Hugo Brandt Corstius (o1935) - Foto Klaas Koppe.
waar
alles in staat. Dus niet alleen
Kees de Jongen als boektitel, maar meteen ook de complete tekst, plus bij je eigen naam alles over jezelf, dus tevens dat je een encyclopedie hebt samengesteld waar alles in staat, maar dat wist je al want je hebt 'm zelf geschreven.
Dit tekent Hugo Brandt Corstius ten voeten uit. Hij leest een boek en slikt niet als zoete koek wat hij krijgt voorgeschoteld, maar hij is kritisch en bedenkt meteen een gewaagd en oorspronkelijk plan hoe het beter zou kunnen.
Ook de korte toelichting die Brandt Corstius nu boven zijn jeugdige encyclopedieplan heeft geschreven, tekent hem ten voeten uit. Hij liet, schrijft hij, twee zinnen weg, omdat die te persoonlijk waren.
Brandt Corstius is een briljante schrijver. Hij is onafhankelijk, eigenzinnig, scherp, origineel, hij denkt en schrijft met een enorme helderheid, maar hij laat weinig tot niks van zichzelf zien. Hij heeft tot nu onder dertig namen geschreven, maar voor zover ik dit heb kunnen volgen, heeft hij geen van deze personen echt tot leven kunnen wekken - of ze nu Raoul Chapkis heetten, Maaike Helder, Dolf Cohen, Victor Baarn, Battus, Stoker, Piet Grijs, Manneke Pik of Batticus. Zonder twijfel is dit een bewuste keuze van Brandt Corstius. Hij vindt dat het persoonlijke er in stukjes niet toe doet. Het gaat om de gedachte, om de ideeën die je te melden hebt.
Ik ben dat niet met hem eens. De waarachtigheid van gedachten en ideeën neemt toe, is mijn ervaring, als je open en eerlijk laat zien hoe die met je eigen leven verweven zijn. Wie op die manier schrijft, maakt zichzelf natuurlijk wel kwetsbaar. Dit raakt mijn voornaamste bezwaar tegen veel columns en boeken van Hugo Brandt Corstius, inclusief dit boek. Je weet nooit helemaal zeker of hij meent wat hij schrijft. Het kan allemaal spel zijn, een scherpzinnig en intellectueel spel, maar toch.
‘Wie mij leest moet zelf ook werk doen’, schrijft hij op pagina 132 van Klein maar zijn. ‘Hij moet uitzoeken wat ik meen, wat ik niet meen, wat ik lieg en een enkele keer waarin ik me vergis.’ Dit stukje is ondertekend door Piet Grijs, maar het jaartal ontbreekt. Vergeten? Slordigheid? Ik denk het, maar bij Hugo Brandt Corstius blijft dat onzeker en dat vind ik onbehaaglijk. Dat geldt ook voor het onvermeld laten van de bronnen waarin de stukken oorspronkelijk zijn verschenen. In 1965 schreef ‘B.C.’ een stukje onder de titel ‘Nationaliseer het denkvermogen’. Dat begint als volgt: ‘In mijn straat staan zeker honderd sets encyclopedieën, in heel Nederland wel over het miljoen. Een centrale computer kan de beste, meest up-to-date encyclopedie herbergen en iedere abonnee op het denknet kan op elk moment elke informatie krijgen die hij vraagt.’
Briljant, denk je dan. Brandt Corstius voorzag daarmee al in 1965 de komst van internet (‘denknet’), en misschien zelfs al een klein beetje de komst van Wikipedia. Maar waar schreef hij dit? In welke bron? Dat kom je niet te weten, want zoals gezegd: iedere bronvermelding ontbreekt. Ik denk niet dit een grap is, maar bij een man die zo graag met identiteiten en woorden goochelt, weet je het nooit. Zo vertrouw ik ook helemaal niet dat dit werkelijk de kortste stukken zijn die Hugo Brandt Corstius de afgelopen zestig jaar heeft geschreven. Stukken van drie pagina's de kortste? Welnee, Brandt Corstius heeft simpelweg een selectie gemaakt van relatief korte stukken die hij de moeite waard vond.
Dat zijn ze trouwens ook. Liefhebbers van eigenzinnige en scherpe observaties zullen in dit boekje veel van hun gading vinden. Hugo Brandt Corstius heeft zelfs een paar stukjes