De Japanse designer Masuhiro Sato probeert een stoel uit van Droog Design. Uit de reeks ‘Dutch Diary’ van Masuhiro Sato
.
ting De Appel, zo treffend antwoordt op de vraag of de Nederlandse kunst zijn internationale reputatie heeft verloren: ‘Zou het zo kunnen zijn dat Nederland, in tegenstelling tot de heersende mening op dit punt, wel degelijk een “internationaal verhaal” heeft, maar het gewoon niet kan vertellen, zodat het zich paradoxalerwijs zelf diskwalificeert in de internationale arena?’. En: ‘We kunnen misschien zeggen dat de internationale paradox van Nederland is dat het kunstveld in Nederland intrinsiek internationaal is, maar toch niet goed presteert op internationaal vlak.’
Ook Gitta Luiten, directeur van de Mondriaan Stichting, reflecteert kritisch op de crisis in de hedendaagse kunst: ‘We zijn nu te veel met onszelf bezig. Het zou heel goed kunnen dat de sleutel tot de oplossing van onze problemen pas zichtbaar wordt wanneer wij met de ogen van een buitenstaander naar onszelf leren kijken. (...) Artistieke kwaliteit wordt in internationale context gewaardeerd. (...) Daarom is het cruciaal dat de aansluiting met het internationale podium wordt gehandhaafd en gestimuleerd.’ Alleen, zo zegt zij, daar is nieuwsgierigheid voor nodig en ‘de Nederlandse kunstwereld blinkt niet uit in nieuwsgierigheid’. Daar heeft ze een punt, waaraan ik nog zou willen toevoegen: en de teloorgang van de talenkennis van de Nederlandse kunstwereld. Het niet meer beheersen van het Frans en Duits is absoluut een barrière om echt door te dringen bij de beleidsmakers, in elk geval in Frankrijk.
Wat is internationaal cultuurbeleid eigenlijk? Valentijn Bijvanck, directeur van het Zeeuws Museum in Middelburg, formuleert het zo: ‘Internationaal cultuurbeleid is een misleidende term voor een ongeordende verzameling beleidsprogramma's gewijd aan de door de overheid gestimuleerde kunstpromotie in het buitenland’. Hij bedoelt het negatief, maar het is zoals het is. Ondanks de ordeloosheid, zit er meestal wel een gedachte achter en bovendien: succes in het buitenland hangt vaak voor het grootste gedeelte van toeval af, zo is mijn ervaring. Een vertaling ligt toevallig boven op het stapeltje van de recensent, de muziekcriticus heeft nu eens goed geslapen en oordeelt juichend over een Nederlands ensemble, de Italiaanse designer is even niet jaloers en prijst zijn Nederlandse collega in de krant. Je kunt wel beleid voeren, maar dat heeft niet altijd het effect dat je zou willen. Aaron Betsky, directeur van het Nederlands Architectuurinstituut, is dezelfde opinie toegedaan: ‘Juist doordat er geen centrale sturing aanwezig is, krijgt een keur van ontwerpers de kans zich in het buitenland te profileren.’ Natuurlijk zijn er ook auteurs in dit boek die aangeven wat internationaal cultuurbeleid zou moeten zijn. Boris Dittrich, fractievoorzitter van D66, formuleert het zo: ‘Ik denk dat Nederland er juist bij gebaat is de luiken naar Europa en de wereld wijd open te zetten. Voor de creatieve, innovatieve samenleving die mij voor ogen staat, zijn intensieve contacten met het buitenland onmisbaar’, en: ‘De ambitie om Nederlandse cultuur internationaal op de kaart te zetten is, naast het bevorderen van culturele kwaliteit, een tweede mogelijke doelstelling van internationaal cultuurbeleid.’ Ook hij wijst erop, evenals enkele andere auteurs in dit boek, dat de Europese Unie in dezen meer culturele taken kan vervullen dan ze nu doet, zoals het bevorderen van mobiliteit van kunstenaars en kunstwerken,
het instellen van reisbeurzenprogramma's en het vereenvoudigen van de regels voor Europese cultuursubsidies die nu nog een ondoordringbaar woud vormen. EU-voorzitter José Manuel Barroso zei het immers zo mooi: ‘Europe is not only about markets, it is also about values and cultures.’ Nu nog de praktische uitvoering ervan.