Ons Erfdeel. Jaargang 49
(2006)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd‘Objectief met kalmte weergegeven volgens waarheid.’ Oorlogsdagboeken van Virginie LovelingOp 29 juli 1914 opent Virginie Loveling haar oorlogsdagboek: ‘In 't Oosten woedt de oorlog. / België mobiliseert’. Loveling, gevierd schrijfster aan het einde van haar carrière, is dan achtenzeventig jaar oud. De oorlog zou meer dan vier jaar duren. Loveling zou vier jaar lang bijna dagelijks schrijven in een dagboek dat door zijn omvang en door zijn blijvende betekenis al haar andere werken zou overtreffen. Ze bleek gedreven door een niet aflatende behoefte om te rapporteren, om de gruwel vast te leggen die ze zag en waarover ze hoorde en las, om haar dagelijkse indrukken te noteren, om de gedragingen van mensen en dieren te beschrijven. Een ‘prentje van den tijd’ noemt ze die notities (17 nov. '16). Ze schreef ze neer in de vorm van kleine verhalen, korte of langere bedenkingen, op losse blaadjes uit een schrift. Omdat op het maken van aantekeningen een absoluut verbod was uitgevaardigd, werden de blaadjes in kleine pakketjes samengenaaid en op diverse plaatsen in en rondom het huis verstopt. De drang om alles vast te leggen en te bewaren was sterker dan de obsederende angst dat ze zou worden ontdekt (het kon haar het leven kosten) en even sterk werd later, na de oorlog, de behoefte om het hele relaas naar buiten te brengen. Aan Emmanuel de Bom stuurde ze in 1920 een gedeelte op: ‘het ware mij onmogelijk uit al die kleine brokjes weder een geheel samen te voegen. | |
[pagina 469]
| |
Ik schreef het met persoonsgevaar. Verstopt langs alle kanten kwam het opgeschrevene er uit: soms onleesbaar door de haast, beschimmeld door den grond, beroest door de doosjes, waarin het stak, enz. Het geheel is overal objectief met kalmte weergegeven volgens waarheid.’ Van dit oorlogsdagboek is nu een nieuwe editie verschenen. Of beter: er zijn twee edities. Meulenhoff|Manteau brengt met Oorlogsdagboeken 1914-1918, bezorgd door Sylvia van Peteghem en Ludo Stynen, een bekorte heruitgave van de teksteditie In oorlogsnood. Virginie Lovelings dag boek 1914-1918, die met medewerking van Bert van Raemdonck, Isabel Vanzieleghem en Bart van Lierde door dezelfde editeurs Van Peteghem en Stynen eerder was bezorgd bij de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde in Gent (1999). Wat nu als leeseditie wordt aangeboden door Meulenhoff|Manteau is ongeveer de helft van het dagboek, een beperking die valt te betreuren, want van alle bekende oorlogsdagboeken - Belpaire, Streuvels, Verschaeve, Van de Woestijne, recent uitgegeven ook nog Joris van SeverenGa naar eind(1) - is dat van Virginie Loveling het meest directe, het meest volledige en ongetwijfeld ook de meest aangrijpende getuigenis. Men zou dan ook wensen dat het zo volledig mogelijk zou worden gedrukt en herdrukt, mét de aanvulling van het stuk dat is opgedoken na de publicatie van 1999. Maar gelukkig is het wél zo dat het geheel integraal online is gepubliceerd op de website van het Centrum voor Teksteditie van de Academie, in een originele vormgeving. Deze tekst werd bezorgd door Bert van Raemdonck en vormgegeven door Edward Vanhoutte en Ron van den Brande (http: //www.kantl.be/ctb/pub/loveling/html/index.htm) en is eveneens beschikbaar als gemakkelijkEen blaadje uit het dagboek van Virginie Loveling (maandag 31 januari 1916).
