stelling is teleurstellend. Plaats en tijd van de depressies worden inderdaad vermeld, maar over het waarom laat Hazeu zich nauwelijks uit. Ze zouden vandoen hebben met Vestdijks chemische huishouding lezen we ergens, maar wat moet de lezer met de opvattingen over het ontstaan van depressies van Vestdijk zelf en psychiater Dries van Dantzig? De laatste komt in het boek uitvoerig aan het woord over Vestdijks negatieve ouderbinding, maar over wat deze standpunten volgens Hazeu waard zijn lezen we helaas niets.
Ik ben het met Hazeu eens dat de biograaf geen psychiater is, maar dit laat onverlet dat hij zich dient te verdiepen in de psychische gesteldheid van zijn onderwerp en haar moet verbinden met diens leven en werk. Vooral visies van tijdgenoten op verschijnselen als depressie en angst dienen daarbij betrokken te worden. Het is interessant te weten hoe hedendaagse psychiaters tegen een depressie aankijken, maar voor een biograaf is het belangrijker te onderzoeken wat de ziekte in het eigen tijdsgewricht heeft betekend voor patiënt en samenleving. Het schetsen van deze constellatie is een lastige opdracht, maar zij hoort bij het werk van een interdisciplinair werkende biograaf.
Hazeu blijft niet alleen op psychologisch niveau in gebreke, ook in literair-historisch opzicht presteert hij ondermaats. Het is een van de taken van de biograaf het werk van een schrijver in de context van de tijd te plaatsen en te wegen. In Vestdijk. Een biografie blijft de focus eendimensionaal gericht op Vestdijk en wordt voorbijgegaan aan ontwikkelingen om hem heen. ‘Het literaire klimaat was in die jaren erg tegen Van het Reve, Hermans en Blaman’, lezen we bijvoorbeeld over de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog, en het was Vestdijk die het opnam voor deze literaire nieuwlichters. De analyse is onvolledig en onhandig in haar formulering. Juist in schrijverskringen werd vlak na de Tweede Wereldoorlog de stille revolutie van de jaren vijftig voorbereid en het waren ook anderen die de pen ter hand namen en tekeer gingen tegen de heersende moraal door te schrijven over de genoemde auteurs. Een brede analyse had de rol van Vestdijk in dit literaire klimaat niet minder belangrijk gemaakt, eerder interessanter. Door de context zo te marginaliseren en hem op eenzame hoogte te plaatsen doe je Vestdijk als belangrijk auteur geen recht.
‘Uitspraken van Vestdijk over het werk van Vestdijk door hedendaagse critici vond ik zeker zo belangrijk als de receptie van het werk in het verleden’, schrijft Hazeu. Een bonte verzameling van vaak nietszeggende reacties op het werk van Vestdijk is het resultaat van deze benadering. Hij citeert bijvoorbeeld Kees Fens, die in een interview met Max Pam gezegd zou hebben: ‘Toen ik voor het eerst Terug tot Ina Damman las, was ik zeer geëmotioneerd.’ Dat is interessant voor de biograaf van Fens, maar niet voor de lezer van de biografie van Vestdijk. En wat moet die denken van een lang citaat uit een in 2005 geschreven brief van Hazeus vriend Jan van der Vegt, die hem voor een studiereis naar Toledo had meegedeeld dat Vestdijks roman Het vijfde zegel een prachtig slot heeft? Dit is decorumverlies. Persoonlijke correspondentie van de biograaf met vrienden en kennissen is geen bouwsteen voor een receptiegeschiedenis en wekt irritatie op bij de lezer.
Schrappen zou ik zeggen, net als de vele vreemde noten. Een voorbeeld. Als Vestdijk tijdens de Tweede Wereldoorlog als gijzelaar in St. Michielsgestel verblijft, wordt hij door een medegijzelaar als volgt gekarakteriseerd: ‘Vestdijk is een vieze man. Hij loopt op blote voeten naar de wc.’ In de daarbij horende noot 705 verwacht je een serieuze bron van deze curieuze uitspraak, maar daar staat: ‘Mededeling toenmalige schoonzoon Willem G. van Maanen aan Wim Hazeu, 2003’. Een lezer van een biografie moet kunnen nazoeken of de informatie betrouwbaar is. Verslagen van theevisites horen daarom in een biografie niet thuis
Ondanks de niet aflatende kritiek op zijn boeken gaat Hazeu onvermoeibaar door. Nog voordat de Groningse pedel volgens plaatselijk gebruik ‘Hora finita’ had geroepen, berichtte de pers over zijn voornemen in 2010 een biografie van de dichter Lucebert te publiceren. Ik bewonder Hazeus werklust, maar betreur de gevolgen daarvan voor de literatuurhistorie. Met alle respect, Lucebert verdient beter.
Koen Hilberdink
wim hazeu, Vestdijk. Een biografie, De Bezige Bij, Amsterdam, 2005, 1.005 p.