Ons Erfdeel. Jaargang 49
(2006)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdPicturale rock-'n-roll. Het werk van Luc Dondeyne in de hedendaagse figuratieve schilderkunstDe vraag of (figuratieve) schilderkunst dood is, is eindelijk dood. Leve de zoektocht naar de relevante figuratieve schilderkunst! Figuratieve schilderkunst is tegenwoordig hotter than hot in de Vlaamse en bij uitbreiding internationale kunstwereld.Ga naar eind(1) De ware boom van zulke schilders op nationale en internationale tentoonstellingen en beurzen staat al een tijdje buiten kijf. Iedereen kent ondertussen wel het bekende verhaal van het zogenaamde ‘Tuymans-effect’. Het internationale succes van Luc Tuymans midden jaren negentig zorgde er immers voor dat een aantal Vlaamse schilders, niet zelden door zijn toedoen, werden meegezogen in het kielzog van zijn doorbraak. Een aantal critici maakte zelfs gewag van een heuse ‘post-Tuymansgeneratie’. Schilders als Michaël Borremans, Koen van den Broek, Tina Gillen en Jan van Imschoot werden - meer ongewild dan gewild - meegesleurd in deze perceptie van de nieuwe lichting figuratieve Vlaamse schilderkunst na Tuymans, terwijl velen van hen eerder affiniteit hadden met andere schilders en/of kunststromingen. Maar die tijd is gelukkig (en hopelijk?) voorbij. Al deze schilders hebben, elk op hun eigen manier, intussen hun plaatsje veroverd binnen de hedendaagse schilderkunst. Het wordt dus dringend tijd om eens te kijken wat de ‘nieuwe’Luc Dondeyne, ‘Living Tomorrow’, 2005, 77 × 64 cm, olie op doek © Transit Mechelen - Foto Bert de Leenheer.
figuratieve lichting - of beter: een relevant voorbeeld hiervan - ervan bakt in Vlaanderen. En daar valt wel wat over te zeggen. Want, nu iedereen het erover eens is dat figuratieve schilderkunst weer kan en mag, steekt er een ander probleem de kop op. In vele tentoonstellingen van hedendaagse jonge figuratieve schilderkunst lijkt er namelijk een soort weerzin ontstaan te zijn voor het puur picturale aspect van dit metier. Om nu als jonge schilder opnieuw te ‘rocken’ in het expositiecircuit, dient er vooral subversief geschilderd te worden. En met subversief bedoel ik dat de meeste van deze schilders er niet langer voor terugschrikken hun medium, zowel vormelijk als inhoudelijk, letterlijk en figuurlijk binnenstebuiten te keren. Er is binnen de jonge schilderkunst weer ruimte voor aspecten als het grote gebaar, het letterlijk uit het kader treden, het werken met andere middelen dan alleen maar verf, de negatie van een persoonlijke verftoets, politieke, maatschappelijke en/of hyperpersoonlijke statements, enzovoort. Uiteraard is dit allesbehalve een slechte evolutie, integendeel. Elk medium, of het nu gaat om schilderkunst, beeldhouwkunst, video of nieuwe media, moet zichzelf ondervragen en bekritiseren om relevant te blijven. Alleen lijkt het er nu op dat de jonge schilders die dit op een bijna evidente en zelfs zeer extreme manier doen, eerder de aandacht trekken dan de op het eerste gezicht ‘bravere’, meer picturale schilders. Terwijl net de hele zogenaamde ‘post-Tuy- | |
[pagina 106]
| |
mansgeneratie’, afgezien van hun sterk ontwikkelde - én dikwijls subversief getinte - narratieve kwaliteiten, alvast tot op zekere hoogte zeer klassiek picturaal was. En deze pure picturaliteit geldt nog steeds voor vele (jonge) Vlaamse schilders, alleen zijn sommigen onder hen waarschijnlijk minder zichtbaar juist omdat ze als ‘braaf’ beschouwd worden. Misschien is dit één van de redenen waarom een schilder als Luc Dondeyne (o1963, Genk) zo lang aan de zijlijn is blijven staan, en daar tot op zekere hoogte nog steeds staat. Hoewel hij een generatiegenoot is van de meeste bovenvermelde schilders - hij kent een aantal van hen ook persoonlijk - kwam de ontwikkeling van zijn picturale taal bij wijze van spreken net iets te laat om nog op de kar te springen van de toenmalig doorbrekende figuratieve schilderkunst. Anderzijds lijkt zijn inhoudelijke beeldtaal nu net de boot te missen ten voordele van de klinkende subversiviteit die je nu ziet in het werk van vele jonge Vlaamse figuratieve schilders. Terecht? Allesbehalve. En dit is te verklaren aan de hand van de eenvoudigste en meest gebezigde criteria sinds eeuwen om een kunstwerk te duiden: vorm en inhoud. Formeel gezien wijdde Luc Dondeyne zich het laatste decennium aan een trage maar verbeten zoektocht naar de ontwikkeling van een hoogstpersoonlijke picturale stijl, die je nog het best zou kunnen omschrijven als ‘most-impressionistisch’. Zijn handvaste, maar tevens nonchalant geborstelde verfstreken in vrij felle en dikwijls niet evidente kleuren, fungeren namelijk als puzzelstukken voor het totale beeld, dat zich alleen volledig openbaart nadat men de nodige kijkafstand heeft genomen. In tegenstelling echter tot de negentiende-eeuwse Franse impressionisten, wier vluchtige en trefzekere toetsen volkomen in functie stonden van de eerder lieflijke, maar anderzijds bijna meta-schilderkundige weergave van de voortdurend veranderende lichtinval, wendt Dondeyne inhoudelijk gezien zijn penseel aan ten voordele van het (onafgewerkte) verhalende aspect van het beeld. Op zich is dit natuurlijk niet nieuw. Een schilder als Michaël BorremansLuc Dondeyne, ‘La situation’, 2005, 81 × 121 cm, olie op doek © Transit Mechelen - Foto Bert de Leenheer.
bijvoorbeeld doorspekt zijn beelden vaak met een surrealistisch aandoende raadselachtigheid, waardoor de toeschouwer aangemaand wordt het ‘verhaal’ dat zich afspeelt binnen het doek - hoe absurd ook - op zijn eigen manier te vervolledigen. Bij Luc Dondeyne is er echter meer aan de hand. De expliciet unheimliche en donkermelancholische sfeer die - mede door zijn vreemde gebruik van een impressionistisch aandoende picturaliteit - veel van zijn schilderijen uitstralen, zorgt ervoor dat de toeschouwer effectief gelooft in het nog onafgewerkte verhaal. Meer nog: soms is dit geloof zelfs zo sterk dat je daadwerkelijk het doek zelf vergeet, en je je volledig onderdompelt in die steeds weerkerende, ongemakkelijk zittende melancholie. In dit opzicht gaat het werk van Luc Dondeyne dus niet alleen over het puur picturale aspect van de figuratieve schilderkunst, maar minstens even sterk over (nog steeds!) universele menselijke gevoelens. Gevoelens die door sommigen waarschijnlijk als verouderd of zelfs klef zullen worden beschouwd. Alvast niet door ondergetekende. Want vergt het immers niet minstens evenveel moed om in een niet sexy stijl - of vindt er iemand het impressionisme tegenwoordig nog rocken? - een niet sexy inhoud zo overtuigend neer te borstelen? En dit met het risico om tussen twee hedendaagse ‘subversieve’ stoelen in te vallen? Thibaut Verhoeven |
|