ste doeken hanteert. Het aftasten van kleur en vorm, zijn bewuste keuze voor het schilderen. Verder in de ruimte valt de tentoonstelling ‘de boom, het park, het bos’ van Thé van Bergen te bewonderen. De werken zijn krachtig genoeg om tegen de enorme galerij op te boksen. De kleuren tinten fel, de verf is in verschillende richtingen aangebracht. Dik, alsof haar aanwezigheid sterk beklemtoond moet worden. Elke borstelstreek is te volgen op de heldere, bijna gestileerde afbeeldingen. Het lijken emblemen, logo's. De doeken die mij persoonlijk het meest charmeren, zijn net die werken waarin enige subtiliteit rest. Een lyrische kleurovergang, een helder groen dat vanonder het zwart tevoorschijn komt en tegen het zachte roze oplicht: kleinigheden, onnauwkeurigheden. Een boom die net iets onhandiger is afgelijnd, een vlek die vanuit de ondergrond lijkt door te komen. Toch lijken er tussen de werken onderling nog meer verschillen te zijn. Het is alsof de expositie in een paar stromingen uiteenvalt, doeken die meer naar abstractie of net meer naar figuratie neigen. Dat is nogal onsamenhangend voor iemand die al zo'n lang parcours heeft afgelegd.
Thé van Bergen wordt in 1946 in Achterveld in Nederland geboren. In 1964 besluit hij naar de Tekenacademie in Tilburg te gaan. Na het beëindigen van die studie trekt hij in 1970 naar het Nationaal Hoger Instituut voor Schone Kunsten in Antwerpen om zich daar te vervolmaken in de schilderkunst. Sindsdien verblijft hij in die stad en wordt hij steeds vaker beschouwd als een Antwerpse schilder. Hij is sinds 1975 docent tekenen en schilderen aan de kunstacademie van St.-Joost in Breda en sinds 2000 docent schilderen aan de Koninklijke Academie in Gent. Op gezette tijden geeft hij gastcolleges, onder andere aan het HISK en het Frank Mohr Instituut in Groningen.
Bijzonder voor Van Bergens oeuvre is de besliste keuze die hij maakt voor de schilderkunst. Dat doet hij in een periode waarin de kunstscene gedomineerd wordt door het conceptuele. Misschien had hij, in een periode waarin het experiment overheerste, als geen ander behoefte aan een kader. Zijn zoeken is een zoeken in het medium zelf. Van Bergen concentreert zich in zijn beginperiode op het schilderen zelf als onderwerp. Hij onderzoekt de essentiële, ondertussen klassiek geworden
Thé van Bergen, ‘Het bos’, 100 × 80 cm, 1990 + 1997.
schilderkundige problematieken over de vraag hoe een schilderij tot stand komt. Hij heeft het in zijn werk over de kracht van de penseelstreek, het gelaagde van verf. Om deze kwesties zo zuiver mogelijk te kunnen benaderen, sluit hij in zijn eerste doeken elke figuratie uit en concentreert zich op het schilderij als object. Dit resulteert in gepassioneerd geschilderde doeken waarop de verf dik is aangebracht en waarin elke penseelstreek, elk gevecht met het doek tot in het detail te volgen is. Hij documenteert deze zoektocht, geeft er zijn opvattingen over. Dat doet hij in korte aantekeningen op witte blaadjes papier, een beetje zoals de exemplaren die in het voorportaal van Campo&Campo hangen. In het midden van de jaren '80 begint Van Bergen figuratie in zijn werk te brengen, al blijft hij dezelfde, uit zijn abstract werk afgeleide, techniek gebruiken. De eerste figuratieve ingrepen blijven summier, maar evolueren naar het werk dat in Campo&Campo te bewonderen was.
De tentoonstelling ‘de boom, het park, het bos’ behandelde Thé van Bergens werk in de periode tussen 1989 en 2005. Aan de hand van die drie genoemde categorieën laat de kunstenaar volgen hoe in een periode van zestien jaar bepaalde motieven ontstaan, opnieuw opduiken, confrontaties aangaan met een of meerdere andere motieven en zo een ongeschreven verhaal gaan vertellen. De boom staat volgens de kunstenaar voor de kern, het archetype.