| |
| |
| |
Reclame voor het sigarettenmerk ‘Turmac’ van de Turkish-Macedonian Tobacco Company, ca. 1930.
| |
| |
| |
Machtige vreemden, onderworpen buitenlanders en lastige gasten
Historische relaties tussen de Lage Landen en de islam
Karel Steenbrink
werd geboren in 1942 te Breda. Studeerde theologie aan de Radboud Universiteit te Nijmegen en het Darus-Salam College te Gontor, Indonesië. Hij doceerde islam en christendom in Jakarta, Yogyakarta, Montréal en Leiden en is nu als hoogleraar interculturele theologie verbonden aan de Universiteit Utrecht.
Adres: Fien de la Marlaan 84, NL-3584 ZX Utrecht
De in 570 geboren Mohammed kreeg rond 610 zijn eerste stemmen als goddelijke openbaring te horen. Na een moeilijke periode in Mekka werd hij vanaf 622 geestelijk en politiek leider van de Noordwest-Arabische stad Medina. Toen hij in 632 stierf, hadden vrijwel alle stamhoofden van het Arabische schiereiland hem als profeet én politiek leider aanvaard. 81 jaar later, in 711, betrad het islamitische leger Europa via een oversteek naar Gibraltar (Gabal Tarik: de berg van Tarik, genoemd naar de leider van het islamitische leger). Het was het begin van een lange relatie tussen de islam en Europa, die ook op meerdere manieren van invloed zou zijn op de Lage Landen. Wij onderscheiden drie perio den in de relatie: het tijdperk 700-1600 toen de islamitische wereld veraf maar ook verre superieur was; de periode 1600-1945 toen delen van de islamitische wereld door de koloniale machten werden onderworpen en ten slotte de periode 1965-heden toen voor het eerst een groeiende aanwezigheid ontstond van moslims in de Lage Landen.
| |
Machtige maar verre vreemden
Volgens de in september 2004 voor het eerste uitgevoerde opera Bonifacius, (libretto Peter te Nuyl, muziek Henk Alkema) zou de Friese koning Redbad (st. 719) zijn geschaakte dochter hebben teruggevraagd aan Karel Martel, die op zijn beurt weer wilde dat Redbad mee ging helpen in de strijd tegen de moslims. Karel Martel zingt dan (in het Frans: er worden 11 talen in de Friese opera gebruikt!): ‘Het Moslimleger rukt op naar Frankrijk. Ik zie minaretten in Dokkum, gesluierde vrouwen in Stavoren.’ Hij geeft Redbad ook de keuze tussen Bonifacius en Abd-er-Rahman, christendom of islam. Redbad vraagt of hij er zijn dochter voor terugkrijgt. Dat lukt niet. Er wordt gesuggereerd dat zij inmiddels al in islamitische handen is, onbereikbaar, en dus
| |
| |
Peter Paul Rubens, ‘Portret van Nicolas de Respaigne’, ca. 1630.
bekeert hij zich niet. Maar de zeelieden en missionarissen dringen aan en eindelijk worden de Friezen gedwongen het ‘christendom te slikken’ (‘Fill the Frisians with their Saviour Jesus Christ’ zingen de missionarissen, zij komen van Engeland!).
Dat moslims zo vroeg al, kort na hun verovering van Spanje, onrechtstreekse invloed op de noordelijke landen zouden hebben gehad, is geen willekeurige uitvinding van deze nogal nationalistische Friese opera. De grote Belgische historicus Henri Pirenne maakte in de jaren 1920 al furore met een theorie die later ‘de Pirenne-thesis’ werd genoemd en die het best verwoord werd in het enkele maanden voor zijn dood in 1935 gepubliceerde Mahomet et Charlemagne. Niet de volksverhuizingen van rond 400 hebben een eind gemaakt aan het Romeinse rijk en zijn geweldige cultuur. Die bleef voortbestaan tot rond 650 de Arabisch moslims begonnen aan een weergaloze verovering van de oostelijke en zuidelijke kusten van de Middellandse Zee. Rond 20 hadden zij alle buitengebieden van het Romeinse rijk veroverd, en zodoende kon er in de noordelijker regionen van Europa een Karolingisch rijk ontstaan, zonder steden, gericht op zelfvoorzienende landbouw, zonder bre- | |
| |
de internationale handel, zonder gouden munten (want die aanvoer was ook afgesloten). Zonder Mohammed ook geen Karel de Grote - dat is de wat simpele leuze die de thesis van Pirenne samenvat.
