vluchten als ze individueel vervolgd worden in eigen land. Dat mensen die in hun land niet meer veilig zijn naar hier moeten kunnen komen en hier erkend kunnen worden als vluchteling, daar is iedereen het mee eens. De problemen beginnen echter bij de vraag welke criteria moeten worden toegepast om mensen al dan niet het vluchtelingenstatuut toe te kennen, welk soort selectieprocedure daarvoor gebruikt moet worden en de vraag op welke manier we moeten omgaan met mensen die in het kader van een asielaanvraag naar hier gekomen zijn maar niet als vluchteling erkend kunnen worden. Verschillende Europese lidstaten worden bovendien geconfronteerd met een relatief grote instroom van asielzoekers terwijl de procedure slechts een laag erkenningspercentage oplevert. De asielprocedure wordt door heel wat mensen gebruikt die er juridisch gezien niet in thuishoren. Dat brengt heel wat kosten, opvangproblemen, problemen met het tijdig verwerken van dossiers en andere praktische beslommeringen met zich mee.
De pogingen om een goed asielbeleid uit te bouwen, zitten hierdoor gekneld tussen het respecteren van de rechten van (kandidaat)vluchtelingen enerzijds en het zoeken naar een praktisch haalbare en betaalbare procedure anderzijds. Om dit laatste te verwezenlijken, worden in de verschillende Europese lidstaten, ook in België en Nederland, steeds meer maatregelen getroffen die direct of indirect tot doel hebben het aantal asielaanvragen te verminderen en de procedure te versnellen. Volgens de auteur van het voorliggende boek ligt de nadruk van het Nederlandse asielbeleid veel te veel op dit streven naar ambtelijke efficiëntie, waardoor het beleid eenzijdig restrictief wordt. In Europa is ‘een wedloop in gestrengheid’ aan de gang tussen de lidstaten en Nederland loopt hierbij voorop. Volgens Verbaas is Nederland ‘een gidsland voor hardvochtige asielpolitiek’: het beleid wil mensen afschrikken om naar Nederland te komen om er asiel aan te vragen, en de mensen die er komen, moeten zo snel mogelijk een beslissing krijgen, en liefst een negatieve.
Verbaas schrijft over de asielprocedure vanuit een deelnemersperspectief. Jarenlang was hij rechtshulpverlener van asielzoekers. Nu werkt hij bij het Nederlands juristen Comité voor de Mensenrechten. Het boek staat vol voorbeelden uit zijn praktijk of die van zijn collega's. Het boek toont goed aan dat het asielbeleid er best mooi kan uitzien op papier, maar dat het praktisch organiseren van een rechtvaardige en menselijke asielprocedure een bijzonder moeilijke aangelegenheid is. Verbaas verzet zich dan ook niet tegen het feit dat mensen worden af- en uitgewezen. Hij weet dat er mensen zijn die asiel aanvragen op basis van vervalste documenten en fictieve verhalen, en deze mensen komen niet in aanmerking voor asiel, punt uit. Hij heeft het vooral moeilijk met de politieke keuze - namelijk ‘we willen zo weinig mogelijk mensen als vluchteling erkennen’ - die volgens hem achter het huidige beleid schuilgaat en in heel wat misstanden resulteert: er worden criteria gehanteerd die niet ter zake doen (bijvoorbeeld het bezit van identiteitsdocumenten, het kennen van de reisroute, concept ‘veilige landen’), rechtsregels, informatie uit de landen van herkomst en elementen uit het verhoor worden ad hoc geïnterpreteerd ‘erop uit om af te wijzen’, er is een turboprocedure uitgewerkt die te weinig rechtsbescherming biedt, de opvang wordt geweigerd of minimaal gehouden om ‘een aanzuigende werking’ tegen te gaan, enzovoort. Het vonnis van de jurist Verbaas is dan ook niet mild: ‘Het asielrecht is het wilde westen van dat deel van het recht dat bestuursrecht