Ons Erfdeel. Jaargang 49
(2006)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 247]
| |
Een schrijftafel en een sterfsofa
| |
[pagina 248]
| |
Het Theo Thijssen Museum in Amsterdam.
Dit vertrek werd gereconstrueerd. Het Historisch Genootschap J.A. Leeghwater is eigenaar van het museum en het wordt gerund door vrijwilligers.Ga naar eind(2) Aan Vlaamse kant werd in Brugge in 1926 het Guido Gezellemuseum opgericht in het geboortehuis van de dichter. Het museum valt onder de stedelijke overheid. Gezelles leven en oeuvre worden aan de hand van tekstpanelen en voorwerpen in beeld gebracht. In Zichem is het Museum Huize Ernest Claes eveneens ondergebracht in het geboortehuis. Van 1967 tot 1983 was de negentiende-eeuwse hoeve privé-eigendom van Jan van Hemelrijck, die er een museum annex woonhuis van maakte. Van Hemelrijck kende Claes persoonlijk: de schrijver heeft zijn eigen museum nog mee helpen inrichten. Sedert 1993 is de stad Scherpenheuvel-Zichem ervoor verantwoordelijk. In Ingooigem opende het provinciebestuur van West-Vlaanderen in 1980 Het Lijsternest als schrijversmuseum. Stijn Streuvels leefde en werkte er van 1905 tot aan zijn overlijden in augustus 1969 Na elke ontvangst van een nationale prijs breidde de auteur zijn woning uit. Op gezamenlijke wandelingen had Streuvels met schilder Albert Saverys overleg over de kleuren van de veranda en de keuken. Het roze huis op de Uwenberg in Beersel liet het Zwitserse echtpaar Hess-de Lilez dan weer speciaal voor Herman Teirlinck optrekken. Hoewel deze villa eigendom bleef van het echtpaar Hess, heeft Teirlinck er vanaf 1936 dertig jaar lang gratis mogen wonen. In 1979, honderd jaar na de geboorte van de auteur, kocht de gemeente Beersel het huis en de omringende tuin aan. Twee jaar later was het als schrijversmuseum gereed. | |
[pagina 249]
| |
In Deerlijk richtte de vzw Stichting René de Clercq in 1991 een museum op in het geboortehuis van deze auteur, politieke figuur en conservator van het Wiertzmuseum. Het gelijkvloers van deze volkswoning uit 1790 herinnert met de gereconstrueerde woonkamer, keuken en bakoven aan de tijd van De Clercq. De verdieping werd ingericht als museumruimte, voorzien van een chronologisch-thematische presentatie. | |
Nieuwe pandenLang niet alle huizen zijn bewaard gebleven of kregen een museumfunctie. Het Theo Thijssen Museum werd gered van de sloop en het geboortehuis van Maurice Maeterlinck in Gent werd een administratief gebouw. Naast de hierboven opgesomde in situ-musea, waarbij zowel het historische gebouw als de inhoud van het museum deel uitmaken van de schrijversnalatenschap, zijn er in Nederland en Vlaanderen ook nog schrijversmusea in nieuwe panden ondergebracht, al dan niet in relatie met de geëxposeerde schrijver. Zo bevindt het Provinciaal Museum Emile Verhaeren (Sint-Amands-aan-de-Schelde) zich in een nieuw multifunctioneel gebouw neergezet op de geboorteplaats van de dichter. Het Louis Couperus Museum in Den Haag werd ondergebracht in een gedeelte van de woning van voordrachtkunstenaar en bekend Couperusbewonderaar Albert Vogel, die deze museale bestemming bij testament had vastgelegd. Dit pand ligt overigens vlakbij Couperus' geboortehuis en het huis waar hij zijn Eline here neerschreef. Het A.M. de Jong-museum is op zijn beurt ingericht in een recent gebouw, het A.M. de Jong-huis, in Nieuw-Vossemeer. Ondanks de verschillende overheden en locaties hebben alle schrijversmusea in Nederland en Vlaanderen te kampen met dezelfde problematiek inzake presentatie en conservatie van hun literair erfgoed. Een voortdurend probleem blijken de nogal lage bezoekersaantallen en een steevast wat oudere doelgroep. Deze vaststelling geldt alleen voor monothematische schrijversmusea. Ze gaat niet op voor streekgebonden musea, die naast hun uitgebreide collectie een vertrek hebben gewijd aan een bepaalde schrijver, omdat hij uit de omgeving afkomstig was. Zo werd er in het Museum Rijswijk een Tollenskamer ingericht en een Simon Vestdijkkamer in het gemeentemuseum het Hannemahuis (Harlingen). De Louis Paul Boonzaal in het Stedelijk Museum in Aalst geldt evenzeer als voorbeeld. De schrijversmusea lijden eronder dat de geëxposeerde schrijvers (negentiende - begin twintigste eeuw) in steeds mindere mate worden gelezen op de middelbare scholen. In tegenstelling tot musea met beeldende kunst is de presentatie van boeken of geschreven documenten in een steeds visueler ingestelde maatschappij niet evident. Om de daling van bezoekers tegen te gaan en ter profilering van hun collectie voeren alle schrijversmusea steevast een dynamisch publieksbeleid. | |
[pagina 250]
| |
Interieur van het Museum Betje Wolff, Middenbeemster.