Tegen Pirenne is wel een en ander ingebracht: het Romeinse rijk was al wel degelijk tussen 400 en 600 in groot verval geraakt. Anderzijds was er in de tijd van Karel de Grote een stevige handel met de Byzantijnen en rechtstreeks en via hen met landen rond de Middellandse Zee. Een door Karel bijeengeroepen bisschoppensynode van Frankfurt in 794 nam stelling in het debat dat ook de Byzantijnen bijna 150 jaar lang had verdeeld en keurde afbeeldingen van heiligen goed. Niet alleen tweedimensionaal, zoals sinds enige decennia ook weer was toegestaan in de Byzantijnse landen, maar ook driedimensionaal. Het was vooral de opkomst van de islam, die in de christelijke wereld dit debat had veroorzaakt.
De moslims bleven voorlopig wel ver van de Lage Landen. Eigenlijk komen ze pas in het perspectief bij de kruistochten, en dan alleen in het ideologische debat, in de marge van de verheerlijking van de krijgsdaden van hun helden en via de romantische geschiedenis van ontvoerde jongens en meisjes. De grote getuige van deze traditie is Jacob van Maerlant. Enkele jaren voor het beschamende einde van het in 1096 zo overdreven optimistisch begonnen kruistochtavontuur, nl. tussen 1283 en 1288, schreef deze grote vertaler-dichter nog over het verval van het Byzantijnse rijk onder Heraclius (st. 641) dat de opkomst en snelle verspreiding van de islam mogelijk had gemaakt:
Daer wart geminct t'Romesce rike
Bi Mahumette, jammerlike.
Ende sine onmenscelicheden
(Het Rooms-Byzantijnse rijk werd verminkt
Door Mohammed, jammerlijk.
Aan zijn grote voorbeeld, de wereldgeschiedenis Speculum Historiale van Vincent van Beauvais, ontleent Van Maerlant ook een zeer negatief beeld over Mohammed: een gewelddadig karakter en overdreven hang naar vrouwen zijn wel de belangrijkste elementen. De eerste kruistocht van 1096 werd in Van Maerlants hoofdwerk, Spiegel historiael, zeer uitvoerig beschreven als een soort episch slot van het werk. Van Oostrom vermoedt dat hij deze zag
| |
| |
De Grote Moskee in het jubelpark in Brussel.
als een voorlopig hoogtepunt van de hele geschiedenis, wellicht ook als een appèl aan Graaf Floris V om zelf ook het kruis op te nemen. In zijn laatste werk, handen lande van oversee, enkele jaren later, na de val van het laatste kruisridderslot Akko in 1291, moest Van Maerlant toegeven dat het op een mislukking was uitgelopen:
Kersten man, wats di gheschiet?
Slaepstu? Hoe ne dienstu niet
Jhesum Christum, dinen here?
... Daer houdt dat Sarracijsche diet
Die kerke onder sinen spiet.
Van een geheel ander karakter zijn de Middelnederlandse liefdesverhalen als Floris ende Blancefloer, Esmoreit en Gloriant. In het eerste groeit Floris, de zoon van een moslimvorst, samen op met een geroofd christenmeisje, Blancefloer. Achter de boeken groeit een romance, die door de koning wreed wordt verstoord maar toch tot een gelukkig slot komt. Opvallend in deze tekst is de verfijning en het hoge beschavingsniveau van het moslimhof volgens de Nederlandse tekst. Ook in de toneelstukken Esmoreit en Gloriant maken we kennis met de rijke en zeer gewaardeerde islamitische variant van de internationale hofcultuur. Dit lijkt wel een hoofdthema te zijn: als het over de religie gaat, komen de moslims vooral negatief in het vizier maar op vele andere punten zijn ze voortreffelijk en bewonderenswaardig. Dit kan iets over moslims en de islam zeggen, maar natuurlijk ook wel wat over het mechanisme waardoor volkeren en religies zich graag van andere onderscheiden.
