tot onverschilligheid en besluiteloosheid. Maar Nederland mag dan al volgens Mak een klein ietwat bekrompen land zijn dat niet in staat is om de mondiale realiteit van de geglobaliseerde maatschappij te verdragen, volgens Linklater zijn de problemen geen fantasieën. In een soort omgekeerde denkoefening noteert hij zelfs: ‘In many ways, the Netherlands is a crucible case within Europe, because the issues surrounding immigration are so stark.’ Op dezelfde manier beschouwt Jessica Stern, dé Amerikaanse experte op het gebied van terrorisme, Nederland als ‘a sort of laboratory where you can study how such fears develop’. En zo wordt Nederland voor het buitenland toch weer een heel klein beetje gidsland.
pieter van os (red.), Nederland op scherp. Buitenlandse beschouwingen over een stuurloos land, Bert Bakker, Amsterdam, 2005, 252 p. ISBN 90-3512-7994.
jan willem schulte nordholt et al., John Adams in Holland 1780-2005, John Adams Institute / Cossee, Amsterdam, 2005, 126 p. ISBN 90-5936-0710.
geert mak, Gedoemd tot kwetsbaarheid, Atlas, Amsterdam, 2005, 95 p. ISBN 90-450-1382-7.
Nederland mag dan al of niet een gidsland zijn, het is nog maar zeer de vraag of België überhaupt wel een land is. ‘Is there a Belgium’ is de titel van een stuk van Tony Judt dat oorspronkelijk in The New York Review of Books verscheen in 1999. Deze ‘brief initiation to Belgian life and to this country's history’ opent nu ook de bundel How Can One NOT Be Interested in Belgian History. Dit boek is de neerslag van het symposium Belgium Revealed, dat in april 2005 in het Dublinse Trinity College werd gehouden
Voor Judt is het land dat hij ter discussie stelt meer dan een oord waar wafels, pralines en frieten aan de bomen groeien en bier in sloten vloeit. Hij heeft het onder meer over de schandalen (dioxine, Dassault/Agusta, Dutroux en dies meer), de onzekerheid van de Belg over zijn nationale identiteit, de voortschrijdende federalisering, de voorliefde voor nepotisme en de slechte faam van het land in de buitenlandse pers. Maar vooral de taalproblematiek krijgt zijn aandacht en de daaruit voortvloeiende complexe en verwarrende politieke structuur. Volgens Judt is België niet één of twee naties, maar ‘an uneven quilt of overlapping and duplicating authorities’. Een land met slechts formele nationale grenzen, maar wel met zeer reële binnenlandse grenzen. Een land waar corruptie en witteboordcriminaliteit welig tieren (Judt verwijst hier naar Baudelaire: ‘La Belgique est sans vie, mais non sans corruption’). Een land dat slechts bijeengehouden wordt door een olijke koning en een staatsschuld. En kijk: al in 1999 schreef Judt iets over België dat sterk doet denken aan wat Mak nu over Nederland te zeggen heeft. Want voor Judt is België ‘the first advanced country truly at the mercy of globalisation in all its forms’. In een tijdperk waarin tewerkstelling, de veiligheid van de burger en de culturele kern van naties blootstaan aan een nooit eerder geziene druk van buitenaf, ziet Judt slechts heil in regeringen die hun bevolking een gevoel van samenhang en gemeenschappelijk belang kunnen geven, zonder daarbij het behoud van burgerlijke en politieke vrijheden in het gedrang te brengen. En dus is België van belang, en niet enkel voor de Belgen zelf: ‘Far from being a model, it may be a warning: after the twentieth century we all know that you can have too much state. But Belgium may also be a useful reminder that you can have too little.’
In dezelfde bundel staan o.a. ook stukken over de Eerste Wereldoorlog, toen België nog een dapper opdondertje was in buitenlandse ogen (Sophie de Schaepdrijvers ‘Champion or Stillbirth? The Symbolic Uses of Belgium in the Great War’) en over Brussel als een mogelijke hoofdstad van een toekomstig polyglot, open en humaan Europa (en niet van de Europese Unie, zoals Geert van Istendael benadrukt in ‘In Brussels the Word Language Has No Singular’.) In ‘Belgium's Culture: A Dutchman's View’ spreekt Benno Barnard zich uit voor een België boven Vlaanderen: ‘Modern Flemish nationalism, nagging for a Flemish army and Flemish stamps, seems to be a good way to ruin a nice country.’
Hekkensluiter in het boek is Marc Reynebeau, die in ‘Belgian Quixotry: Historiography and Society in the Quest for Consensus’ ten behoeve van het buitenlandse lezerspubliek op zoek gaat naar een aantal onderwerpen die gedurende lange tijd moedwillig werden verwaarloosd in de Belgische historiografie. Het gaat om onderwerpen als de kolonisatie in Centraal-Afrika, de collaboratie, de koningskwestie, enz. Het valt op dat het koningshuis de gemeenschappelijke noemer is in