. Zijn keuze was bepaald niet wereldschokkend, maar de overwegingen die eraan ten grondslag bleken te liggen, riepen niettemin enige vraagtekens op. Schoutens onderhoudende toneeldagboek, gepubliceerd onder de titel Een jaar in het duister, leek minder geschreven bij wijze van getuigenis om de gemaakte selectie toe te lichten dan als een zeer subjectieve, soms milde, soms scherpe afrekening met de minder fraaie kanten van - om de Grote Volksschrijver te citeren - ‘het zorgeloze kunstenaarsvolkje’. Het Theaterfestival volgens de curator-formule van Schouten was tegelijk het laatste in zijn soort. Alleen het Vlaamse filiaal bleef bestaan en in 2005 mocht Cis Bierinckx het in z'n eentje nog eens proberen.Ga naar eind(1) Als interimfestival was deze Vlaamse selectie behalve in het Brusselse Kaaitheater ten dele toch ook weer in de Amsterdamse Stadsschouwburg te zien, waardoor het er voor het publiek allemaal niet duidelijker op werd. Bovendien, al was de keuze van Bierinckx misschien minder middle-of-the road dan die van Schouten, er kwam weinig opwinding uit voort, de angel leek eruit, en mede door aanhoudende perikelen rond de subsidieverstrekking moest het festival andermaal op zoek naar een nieuwe formule. Die kwam er in 2006, met een afzonderlijke Nederlandse en Vlaamse variant. In Neder- | |
[pagina 588]
| |
land maakte op 17 mei 2006 Monique van der Ven, voorzitter van een vijfkoppige jury, via een digitale aankondiging de selectie bekend van TF-1, het nieuwe festival dat na de zomerstop op en rond het Leidseplein in Amsterdam te beleven viel. De jury selecteerde voor de grote zaal zes producties: Don Carlos van Toneelgroep Amsterdam en de Theatercompagnie, Opening Night van Toneelgroep Amsterdam en NT Gent, Turista van Het Toneelhuis, Brel 2 van Toneelgroep Oostpool, Platonov van het Ro Theater en Platform van NT Gent. Voor de kleine zaal werden vijf producties gekozen: Welcome in my backyard van Wunderbaum, U bent mijn moeder van Het Paleis, of / niet van TG Stan, Bagdad Blues van Keesen&Co en Quality Time van mugmetdegoudentand. Op dezelfde datum maakte de driekoppige Vlaamse jury de voorstellingen bekend die ongeveer in dezelfde periode in Antwerpen hernomen zouden worden. De volgende acht producties voor volwassenen: Au nom du père van Ceremonia en Het Toneelhuis, Fimosis van Theater Antigone, Hersenschimmen van het Ro Theater, Hoop van Het Toneelhuis, Oorlog van Theater Zuidpool, Opening Night van Toneelgroep Amsterdam en NT Gent, Platform van NT Gent en Rollende Road Show van Wunderbaum. En de volgende drie voor jongeren: Titus van Kopergietery, Van binnen moet je wezen van De Blauwe Engel en Het Woelige Baren en Verzeten van Luxemburg. De speciale aandacht voor het jeugdtheater werd nadrukkelijk gezocht na de leemte die was ontstaan als gevolg van het wegvallen van het Tweetakt Festival en de 1000Watt Prijs. Natuurlijk is het interessant de selecties van beide jury's met elkaar te vergelijken. Een in het oog springende overeenkomst vinden in de ruimhartige keuze voor NT Gent: met twee producties (Platform, naar de roman van Michel Houellebecq en Opening Night, een coproductie met Toneelgroep Amsterdam, naar de film van John Cassavetes) is het nieuwe gezelschap van Johan Simons geselecteerd voor zowel de Vlaamse als de Nederlandse editie.NT Gent & Toneelgroep Amsterdam, ‘Opening Night’.
