II Dode koe in de wei
Hoewel het gekapseisde lichaam nog precies
als toen ze stond te grazen. Zelfs warmte nog
gevangen onder haar vacht. Was er niet eens
de tijd om langbewimperde oogleden
voor het laatst te laten zakken.
Ik moet wel - als bij een huis dat zopas
is leeggehaald, het licht nog aan, de afdruk
van tafel en stoelen in het vasttapijt, plekken
van foto's op het behang - schaamteloos
bij haar naar binnen kijken.
Peilloze afgrond doet de adem stokken.
Want wat zat daarnet nog hier, zo rustig,
zo schijnbaar voorgoed gevangen in dit
dier. Wat is het toch dat ook zijn lieflijkste
schuiloord ten slotte onaangekondigd achterlaat?
Uit de cyclus ‘Danse macabre’ in: Warmteleer, Lannoo, 2004.