doorzoekbaar tekstdocument op de website van de Universiteitsbibliotheek Gent (http://hdl.handl.net/1854/3308). Een primeur! Een onbegrijpelijke nalatigheid van de Meulenhoff|Manteau-editie is dat het werk van tekstbezorger Van Raemdonck wel even in de ‘Verantwoording’ wordt vermeld, maar niet op de titelpagina zichtbaar is gemaakt. ‘Objectief met kalmte weergegeven volgens waarheid,’ noemt Virginie Loveling haar dagboek. Maar de lezer vandaag voelt nog steeds haar bewogenheid en vooral haar angst is met een soms naar de keel grijpende directheid weergegeven. Loveling is een begenadigd schrijfster, die, net als haar neef Cyriel Buysse, | |
[pagina 470]
| |
met een feilloos gevoel voor sprekende details, de werkelijkheid weet op te roepen en mensen weet te typeren. Haar blikveld is hier noodgedwongen beperkt: ze beschrijft het leven in Gent, dat tijdens de ‘grote oorlog’ tot het streng door militairen gecontroleerd gebied behoorde (‘Etappengebiet’), waar de Duitse soldaten toestroomden die even later naar het front werden gevoerd. Die soldaten werden ingekwartierd in het Citadelpark, vlak naast de Marnixstraat waar Loveling woonde, en ze werden er ook vaak als gewonden op transport teruggebracht. Loveling beschrijft het leven in de stad, waarin de vrijheden beperkt zijn, waarin het voedsel duur en schaars wordt. Ze noteert de stijgende prijzen, de woekerprijzen die de boeren opleggen, ze wandelt door de stad en de onmiddellijke omgeving ervan (waarvoor ze een pas nodig heeft) en ze noteert wat ze ziet: armoede, miserie, lompen. Zelf kan ze genieten van een bevoorrechte positie: haar nicht Alice, jongere zus van Cyriel Buysse, die zeer actief is in liefdadigheidsorganisaties van de stad, is haar vaste begeleidster bij veel van haar uitstapjes en brengt haar op plaatsen waar een ‘gewone’ burger niet binnenkomt. Zelfs is ze, dankzij de bemiddeling van Alice, een keer naar Nederland kunnen gaan (december 1915), waar ze haar neef Cyriel heeft bezocht, en ze is ook voor een langere periode van herstel naar een Duits kuuroord geweest (zomer 1918). Ze liep er groot gevaar omdat ze beschuldigd was van spionage, maar dat heeft ze pas na afloop vernomen. Die lange passage over het in die periode toch wel vreemde verblijf in Duitsland - een ‘uitweiding’ zegt de verantwoording - is in de leeseditie echter niet opgenomen. Loveling schrijft niet alleen over wat ze ziet, maar ook over wat ze verneemt. Ze klaagt er telkens opnieuw over dat de kranten de waarheid verbloemen. De Nederlandse krant NRC (waar Van de Woestijne zijn oorlogsindrukken in publiceerde) was in het Gentse ‘Etappengebiet’ ten strengste verboden en niet beschikbaar. Wat binnen haar bereik ligt, gaat ze zelf bekijken. Op 8 september 1914 verneemt ze dat in Kwatrecht en Melle huizen en hofsteden in brand zijn gestoken en dat er vele doden zijn gevallen, allen Belgische vrijwilligers. De volgende ochtend vroeg spoort ze er met de tram al heen: ze wil weten wat er is geworden van twee van haar vriendinnen, die in Melle wonen. Ze maakt uitgebreid notities, ze probeert weer te geven wat er in de blik ligt van de mensen, ze kijkt, luistert en ruikt: ‘Een reuk van verzenging heerscht over heel de streek. Puinen rooken nog.’ Opvallend, ook bij de meest schrikbarende taferelen, is dat ze steeds weer aandacht heeft voor de natuur, voor het weer, voor de nachtelijke sterrenhemel die ze observeert in haar vele slapeloze nachten. Het is een natuur die, net als de mens, haar eigen werk vernietigt, is een van haar bedenkingen. Vaak wordt het ‘objectieve’ registreren begeleid door verontwaardigde, zeer emotionele reacties: ‘Medelijden, afgrijzen, diep menschenwee bestormt mijn hart. Akelige beelden rijzen voor mijn geest op; al die jonge mannen, welke zingen met opgeschroefden moed, die kinderen en zieken uit den slaap opwekken, wat zijn zij anders dan weldra begravenen, toekomstige geraamten, doodshoofden!’ (31 maart 1915). Het is vooral de angst die toeneemt en die haar tegen het einde van de oorlog ook zenuwziek maakt. Een rode draad in het dagboek is de angst om betrapt te worden, een zeer reële angst want ze werd inderdaad ook thuis gecontroleerd, tot in haar handwerkmandje toe. ‘Mijn geschreven pak wordt weder zoo groot en waar het te verbergen? Er loopen zulke beangstigende berichten rond van gevaar en strenge straffen bij 't ontdekken van iets dergelijks’ (8 januari 1916). Doodsangst ook: ‘Ik zou toch graag leven tot na het sluiten van den vrede’ (23 januari 1916). Maar ze blijft ‘door den drang van [haar] natuur gedwongen dit dagboek voort te schrijven.’ En tegen de Duitse officieren die bij haar ingekwartierd zijn blijft ze beleefd: ook in de vijand blijft ze in de eerste plaats de mens zien. Uit dit oorlogsdagboek komt niet alleen een groot schrijfster tevoorschijn, maar ook een groot mens. Het is zeer te hopen dat de lezers van deze nieuwe editie zullen teruggrijpen naar de vollediger publicatie van 1999 en, nog beter, op zoek zullen gaan naar de integrale publicatie op het internet. Anne Marie Musschoot virginie loveling, Oorlogsdagboeken 1914-1918, Meulenhoff|Manteau, Antwerpen/ Amsterdam 2005, 432 p. Bezorgd door |
|