Jaap Gidding (1878-1955)
Van een andere orde zijn de ontwerpen van Jaap Gidding. Deze duizendpoot werd recentelijk aan de vergetelheid ontrukt door Museum Boijmans-van Beuningen in Rotterdam. Op de expositie was goed te zien wat een weids palet aan creaties deze man heeft nagelaten. Naast een viertal ‘stijlkamers’ werd ruim baan gegeven aan ‘losse’ decoratieve ontwerpen. Kleuren van de wanden en ander tentoonstellingsmeubilair waren gekozen uit een kleurwaaier die Gidding voor de firma Molijn had samengesteld.
Jaap Gidding en zijn broer Jan kregen na hun vaders dood in 1914 de leiding over het familiebedrijf voor decoratieschilderwerk. Het bedrijf bloeide. Jaap groeide uit tot een van de meest toonaangevende decorateurs van zijn tijd. Stilistisch gezien wordt hij vaak gerekend tot de expressionistische tak van de Amsterdamse School, maar dat is slechts ten dele terecht. Zeer bekend is hij niet meer en dat heeft te maken met de versobering van het decoratieve na de Tweede Wereldoorlog, zijn dubieuze rol in die oorlog en het nadien negeren door critici en kunsthistorici. Ook het feit dat vrijwel al zijn decoraties voor (semi-)openbare gebouwen zijn vernietigd, draagt daaraan bij. Wie iets van zijn vermogens op dat vlak wil bewonderen, bezoeke de volledig gerestaureerde Tuschinski-bioscoop in Amsterdam. Voor deze overdadig gedecoreerde bioscoop tekende Gidding voor muurschilderingen en tapijten.
Vaas ontworpen door Jaap Gidding, ca. 1927, beschilderd glas, Glasfabriek Leerdam - Collectie Museum Boijmans- van Beuningen, Rotterdam.
Jaap Gidding werkte hoofdzakelijk in opdracht. Het overzicht dat de auteurs van het bij de expositie in Rotterdam uitgegeven boek bieden, is indrukwekkend. Gidding ontwierp voor horecagelegenheden, bioscopen, theaters, winkels, woonhuizen, schepen en tentoonstellingen. Zijn decoraties betreffen, naast de genoemde schilderingen en tapijten, onder andere glas-in-loodramen en mozaïeken. Losse ontwerpen leverde hij voor vele soorten textiel (als trijp en damast), behang en vanaf midden jaren twintig ook keramiek (voor liefst vier verschillende bedrijven) en glas (Glasfabriek Leerdam). Het hoogtepunt van zijn bedrijvigheid lag in 1925 wanneer er tapijten naar zijn ontwerp te zien waren in het Nederlands Paviljoen op de wereldtentoonstelling in Parijs.
Hoe verhoudt de art deco van Gidding zich nu tot die van de Haagse School? Begin maart 2006 kwam een groep specialisten bijeen om te luisteren naar voordrachten van de auteurs van de hier besproken boeken en van de samenstellers van de tentoonstellingen. Timo de Rijk benadrukte nog maar eens dat de art deco een verzamelnaam is voor tal van onderstromen, waarbij hem één aspect het meeste opviel: art deco is niet de zoveelste stroming die past in een bespreking als stijlgeschiedenis, maar is