Naast een permanente opstelling met boeken, parafernalia en brieven worden er jaarlijks één of meerdere wisselende, thematische tentoonstellingen georganiseerd aansluitend bij de actualiteit of een nieuwe aanwinst. Voor een verjonging van het publiek wordt er hard gewerkt aan educatieve projecten en rondleidingen. Sommige instellingen kiezen er zelfs voor om de presentatie te verruimen met niet-literair erfgoed. Het A.M. de Jong-museum bijvoorbeeld werd uitgebreid tot een heemkundig museum. Ook het Museum Betje Wolff besteedt grote aandacht aan de inpoldering van de Beemster. Het Herman Teirlinckhuis fungeert dan weer als een combinatie van een schrijversmuseum en een galerij voor hedendaagse kunstenaars. Bij de heropening van Museum Huize Ernest Claes midden mei 2005 waren de voormalige stallen omgebouwd tot een natuureducatief centrum over de Demerbroeken, een vlakbij gelegen natuurgebied waarin Claes' romans zich vaak afspelen. Een doortastend publieksbeleid heeft vanzelfsprekend weerklank op het collectiebeleid. Een acquisitiepolitiek wordt in alle schrijversmusea nauwgezet doorgevoerd. Voor zover dat financieel mogelijk is, vinden er aankopen plaats, worden veilingen gevolgd en antiquariaten bezocht. Inzake registratie en inventarisatie is er daarentegen meestal een achterstand. De registratie van een schrijversnalatenschap is allerminst eenvoudig. De samenstelling van een dergelijke collectie is divers en bevat doorgaans archivalia, een bibliotheek, audiovisueel materiaal en realia. Deze deelcollecties stellen telkens specifieke eisen op het vlak van beschrijving en collectievorming. Tegenwoordig zijn er in de meeste schrijversmusea (onvolledige) steekkaarten of een (al dan niet | |
[pagina 251]
| |
Het Herman Teirlinckhuis in Beersel.
voltooide) geschreven inventaris voorhanden, vaak met een zelf ontworpen catalogisering en trefwoordenlijst. Enkele instellingen zijn toch al gestart met de invoer van één of meerdere deelcollecties in een geïnformatiseerd registratiesysteem. Het Lierse Timmermans-Opsomerhuis bijvoorbeeld, gewijd aan plaatselijke kunstenaars en vooral aan de schrijver Felix Timmermans, koos alvast voor de digitale invoer van alle aanwezige kunstvoorwerpen. Ook over het behoud van een schrijverscollectie bestaat groeiende bezorgdheid. De meeste musea stellen originelen tentoon, afgewisseld met reproducties. In het Guido Gezellemuseum worden ter preventieve conservatie echter alleen maar reproducties gepresenteerd. Wegens de ontoereikende bewaaromstandigheden werd de collectie in de jaren zeventig van het museum naar de Brugse Openbare Bibliotheek overgeheveld. Recentelijk werd er een digitaliseringsproject opgezet, voorzien van een portaalsite. In het kader van het Metamorfozeproject verfilmde het Multatuli Museum een gedeelte van de collectie op microfiches, waardoor originele documenten voortaan vrij kunnen blijven van manipulatie.Ga naar eind(3) Bewustwording is er, maar de middelen variëren. Opmerkelijk is het grote aantal schrijversmusea in Nederland en Vlaanderen dat het eigen archiefmateriaal uitbesteedt aan een archiefinstelling, bibliotheek of universiteit vanwege de daar aanwezige kennis inzake archivering. Typerend voor schrijverscollecties is het probleem van de reconstructie. De herkomst van de collectie van een schrijvershuis is niet altijd even duidelijk. Doorgaans bestaan collecties uit aankopen, schenkingen en bruiklenen | |
[pagina 252]
| |
Schrijfkamer van Stijn Streuvels in het Provinciaal Museum Stijn Streuvels te Ingooigem-Anzegem.
