Ons Erfdeel. Jaargang 48
(2005)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 780]
| |
Jac. P. Thijsse (1865-1945) - Foto archief Heimans en Thijsse Stichting.
schiedenis. De tijd breekt nu aan dat dezelfde zorg zich uitstrekt tot de natuur zelve, dat er middelen worden gevonden om te verkrijgen het behoud van belangrijke natuurhistorische landschappen’, schrijft leraar, publicist en natuurliefhebber Jac. P. Thijsse in zijn artikel ‘De Olievlek’, gepubliceerd op 26 november 1904 in Algemeen Handelsblad. In dit artikel uit Thijsse zijn grote bezorgdheid over de snelgroeiende dorpen en steden die als een ‘uitbreidende olievlek’ Neerlands natuurschoon bedreigen. ‘Hoe kan dat verhoed, vergoed of verholpen worden?’, vraagt Thijsse zichzelf en zijn lezers. Het antwoord op deze vraag komt nog geen jaar later. Op initiatief van de Nederlandse Natuurhistorische Vereniging wordt op 22 april 1905 de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland opgericht. De directe aanleiding hiertoe is Thijsses woede over het plan van de Amsterdamse gemeenteraad het Naardermeer te dempen met huisvuil. Thijsse, toentertijd als oprichter en redacteur van het blad De Levende Natuur, schrijver van populaire schoolboekjes en medeauteur van de Geïllustreerde Flora van Nederland een bekende Nederlander, trekt ten strijde. Hij lobbyt, zoekt steun bij zijn vrienden van de Vogelbescherming en vraagt middels zijn vaste rubriek in Algemeen Handelsblad steun aan zijn lezers. Thijsses strijdlust wordt beloond. De Amsterdamse gemeenteraadplannen worden verijdeld. Het bijzondere, vogelrijke watergebied wordt gekocht en de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten is een feit. Nu, in 2005, het jaar dat Natuurmonumenten haar honderdste verjaardag viert, is eindelijk de eerste officiële Thijsse-biografie verschenen: Jac. P Thijsse. Een biografie; Natuurbeschermer, flaneur en auteur van Verkade-albums. In deze biografie, een aanvulling op de in 1995 verschenen essaybundel Jac. P Thijsse. Een leven in dienst van de natuur, geeft auteur en voormalig journalist Sietzo Dijkhuizen weliswaar een goed beeld van Thijsses arbeidzame leven, maar onthult hij jammerlijk weinig over zijn gezinsleven. Een portret van Thijsse als zoon, broer, echtgenoot, vader en vriend vond Dijkhuizen, vermoedelijk door gebrek aan bronnen, helaas niet realiseerbaar. ‘Zo uitbundig veel als Thijsse heeft geschreven over zijn grote liefde de natuur’, schrijft Dijkhuizen, ‘zo weinig heeft hij onthuld over zijn privéleven. Daarvan zijn maar weinig sporen te vinden’. In vier delen, (toepasselijk ‘Lente’, ‘Zomer’, ‘Herfst’ en ‘Winter’ genoemd, naar de titels van Thijsses eerste Verkade-albums), geïllustreerd met zwart-witfoto's (een foto van een van de Verkade-albums wordt node gemist), leren we Thijsse daarom voornamelijk kennen als natuurminnende wandelfanaat, natuurpropagandist en volksopvoeder, en pionier en nestor van de natuurbescherming in Nederland. Enigszins afstandelijk en formeel, maar harmoniërend met zijn gekozen invalshoek, schetst Dijkhuizen het leven van Thijsse dat begon op 25 juli 1865 in Maastricht, waar vader Jacobus Thijsse als beroepsmilitair gelegerd was. Thijsse, die Ko werd genoemd, kende een vrij onbezorgde, gelukkige jeugd. Een aantal verhuizingen bracht Ko al jong met diverse Nederlandse landschappen in aanraking. Zwerfzin en wandeldrift waren hem aangeboren en met zijn vader en drie broers trok hij regelmatig de natuur in. Hij zou dit zijn leven lang doen. Later altijd in pak, met hoed en vlinderstrik en gewapend met een verrekijker. In Amsterdam kwam Thijsse op veertienjarige leeftijd op de Gemeentelijke Kweek- | |
[pagina 781]
| |
