stempel op de Europese samenleving gedrukt. Dat bestuurlijke succes verklaart deels waarom historici of politicologen zich zo weinig met het specifiek christendemocratische gedachtegoed hebben ingelaten. Christendemocraten heten immers doeners en geen denkers te zijn, bestuurders en geen filosofen.
Er is wellicht nog een ande re reden: academici laten zich bij de keuze van hun onderwerpen leiden door hun sympathieën. Alleen dat kan verklaren waarom sociale wetenschappers de afgelopen decennia bijvoorbeeld zoveel aandacht hebben besteed aan de zogeheten ‘nieuwe sociale bewegingen’ of de groene partijen. Vandaag lijkt er in dat opzicht wel wat te veranderen. Bij de jongere generatie sociologen en politicologen is het niet ongewoon om mensen te vinden van wie de politieke voorkeuren veeleer in het politieke centrum liggen. Zo maakte de Leuvense politicoloog Wouter Beke er nooit een geheim van dat hij zijn academisch werk combineerde met een politiek engagement in de CD&V Beke schopte het tot nationaal ondervoorzitter en tot senator. Tezelfdertijd schreef hij ook een proefschrift over zijn partij, dat nu in boekvorm is verschenen.
De opzet van het proefschrift is origineel. Christendemocratische partijen worden altijd beschreven als een tot mislukken gedoemd verstandshuwelijk, als het resultaat van een ongemakkelijk compromis tussen groepen met uiteenlopende belangen. Die heterogeniteit veroordeelt de partijen dan tot een onbevredigende centrumopstelling, die vroeg of laat tot afsplitsingen en afscheuringen moet leiden. Beke hanteert een ander perspectief: we moeten de ambitie van de christendemocratische partijen om ‘volkspartij’ te zijn letterlijk nemen en ze vanuit die optiek bestuderen. Christendemocraten geloven in belangenharmonie en willen die ook binnen de partij realiseren. Zo stelde de CVP zich bij haar ontstaan nadrukkelijk open voor iedereen - gelovig of ongelovig, werkgever of werknemer, Vlaming of Waal - die de christelijke grondwaarden
10 juli 1955: betoging tegen een wetsontwerp van de Belgische socialistische minister van Onderwijs Collard. Op de foto onder meer de christendemocraat Pierre Harmel, die minister van Onderwijs was vóór Collard en in 1965-'66 even premier zou worden, en zijn partijgenoot Theo Lefèvre, premier van 1961 tot 1965.
van de westerse beschaving onderschreef. Beke analyseert hoe de partij probeerde de daaruit voortvloeiende tegenstellingen tussen verschillende belangen en facties in evenwicht te brengen.
In de politicologische literatuur wordt de christendemocratie vaak opgevoerd als voorbeeld van de catch all party. Die term wordt niet in positieve zin gebruikt. Het gaat om de evolutie waarbij partijen, om aantrekkelijk te zijn voor alle mogelijke kiezers, ideologisch steeds meer water in de wijn doen. Beke ziet partijen als politieke systemen in miniatuur, waarbij hij de catch all party vergelijkt met de pacificatiedemocratie. Pacificatie vormt in verdeelde samenlevingen een manier van conflictoplossing, waarbij wordt gekozen voor machtsdeling. België vormt daarvan een voorbeeld: rond elk van de politieke breuklijnen ontstonden gepolariseerde machtsblokken. Ten aanzien van elk van die breuklijnen werden pacten gesloten, waarbij de machtsblokken de politieke invloed verdeelden. In heterogene samenlevingen is dat vaak de best mogelijke oplossing. De politicoloog Arend Lijphart bestudeerde de spelregels van de pacificatiedemocratie. Die spelregels gebruikt Beke als leidraad om de geschiedenis van de CVP te schrijven.
Beke neemt niet weinig hooi op zijn vork. Hij bestudeert hoe de drie grote conflicten binnen de Belgische politiek - de levensbeschouwelijke, sociaal-economische en communautaire kwesties - in de periode 1945-1968 ook binnen de CVP tot tegenstellingen