van korte en lange duur. Zo werd in het A.M. de Jong-Museum het grootste gedeelte van de collectie door de familie in levenslange bruikleen geschonken. Specifiek voor de collecties van authentieke schrijvershuizen rijst de vraag in welke mate verscheidene overnames van zo'n woning de inboedel hebben gewijzigd, beschadigd of gedecimeerd. Zoiets heeft onmiskenbaar gevolgen voor de museale doelstelling. Als de inboedel in een quasi oorspronkelijke staat is bewaard, is een bijna perfecte reconstructie mogelijk, zoals in Streuvels' Lijsternest. Maar wat gebeurde er met de schilderijen van Louis Thévenet in het Herman Teirlinckhuis? Vaak zijn schrijversnalatenschappen omgeven door een waas van geheimzinnigheid. Dat heeft te maken met financiële belangen en oeverloze passie en verzameldrang. Erfgenamen deinzen er niet voor terug om hun legaat te gelde te maken. Schrijversnalatenschappen worden daarom bijna altijd beheerd door verschillende instanties én particulieren. Waardevolle en de meest onverwachte souvenirs komen namelijk ook terecht bij verzamelaars, zoals bij Georges Arijs, postbode, kennis van Boon en Boon-verzamelaar. Bij de openbare verkoop in maart 2003 van zijn collectie gingen er heel wat boeken, tekeningen, manuscripten, catalogi, knipsels, documenten, ja zelfs Boons dodenmasker, onder de hamer.Ga naar eind(4) Schrijversnalatenschappen zijn daarom erg verspreid. Zo wordt de collectie van de internationaal georiënteerde Maeterlinck, deels gepresenteerd in het achttiende-eeuwse stadspaleis Arnold Vander Haeghen en deels ondergebracht in het Gentse stadsarchief, verspreid tot in de Verenigde Staten. De University of Southern Mississippi bezit een klein Maeterlinckarchief.Ga naar eind(5) | |
[pagina 253]
| |
Het Museum Huize Ernest Claes in Zichem.
Nog steeds worden ontdekkingen gedaan. In 2000 kocht het museum een onbekend stapeltje brieven aan gericht aan Maeterlinck. | |
Teren op sfeerIn tegenstelling tot het eerder geringe aantal schrijvershuizen in Nederland zijn de literaire genootschappen er talrijk. Het Multatuli Genootschap bewaart naast Multatuli's collectie ook het eigen bestuursarchief met brieven van befaamde schrijvers als Eddy du Perron en Menno ter Braak. Niet alle genootschappen of stichtingen bewaren (gedeeltelijke) schrijversarchieven. Ze organiseren wél literaire bijeenkomsten en geven vaak een tijdschrift uit, zoals het Couperus Genootschap. In Vlaanderen zijn genootschappen wat minder talrijk. Een bijzonder literair genootschap is het Ernest Claesgenootschap, in 1972 opgericht door Jan van Hemelrijck. Op instigatie van Claes' familie ontving het haast de gehele nalatenschap van de auteur en zijn echtgenote, de Haagse schrijfster Stephanie Vetter. Het gaat om een prachtige collectie, die uitdrukkelijk als één geheel wordt geconserveerd. Bij het eventueel ophouden van het genootschap zal deze verzameling worden overgedragen aan het AMVC-Letterenhuis in Antwerpen. Deze instelling (ontstaan in 1933) oefent samen met het Letterkundig Museum in Den Haag (opgericht in 1954) een centraliserende functie uit. Ze balanceren op de grens van museum en archiefinstelling. Qua missie zijn er enkele verschillen. In tegenstelling tot het AMVC-Letterenhuis heeft het Letterkundig Museum zich vanaf het begin beperkt tot het verwerven van archieven | |
[pagina 254]
| |
Het Amsterdamse Witsenhuis.