| |
| |
| |
Turken, Moren en Indiërs: de uitdaging van andere verre moslims
Na de kruistochten wordt het een tijd stil over de moslims. Het dubbele beeld van een verheven en krachtige, maar tegelijk ook verwerpelijke cultuur is dan gezet, al wordt het niet verder meer aangevuld. Pas in de zestiende eeuw komen nieuwe contacten met de wereld van de islam en dus ook nieuwe beelden. De eersten waren de Turken van het Ottomaanse rijk die in 1453 Konstantinopel hadden veroverd en zich over de Balkan verspreidden. In 1529 werd Wenen tevergeefs belegerd en in 1683 werd het nogmaals geprobeerd, maar de grootste uitbreiding van het Turkse rijk kwam niet verder dan Hongarije. Turkije werd wel een belangrijke handelspartner. Een van de eerste Turkse producten die in de Lage Landen gewild werden, waren tulpen, voor het eerst ingevoerd in de tweede helft van de zestiende eeuw. De bekende Tulpomanie vond plaats vanaf 1634 toen immense prijzen voor de bollen werden betaald, totdat in februari 1637 de prijs geheel instortte.
In de late middeleeuwen werden de Arabische aardrijkskundige, wiskundige en medische werken in het Latijn vertaald en de eerste belangstelling voor de studie van het Arabisch was ook niet gericht op de religie van de islam, maar juist op de exacte wetenschappen. Voor de Universiteit van Leiden was Levinus Warner van 1642 tot zijn dood in 1665 in Istanbul en Smyrna gevestigd, vooral om manuscripten aan te schaffen. Hij kon er uiteindelijk meer dan duizend naar Leiden sturen, grotendeels op het gebied van de wetenschappen.
Op het gebied van mode en levensstijl waren de Turken lange tijd toonaangevend. Grote schilders als Rembrandt en Rubens deden hun klanten plezier door ze af te schilderen uitgedost in een Turkse outfit, compleet met een stevige tulband. Zie bijvoorbeeld het portret van Nicolas de Respaigne dat Peter Paul Rubens rond 1630 schilderde. Voor de dames gold het tegendeel: tot ver in onze preutse en Victoriaanse negentiende eeuw golden de moslimlanden met hun baden en harems als vrijmoedig en wulps. Curieus is ook de reclame die het sigarettenmerk Turmac (Turkish-Macedonian Tobacco Company) rond 1930 produceerde en die nog duidelijk een beeld oproept van de mysterieuze, sensuele en vrije oosterse vrouw.
Marokko heeft heel andere banden met Nederland. De oudste beelden zijn die van Barbaryen en des zelfs zee-roovers, naar een boek uit 1684. De Marokkanen waren berucht om de kaapvaart. Net als de Nederlanders overigens: Piet Hein en soortgenoten waren ook uit op het kapen van schepen, de buit in goederen en de armen werden verkocht als slaven aan de rijken voor de prijs die zij konden opbrengen. Vrijkoop van ‘slaven’ kon veel geld opleve ren. Talrijk zijn dan ook de geschriften die de vrijgekochten later lieten drukken als dank voor de familie en burgers die het geld voor hun vrijkoping hadden opgeleverd. In al deze geschriften komt steevast de verleiding naar voren
| |
| |
Schets van de toekomstige Westermoskee in Amsterdam, waarvan op 1 maart 2006 de eerste steen gelegd is © Breitman & Breitman, Parijs.
om moslim te worden en de weerstand die eraan geboden werd. Het is zelfs een eigen soort literair genre geworden, waarbij men elkaar ijverig overschreef.
