Ons Erfdeel. Jaargang 49
(2006)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdSonsbeek-paviljoen Aldo van Eyck herbouwdNa veertig jaar herbouwd en nog steeds bij de tijd. Het tijdelijke paviljoen dat Aldo van Eyck in 1966 ontwierp voor de vijfde beeldententoonstelling in het Arnhemse Sonsbeekpark is een klein wonder. Wie nu door het park bij het Kröller-Müller Museum in Otterlo komt aanlopen, ziet een eenvoudig rechthoekig gebouwtje, opgetrokken uit grijze betonblokken; binnen raak je verzeild in een verrassende wirwar van smalle steegjes, nissen, bankjes en pleintjes. Op de tocht door en om het paviljoen heen kom je een vijftigtal beelden tegen. Het zijn de vaste bewoners die je als bezoeker van dichtbij en vanuit verschillende gezichtspunten gadeslaat. Niet met die gerichte en afstandelijke museumblik, maar ongedwongen, als bij een toevallige ontmoeting. Soms nodigt de situatie uit om naast of tegenover een beeld op een bankje of lege sokkel te gaan zitten. Tien jaar geleden besprak Evert van Straaten, directeur van het museum, met Van Eyck (1918-1999) de mogelijkheid van een reconstructie van het paviljoen in de beeldentuin van het museum en nu vormt het een mooie tegenhanger van die andere mijlpaal in de naoorlogse Nederlandse architectuurgeschiedenis, het Rietveldpaviljoen. Dit paviljoen, oorspronkelijk gebouwd voor de Sonsbeektentoonstelling van 1955, werd ook na één zomer afgebroken. In 1965 herrees het, nog met toestemming van Gerrit Rietveld (1888-1964), in Otterlo. Het ontwerp van Rietveld heeft Van Eycks ideeën zeker beïnvloed. Anders dan Rietveld, | |
[pagina 586]
| |
die ruimtes creëerde die in open verbinding staan met de omringende natuur, koos hij voor een besloten, stedelijk karakter dat bovendien beter zou aansluiten bij de eigentijdse kunst. Van Eyck ging er van uit dat kunst autonoom is, schrijft Francis Strauven in zijn monografie over de architect, en zich niet behoeft te koesteren of meten met de natuur. Van Eyck: ‘If [art] relates to the physical world of nature at all it is through metamorphoses, but primarily it relates to itself. The landscapes that are sometimes disclosed are those of the mind. And like the mind, the dream and the city, they are caleidoscopic and labyrinthian. I decided therefore, that the new pavilion should pose something of the closeness, density and intricacy of things urban - that it should in fact be city-like, in the sense that people and artefacts meet, converge and clash there inevitably.’Ga naar eind(1) Het ontwerpproces nam veel tijd in beslag: er werden meer dan zestig voorstudies gemaakt. Een selectie uit deze tekeningen en enkele maquettes waren tot begin juni 2006 tentoongesteld in het prentenkabinet van het Kröller-Müller Museum. Het was spannend om te volgen hoe een vrij statisch, symmetrisch plan met (half)ronde en rechthoekige ruimtes zich gaandeweg ontwikkelde tot een dynamische synthese van rechte en halfronde vormen. De definitieve plattegrond bestaat uit een patroon van zes evenwijdige muren die vijf smalle gangen vormen van 230 cm breed; de totale oppervlakte bedraagt bijna tweehonderdvijftig vierkante meter. Grote en kleine halfronde vormen doorbreken dit patroon waardoor verbredingen en vernauwingen, open ruimtes en obstakels elkaar afwisselen. Openingen op strategische plekken in de muren zorgen voor mooie diagonale doorzichten. Twee lage borstweringen flankeren het gebouw dat op een rond platform staat. Het geheel is zo een doorlopend spel van tegengestelden: opengesloten, recht-rond, hol-bol. Er is geen logischMaquette van het Aldo van Eyck-paviljoen (1965) © Króller-Müller Museum, Otterlo - Foto Aldo van Eyck.