van Nederlandstalige schrijvers vanaf 1750.Ga naar eind(6) Geschilderde en getekende auteursportretten worden eveneens verzameld. Het AMVC-Letterenhuis daarentegen stelde zich aanvankelijk tot doel het gehele geschreven Vlaamse culturele erfgoed te verwerven, bewaren en ontsluiten, zodat het nu eveneens archieven van uitgeverijen, verenigingen, musici en kunstenaars bezit. Met het Kinderboekenmuseum besteedt het Letterkundig Museum grote aandacht aan kinder- en jeugdliteratuur. Feitelijk is deze afdeling de Nederlandse evenknie van het Literair Museum in Hasselt, dat zich toespitst op jeugdliteratuur en een uitgesproken educatieve werking heeft. Overigens onderhouden zowel het AMVC-Letterenhuis als het Letterkundig Museum een permanente opstelling en wisselende exposities. Zo'n thematische tentoonstelling wordt geregeld doorgegeven en ook inzake acquisitie bestaat er overleg. | |
[pagina 255]
| |
In het AMVC-Letterenhuis werd in de loop der jaren de administratie opvallend nauwgezet bijgehouden. In een stamboek worden steevast datum van verwerking, beschrijving, aard, aantal en herkomst genoteerd, zodat de herkomst van elk document exact te achterhalen valt. Sinds 2004 werd deze instelling erkend als literair archief. Het bestaande digitale beschrijvingssysteem Agrippa moet daarom voldoen aan bepaalde normen en wordt dientengevolge aangepast. In Den Haag wordt met het collectiebeleid gestreefd naar een zo globaal en goed mogelijke ontsluiting, die ook online beschikbaar wordt gesteld. Er zijn collecties van onder meer Bertus Aafjes, Gerrit Achterberg en Herman Gorter te traceren en een gedeelte van de nalatenschappen van Multatuli en A.M. de Jong. In deze instellingen kunnen vanwege de hoeveelheid materiaal en publieksvriendelijke zoekinstrumenten vorsers terecht. Schrijvershuizen teren vooral op sfeer. De originele schrijftafel is haast altijd in de opstelling aanwezig. Het Multatuli Museum, het Louis Couperus Museum en de Tollenskamer bezitten het originele bureau. Streuvels' schrijftafel staat nog steeds aan het raam dat uitkijkt op de tuin. Het Stedelijk Museum in Aalst kocht recentelijk het bureau van Boon aan. Leden van de vzw René de Clercq troffen na het overlijden van De Clercqs derde echtgenote op een Amsterdamse etage de werkkamer en schrijftafel van de auteur in onberoerde staat aan. Uit verdriet en respect had de vrouw na de dood van De Clercq de ruimte zo min mogelijk betreden. De schrijftafel met de schikking van papieren, pennen en sigaren werd op identieke wijze in het museum neergezet. Hoewel er over woningen van schrijvers en kunstenaars recente publicaties bestaan, is de beschikbare literatuur vrij gering.Ga naar eind(7) Vooral interviews met beheerders van literaire collecties geven heel wat extra informatie. Sommige conservators bewonen als conciërge een schrijvershuis, anderen hebben de schrijver in kwestie nog gekend. Een mogelijke lacune is daarom een synthesewerk met de geschiedenis, collectievorming én anekdoten. Herman Teirlinck die zich moeiteloos van het paleis naar het plaatselijke café kon bewegen, Streuvels' moeilijke aard, de uiteindelijke bestemming van de as van Multatuli's urn,... Ondanks zulke levendige anekdoten blijven schrijvershuizen wat ze zijn: met zorg bewaarde souvenirs van een vervlogen schrijversleven. Een levensecht schrijvershuis bevindt zich aan het Amsterdamse Oosterpark, hoewel er oorspronkelijk een schilder in huisde, het Witsenhuis. Bijtestament werd het overgemaakt aan de Nederlandse staat. Terwijl het atelier van de kunstenaar als museum werd ingericht, staan de andere etages voor een welbepaalde termijn gratis ter beschikking van behoeftige auteurs. Marga Minco, Thomas Rosenboom, Anneke Brassinga, Jan Kal en Conny Braam hebben er gewoond en geschreven.Ga naar eind(8) Misschien wordt hun eigen huis postuum ook een museum, | |
[pagina 256]
| |
een memoriaal met literair-historische waarde, compleet met manuscripten, schrijftafel en sterfsofa. |
|