Het grootste netwerk met islamitische landen vanuit de Lage Landen werd opgezet door de eerste echte multinational van de geschiedenis, de Verenigde Oost-Indische Compagnie of VOC, tussen 1602 en 1800. In vrijwel de hele moslimwereld heeft de VOC factorijen of handelsposten opgericht. Het ging daarbij om handel en, minder zelfs dan voor de Spanjaarden of Portugezen in Azië, om bekeringsactiviteiten, alhoewel die ook wel in de VOC-handvesten stonden. Ter plaatse sloot de VOC met vele sultans en andere moslimheersers contracten, waarin dan ook wel een religieuze clausule van onthouding van proselytisme, zelfs terugzending van bekeerlingen werd opgenomen. Voor alles moest de handel immers veilig gesteld worden. Op 1 januari 1614 schrijft de latere gouverneur-generaal Jan-Pieterszoon Coen over het grotendeels islamitische Ternate, hoofdplaats van de Molukken-archipel: ‘Sal men trachten de Tarnatanen Christen te maecken? ... Ten antwoorde segge, de religie dient in de Molucques voor dees tilt in geenderley mannieren getoucheert. Het recht op de uutvoerringe van nagelen moeten wy wel met ghewelt staende houden, maer in andere saecken dient oock veel ghesimmuleert.’ (Steenbrink 1992, p. 56)
In de geschiedenis van de islam wordt de periode 630-1250 algemeen gezien als een periode van groei en bloei. Een tijd waarin het islamitisch kalifaat van Bagdad de grootste wereldmacht was, waarin de Europese naties nog nauwelijks bestonden of in ieder geval zeer zwak waren. Het Arabische rijk van
| |
| |
Bagdad (verwoest door de Mongolen in 1258) werd wel opgevolgd door het Turkse Ottomaanse rijk, dat van de Safividen in Perzië en van de Mogoels in India. Maar na 1750 komt de ene na de andere islamitische streek onder westers koloniaal bewind. Met Oost-Indië kregen de Nederlanders een groot deel van de moslimwereld onder zich. Eind jaren 1930 telde het Koninkrijk der Nederlanden een 60 miljoen inwoners, waarvan slechts 9 miljoen in het Europese deel. Van de ruim 50 miljoen in Oost-Indië was meer dan vier vijfden moslim, dus zo'n 45 miljoen. Maar zij werden nauwelijks als moslim gezien. Zij waren allereerst onderdanen van een wingewest, waaruit grondstoffen werden gehaald voor de textielindustrie, de tabakshandel, de rubber- en suikerindustrie. Zij waren ook afzetgebied voor de Europese kledingindustrie, de oliewinning en de rijwielhandel. De moslimleiders (‘priesters’ genoemd naar de lange witte gewaden van de hadji's, diegenen die de pelgrimstocht naar Mekka hadden gemaakt) werden wel goed in de gaten gehouden, omdat van hen allereerst initiatieven tot opstand werden geducht. Een wijndrinkende moslim werd dan ook als een ‘goede moslim’ beschouwd. De moskeeleider van Tjiandjoer op West-Java, tevens adviseur islamitisch recht voor de gewone rechtbank, weigerde in 1885 bij een receptie om wijn te drinken. Hem werd de neus dicht geknepen, enkele planters uit de streek hielden hem stevig vast en goten wijn in zijn mond. Toen hij niet kwam opdagen bij volgende officiële ontvangsten werd hem ‘dronken dweepzucht’ verweten en werd hij afgezet. Dit is slechts een voorbeeld van dwaze daden, waartoe onbenul en angst kunnen leiden.