parcours of centraal plein, elke bezoeker moet zijn eigen weg zoeken. De herbouw was in handen van de architecten Abel Blom en Hannie van Eyck, de weduwe van Aldo. Zij maakten een zorgvuldige reconstructie van het oorspronkelijke ontwerp. Enkele aanpassingen waren echter noodzakelijk omdat het paviljoen nu langer meemoet dan één seizoen. Het originele niet doorzichtige platte dak werd vervangen door een transparant dak van gebogen kunststof dat rust op een stalen constructie. Hierin zit een nieuw afwateringssysteem verborgen. Voor sommige architectuur-puristen misschien te high-tech, maar mij stoorde het niet. Figuratieve stenen en bronzen beelden uit het interbellum en de jaren veertig en vijftig bepalen het decor op de eerste tentoonstelling in het paviljoen. Ze hebben na lange tijd het depot weer eens verlaten. Het gaat om relatief klein en kwetsbaar werk van beeldhouwers als Reijers, Draijer, Wezelaar, Wotruba, Termote, Jespers, Csáky, Raedecker, Krop en Epstein dat hier uitstekend tot zijn recht komt. Een enkel beeld is eerder of later ontstaan, zoals een monumentale zwarte schaal van Armando uit 1989, Wouters' portretbuste van Ensor | |
[pagina 587]
| |
(1913) en, verscholen in een donkere nis, het bijna levensgrote paar ‘De liefde’ (1917) van Mendes da Costa. ‘A special place for a real mystery’ noemt Van Eyck deze plek op een schitterende tekening, het sluitstuk van de lange reeks voorstudies. De tentoonstelling is klaar, de beelden hebben een plaats gevonden en Van Eyck geeft een laatste lichtvoetig commentaar. Waar nu het liefdespaar van Mendes da Costa staat, stond toen een beeld van Max Ernst. Afgaande op deze plattegrond was de keuze indertijd gevarieerder: Noguchi, Hepworth, Brancusi, Arp, Marini, Turnbull, Richier, Giacometti, Tajiri. Er zijn slechts een paar overlappingen: Wouters, Paolozzi en Visser. Door in te spelen op het idee van de ontmoeting, dat ook Van Eyck voor ogen stond, is de keuze misschien wat te anekdotisch uitgevallen. Zo kom je een havenarbeider (Minne), een mijnwerker (Polet), een negerin (Van Pallandt) en een ‘Verslagen overwinnaar’ (Wenckebach) tegen, met als dramatisch hoogtepunt ‘Stervend paard’ van Visser. Je mist het contrast met meer abstract en surrealistisch werk, wat de kwaliteit en levendigheid van de tentoonstelling versterkt zou hebben. Rietveld of Van Eyck, natuur of stad? Beide concepten hebben de tand des tijds goed doorstaan. Sterker nog, deze pendanten kunnen niet zonder elkaar. Vermoeid geraakt door de enerverende zoektocht door het labyrint van Van Eyck, verlang je naar de serene rust en overzichtelijkheid van Rietveld. En omgekeerd. Ten slotte een opvallende overeenkomst. In beide gevallen kwam de reconstructie van de paviljoenen mede tot stand dankzij financiële steun van Nederlandse architecten. De tekst op een gedenksteen bij het Rietveldpaviljoen gaat ook op voor Van Eyck: ‘Het was het gezamenlijk verlangen van vele van zijn collega's en vrienden daarmee hem te eren die met dit bouwwerk heeft duidelijk gemaakt hoe architectuur in ons leven verhelderend, zuiverend, bevrijdend en verblijdend kan werken.’ Din Pieters Kröller-Müller Museum, Houtkampweg 6, NL-6731 AW Otterlo, tel. + 31 (0)318 59.12.41, fax + 31 (0)318 59.15.15, information@kmm.nl, www.kmm.nl. |
|