Ons Erfdeel. Jaargang 49
(2006)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 139]
| |
bouwsels in het spoor van Paul Celan - woordklonters, onlogische en ongrammaticale zinnen, vragen en vermoedens - met veel wit, veel stilte, veel interpretatiemogelijkheden. Gaandeweg is zijn werk losser en luchtiger geworden, toegankelijker ook. Budé heeft zich in toenemende mate ontwikkeld tot een dichter van de intimiteit, van de vertraging en het tedere gebaar, van het verlangen, de hunkering en de wellust. Sommige gedichten in zijn meest recente bundel, De trein loopt prachtig binnen (2003), lijken eigentijdse versies van Gorters sensitieve Verzen (1890), met zinnen die openbarsten van geluksverlangen. Het zal dus niet verbazen dat Budé, Maastrichtenaar van origine en daar nog altijd woonachtig, gevoel heeft voor het landschap, voor de natuur, voor zijn omgeving, voor de elementen vooral. Maar een romanticus is hij allerminst, hij idealiseert of vergoddelijkt niets en evenmin schetst hij indrukwekkende panorama's, bijvoorbeeld vanaf de Sint-Pietersberg. Hij is eerder een wandelaar, iemand die dagdromend opgaat in het nabije, een dichter van de alledaagse, onpathetische extase. Hij staat open voor raadselachtige details, zoekt het leven op in zijn meest elementaire maar ook meest vormloze en meest ongrijpbare gedaante - die van aarde, wind, water, vuur, en van het vuur vooral het effect: het licht. In het meest vergankelijke zoekt hij het onvergankelijke. Zo is hij ook een dichter van de continuïteit, niet van het nieuwe, en zeker niet van het allernieuwste. In de bewegingen van de natuur, in wat de natuur verbergt, ondergronds of in versteende vorm, ontdekt hij sporen van verdwenen leven. De dichter is ook de hoeder van dat verdwenen leven. ‘Tegen het vergeten’ is zijn parool. En nu komt deze dichter met een verrassing, een novelle, Afrit geheten. Het is een klein maar prachtig boek, het boek van een dichter, ik heb het driemaal gelezen en nog niet uit. Maar is het wel een debuut? In zekere zin niet. In 1999 publiceerde Budé een bundel beschouwingen, verhalen en gedichten onder de veelzeggende titel Het perfecte licht, een rijk en veelzijdig boek. Er staan verhalende essaysin over Pessoa (wiens Boek der rusteloosheid hij net als ik belangrijker vindt dan zijn poëzie), over Apollinaire (van wie hij een aantal gedichten vertaalde), over diverse bevriende kunstenaars, en vooral ook over Insel Hombroich, het moerasgebied bij Düsseldorf waar natuur en kunst zo schitterend zijn samengebracht. Dit laatste essay geeft het boek zijn toepasselijke titel: licht is het centrale woord in Budé's poëtica, het woord waar alles om draait. Zonder licht geen groei, geen leven. Licht maakt de dingen zichtbaar, maar omgekeerd - en dat lijkt me bij Budé van minstens zo groot belang - geven de dingen het licht de kans in duizelingwekkende variaties te (ver)schijnen. Om die schakeringen van het licht, die beweging, die ontrafeling, die verdwijning van het licht in kleurrijke schaduwen - en om de emotionele effecten daarvan - lijkt het hem te doen. Dat geldt ook voor Afrit. In de novelle gaat het niet primair om de intrige, hoe onmisbaar die ook is. De psychologie van de personages, de waarschijnlijkheid van het handelingsverloop - je mag er je twijfels over hebben, maar ze zijn ondergeschikt aan de poëzie, de lichtende details, het exacte gevoel voor sferen, de abrupte contrasten. Deze novelle heeft zich geëmancipeerd van het genre in zijn vroegste vorm, waarin het juist wel om het spectaculaire nieuwtje ging, om nieuwsgierig makende pikanterieën - men denke aan Boccaccio's Decamerone, waar de genreaanduiding novelle (van het Italiaanse novella = nieuwtje) voor het eerst werd gebruikt. Budé's novelle mag beginnen met een lugubere ontdekking - een zoon loopt in een grotgewelf dichtbij huis tegen het lijk van zijn vader die zich heeft opge- | |
[pagina 140]
| |
hangen -, zijn inzet is hoger, aan het waarom van die zelfmoord besteedt hij niet meer dan wat vage suggesties. Afrit gaat over de thema's waar het in de poëzie altijd over gaat: liefde, de vergankelijkheid van het leven, de dood. Maar niet in die grote, alleen schijnbaar duidelijke woorden. Budé's benadering is indirect, hij geeft geen uitleg of toelichting, is suggestief, laat veel over aan de fantasie van de lezer. En zoals gezegd: het licht speelt een dominante rol, het verschaft een zachte roes, stemt mild bij scheiding en verlies. Een voorbeeld. De hoofdpersoon is taxichauffeur, net als zijn vader. Hij heeft een geliefde die hem om onverklaarbare redenen verlaat, plotseling, voor de lezer even plotseling als voor hemzelf. Paniek, uiteraard. Maar niet voor heel lang. Het licht dempt die paniek en heeft een verzoenend, hoopgevend effect. ‘Binnen in me begint iets te zingen, plots voel ik wat ik al dagen mis. Ik snuif het licht op, laat het naar binnen lekken, hart en longen moeten vol. (...) Het is goed zo, flitst het door mijn hoofd: ooit keert ze terug.’ Die laatste zin heeft een echo op een beslissende plaats in het boek. Maar behalve over de liefde, het verlies van de geliefde en de regenererende kracht van het licht en de dagdroom, gaat dit boek vooral over de dood, over de onherstelbare ingreep die de dood is maar ook over de herstelwerkzaamheden die desondanks mogelijk blijken. In Budé's poëzie speelt het verdwijnen, het afscheid, het mysterie en het schandaal van de dood een hoofdrol - als schaduwbeelden die elke beweging van het licht noodzakelijkerwijs volgen. Explicieter komt de dood aan bod in Het perfecte licht. Budé citeert Perikles: ‘De cultuur van een volk herkent men aan het omgaan met de dood.’ Op het moderne onvermogen de dood een waardige plaats te geven in het leven, reageert hij met verhevigde aandacht. In zijn novelle is die aandacht het centrale thema. Afrit, opvallend genoeg zonder lidwoord, misschien vanwege het generaliserende effect, is vooral ook een experiment in het bedenken van rituelen om het ondraaglijke draaglijk te maken. Indrukwekkend is de liefdevolle manier waarop de hoofdpersoon zijn doodzieke moeder verzorgt, tot voorbij de dood en letterlijk tot in het graf. Aandacht, leert dit boek, is bovenal een morele categorie. Cyrille Offermans frans budé, Afrit, Plantage, Leiden, 2005, 94 p. |
|