Ter regulering van dergelijke dommigheden werd de eminente geleerde Christiaan Snouck Hurgronje in 1889 benoemd tot ‘adviseur inlandse zaken’, tot de grote islam-adviseur van de koloniale regering dus. Hij ontwierp een islampolitiek, die ook de huidige westerse regeringen tot voorbeeld zal strekken. Allereerst moest de fanatieke islam en haar politieke uitingen stevig verboden worden: wel moskeegebed, maar geen politiek, ook al is een en ander in de leer van de islam moeilijker te onderscheiden. Dan: een niet-politieke islam moet alle vrijheid gegeven worden, want die zal toch wel vanzelf verdwijnen dankzij die weldadige westerse opvoeding. Na een politieke carrière teruggekeerd in patria gaf Snouck een lezing voor aanstaande koloniale ambtenaren en hield hen voor om goed neutraal onderwijs te geven, want daardoor zou het gouvernement de moslims van hun religie kunnen ‘emanciperen’: ‘Opvoeding en onderwijs zijn de middelen waarmede dat doel kan worden bereikt. Zelfs in landen van veel oudere Moslimsche cultuur dan onze Archipel zien wij die met goeden uitslag aan het werk om de Mohammedanen te verlossen van een deel van den middeleeuwschen rommel dien de Islam reeds al te lang achter zich aan sleept.’ (Zie Steenbrink 1992, p. 84) Maar wat Snouck verwachtte, gebeurde geenszins. De in zijn huis in Batavia
| |
| |
en later in Leiden opgeleide studenten werden na terugkeer in hun moederland open en geleerd, maar toch strikter moslim dan de regeringsadviseur had gehoopt. La Revanche de Dieu, Wrake Gods, zou de Fransman Gilles Kepel dat noemen in een boek uit 1991. Als nalatenschap van het kolonialisme lieten de westerse regeringen sterk seculiere regeringen achter in vele moslimlanden. Dat deden de Nederlanders ook in Indonesië, zoals de Engelsen met Nasser in Egypte en de Fransen met Houari Boumedienne in Tunesië. Maar de verwachte kalmte en slapte van de religie bleef uit.
| |
Van gastarbeider tot allochtoon en moslim
Vanuit Oost-Indië kwamen maar weinig moslims naar Nederland rond 1950. Slechts een handjevol moslims uit het koloniale leger kwam alsnog. Het Belgische Congo had nauwelijks moslims. Die kwamen er pas na de grote strijd rond de grote meren vanaf midden jaren 1990. De veel grotere groepen die vanaf 1960 uit Turkije en Marokko kwamen, werden aanvankelijk alleen gezien als gastarbeiders. Toen zij ondanks verwachtingen aan beide zijden niet terugkeerden maar hier bleven, werden zij allochtoon en pas na 1990 werd duidelijk dat zij moslim waren en aan de religie steeds meer hun identiteit gingen ontlenen. Onderzoek in de Amsterdamse krant Het Parool bewees dat statistisch. Tussen 1947-1976 verschenen er 68 artikelen over de islam, nauwelijks meer dan twee per jaar. Tot 1990 worden er dat zo'n tien tot twintig per jaar. Als Willy Claes dan begin jaren 1990 de islam tot nieuwe vijand voor de NAVO verklaart, breekt het pas goed los.
Een mooi voorbeeld van deze ontwikkelingen is de Centrale Moskee in het jubelpark van Brussel. Deze werd gebouwd voor de Wereldtentoonstelling die in 1897 in Brussel werd gehouden en als hoofdattractie ‘Het panorama van Cairo’ had. Egypte was toen vooral een exotisch land. Het gebouw (nooit echt als moskee bedoeld) bleef staan, verviel, werd al in 1906 een ‘schandelijke wrat’ genoemd. In 1978 werd het gebouw gerestaureerd en nu hebben de Brusselse moslims een schitterend gebouw op een toplocatie, waar de Amsterdammers met hun geplande Westermoskee alleen nog maar van kunnen dromen.
| |
Literatuur
johan paul goossens, Moslims en islam in Nederland 1947-1992. Een verslag vanuit dagblad ‘Het Parool’, Faculteit Godgeleerdheid, Utrecht (ongepubliceerde doctoraalscriptie).
g.n. koolen, ‘De islam in de Middelnederlandse literatuur’, Begrip Moslims-Christenen nr. 130, september 1995, pp. 4-11.
frits van oostrom, Maerlants Wereld, Prometheus, Amsterdam, 1996.
emilio platti, Islam van nature een vijand?, Altiora, Averbode, 2003.
karel steenbrink, De islam bekeken door koloniale Nederlanders, Meinema, Zoetermeer, 1992.
paule steenbrink-maas, Nederlandse reizigers in Marokko: ooggetuigen sinds 1650, Coördinaat Minderhedenstudies, Leiden.
hans theunissen e.a. (red.), Topkapi en Turkomanie. Turks-Nederlandse ontmoetingen sinds 1600, De Bataafsche Leeuw, Amsterdam, 1989.
|
|