Bovendien viel aan beide zijden Wunderbaum in de prijzen, het acteurscollectief dat als een ‘aanleungroep’ van NT Gent beschouwd kan worden. Dat Gent zich aan het ontwikkelen is tot misschien wel dé theaterstad van België, zou verder kunnen blijken uit de Vlaamse keuze voor Au nom du père, een coproductie van Toneelgroep Ceremonia en Het Toneelhuis, geregisseerd door de Gentse theatermaker Eric de Volder. En bij het jeugdtheater was dan ook nog de Kopergietery present met Titus, een rijk gevarieerde voorstelling over een eenzame slagerszoon. Natuurlijk valt niet alles op het conto van Johan Simons te schrijven, maar het lijkt of diens vertrek van Eindhoven naar de Oost-Vlaamse hoofdstad meteen de creatieve impuls heeft gegeven waarop gehoopt mocht worden. Te beoordelen of de selecties van Noord en Zuid recht doen aan het beste van het seizoen 2005-2006, blijft een heikele kwestie. Wat te denken bijvoorbeeld van de Nederlandse selectie voor Platonov van het Ro Theater? ‘Nog nooit zo'n heftige en open Platonov gezien’ roept de jury van TF-1. En: ‘Hedendaagse voorstelling, teruggebracht naar de essenties.’ Zet daar eens tegenover wat Marian Buijs schrijft in de Volkskrant (24 oktober 2005): ‘De verveling en de stuurloosheid van het stuk slaan gaandeweg over op de voorstelling zelf.’ En: ‘De voorstelling laat een warrige en onbevredigende indruk achter.’ Interessanter is het te kijken naar trends in de theaterwereld die tijdens de beide festivals aan het licht komen. Zo is het opvallend dat | |
[pagina 589]
| |
evenals in 2005 ook dit jaar en kele voorstellingen zijn geselecteerd op basis van prozateksten. Zoals Guy Cassiers bij het Ro Theater een paar jaar terug inspiratie vond in de grote romancyclus van ProustGa naar eind(2), zo lijkt het proza van Michel Houellebecq voor Johan Simons een vruchtbare bron van waaruit hij inmiddels drie voorstellingen heeft gemaakt - waarvan Platform nu dus geselecteerd is. Bovendien koos de Vlaamse jury de dramatisering van Bernlefs Hersenschimmen bij het Ro Theater. En dan is er ook nog de film. Behalve Opening Night was in het seizoen 2005-2006 bij de Utrechtse Paardenkathedraal een toneelbewerking van Paris, Texas (Wim Wenders / Sam Shepard) te zien. En eerder, in het seizoen 2004-2005, gingen minstens zes producties in première die gebaseerd waren op een filmscript. Kennelijk zoeken en vinden theatermakers tegenwoordig vaker hun heil buiten de kanten-klare toneelteksten, wat weleens frustrerend zou kunnen zijn voor de toch al weinige auteurs die in ons taalgebied in staat zijn een dergelijke tekst te schrijven: Peer Wittenbols, Don Duyns, Tom Lanoye, om er enkele te noemen. Bovendien dreigen, als gevolg van deze trend, de grote toneelklassiekers in de vergetelheid te raken, en (tussen twee haakjes) precies daar leek Joop van den Ende een gat in de markt te zien, toen hij in juni 2006 aankondigde in het vrije circuit een serie ‘Toneelmeesters’ te zullen starten waarin vanaf 2007 jaarlijks twee onvervalste klassiekers uit het wereldrepertoire te genieten zullen zijn. Dat lovenswaardige initiatief van Nederlands grootste makelaar in entertainment daargelaten, lijken de narratieve structuur van het proza en het ‘scenische’ concept van een filmscript kansen en uitdagingen te bieden voor een nieuw soort theater. In dit kader is het aardig wat Jan Lauwers, artistiek leider van de Needcompany, in 2005 in zijn toespraak bij de opening van het Theaterfestival in Brussel te vertellen had. Lauwers maakt onderscheid tussen een regisseur, die repertoire nodig heeft, en een kunstenaar, die zich bezighoudt met hetTheater Antigone, ‘Fimosis’.
medium theater in al zijn complexiteit. Het theater dat Lauwers vooropstelt is ‘theater waarin alle verschillende media die nodig zijn, samenkomen in het “beeld”.’ Het is evident dat de besproken ontwikkeling gepaard gaat met de enorme vooruitgang in de technische mogelijkheden binnen de podiumkunsten. Cassiers had zijn Proust-cyclus nooit kunnen realiseren zonder de multimediale middelen die het digitale tijdperk hem aanreikte. En ook andere voorstellingen die putten uit de bron van literatuur of cinema, hebben vrijwel altijd een complexe technische montage als basis. Die basis is niet alleen bepalend voor de scenografie, maar - en dat is het verschil met vroeger - voor de voorstelling als geheel. Waarmee tegelijk een mogelijk risico van deze opvallende trend gegeven is, namelijk dat de acteur er minder toe doet en dus de voorstelling beroofd wordt van emotie en bezieling. Alleen wanneer de multimediale toepassingen in balans blijven met het levende acteursspel, kan een voorstelling van dit type geslaagd worden genoemd. Gelukkig lijkt daarvan sprake in de geselecteerde producties van TF-1 en het Theaterfestival. Tot slot: wat betekent het gescheiden optrekken van Nederland en Vlaanderen voor de toekomst van het festival? De beide selecties laten in ieder geval zien, dat men aan weerszijden over de grens heen heeft gekeken en dat de huidige formule niet betekent dat men zich laat verleiden tot chauvinisme. Bovendien: het Nederlandse festival programmeerde in Amsterdam, binnen het zogenaamde ‘themaka- | |
[pagina 590]
| |
naal’ TF-4, ook nog eens twee voorstellingen uit de Vlaamse keuze, Fimosis en Oorlog. Dat het festival zich ontwikkeld heeft tot het tweekoppige monster dat het nu is, heeft dan ook niets te maken met de intenties van de organisatoren of de kunstenaars, maar alles met subsidies. Ik citeer nog maar eens Jan Lauwers die theater als kunstmedium economisch oninteressant noemt: ‘Men kan niet rijk worden in theater. De kans om als beeldend kunstenaar rijk te worden is zeer beperkt. De kans om als theatermaker rijk te worden is onbestaande.’ De koers die het theaterfestival in de komende jaren gaat volgen, zal dan ook minder worden bepaald door de theatermakers dan door de sponsors en de subsidieverstrekkers. Jos Nijhof TF-1: www.tf-1.nl. |