school voor Onderwijzers en Onderwijzeressen terecht, waar kennis der natuur, gedoceerd door C. Kerbert, de latere directeur van Artis, zijn favoriete vak was. Uiteindelijk werd Thijsse, vierentwintig jaar oud, hoofdonderwijzer (‘ik wilde spoedig een positie hebben’) op Texel. Het waddeneiland verraste hem door zijn natuurschoon en vogelrijkdom, waardoor de onderwijzer Thijsse het grote belang van natuurbeleving leerde te onderkennen. Hij trok met zijn leerlingen door bos en duin om ze middels ‘aanschouwelijk onderwijs’ kennis bij te brengen onder het motto: ‘We kunnen de koe niet in de school brengen, maar wel de leerlingen bij de koe’. Dijkhuizen toont Thijsse als een representant van zijn eigen tijd, waardoor Jac. P Thijsse behalve een boeiende biografie ook een interessant historisch document is. Verluchtigd met kleurrijke citaten waarvan de bronnen achter in het boek overzichtelijk worden vermeld, geeft Dijkhuizen een historisch juist beeld van de tweede helft van de negentiende eeuw, een ‘ambitieuze, optimistische tijd’, waarin technische veranderingen, industrialisatie, volksopvoeding (‘de kennis van de natuur is van het allerhoogste belang voor de beschaving en de welvaart van ons volk’, aldus Thijsse) en onderwijsvernieuwing hand in hand gingen. Als onderwijzer paste Thijsse dan ook in de traditie van verlichte vakgenoten als Jan Ligthart, Theo Thijssen en Eli Heimans, zijn eveneens natuurminnende vriend en onder andere medeschrijver van het eerder genoemde Flora van Nederland. Thijsse was echter niet alleen pleitbezorger voor ‘natuursport’, maar bracht het principe ‘een gezonde geest in een gezond lichaam’ ook daadwerkelijk in de praktijk. Hij introduceerde op Texel de voetbalsport en werd daar bovendien de eerste badmeester en zwemleraar. De negentiende eeuw was ook de periode waarin de boeken van de Tachtigers (Willem Kloos, Herman Gorter en Frederik van Eeden) verschenen en de romantische natuurbeschouwing hoogtijdagen beleefde. Het perfecte klimaat voor Thijsse om in te gedijen en uit te groeien tot de natuurminnaar, -kenner en -beschermer die uiteindelijk, geïnspireerd door natuurbeschermende initiatieven in Engeland en de Verenigde Staten, de drijvende kracht werd achter de oprichting van Natuurmonumenten. Thijsse was in zijn eigen tijd al een beroemd man. En zijn Verkade-albums, waarvan de natuurplaatjes verkregen werden door aanschaf van Verkadekoek en -beschuit, vormden met een oplage van soms meer dan honderdduizend gedurende een groot gedeelte van de twintigste eeuw succesvolle volkslectuur. ‘In mijn prille jeugd waren er maar twee schrijvers’, vertelt jan Wolkers in zijn essaybundel Mondriaan op Mauritius (1997), ‘God, die de bijbel had geschreven en Jac. P. Thijsse die de Albums van Verkade had geschreven’. Wolkers' citaat is alleszeggend over de populariserende invloed van Thijsse. ‘Maar de belangrijkste en blijvende nalatenschap van Thijsses levenswerk,’ onderkent Dijkhuizen naar een citaat van Jacob Heimans (kleinzoon van Eli), ‘ligt geïnvesteerd in de natuurmonumenten die door zijn toedoen voor ons behouden zijn gebleven.’ Ook in het fraai uitgegeven, met natuurfoto's en historisch beeldmateriaal rijkelijk geïllustreerde Wind mee, stroom tegen. 100 jaar natuurmonumenten wordt Thijsse genoemd als initiatiefnemer van de Nederlandse natuurbescherming. Maar auteur, journalist en Natuurmonumentenkenner Frits Maas toont in het jubileumboek aan dat Natuurmonumenten (de huidige naam) niet alleen dankzij Thijsse bestaat. Maas beschrijft helder en objectief, zonder in propagandistische taal te vervallen hoe Natuurmonumenten de afgelopen eeuw vorm kreeg en uitgroeide tot de huidige vereniging met negenhonderdduizend leden: een professioneel bedrijf met vijfhonderd vaste arbeidskrachten. In de hoofdstukken ‘Vereniging en organisatie’, ‘Financiën bij Natuurmonumenten’, ‘Ledenwerving en ledenbinding’, en ‘Onderzoek en Wetenschap’ tref je steeds dezelfde namen van mensen die de vereniging jarenlang haar gezicht gaven. Behalve Thijsse noemt Maas nog drie mensen: Eli Heimans, medeinitiatiefnemer van Natuurmonumenten, insectenkundige; eerste voorzitter van Natuurmonumenten dr. J. Th. Oudemans en mr. PG. Van Tienhoven, assuradeur ‘met relaties in de financiële wereld en kind aan huis in de hoogste kringen’. Vooral Van Tienhoven, vindt Maas, werd na de oprichting van Natuurmonumenten de onmisbare spil van de organisatie. ‘Niet alleen als penningmeester (1907-1927) en later als voorzitter (1927-1952), | |
[pagina 782]
| |
maar vooral als initiatiefnemer, als aanjager’. Naast het beschrijven van feitelijkheden over de aankoop en beheersontwikkeling van de eerste tien natuurgebieden (inmiddels uitgegroeid tot 350), fascinerende wetenswaardigheden (‘van de 198 natuurlijke en halfnatuurlijke habitats van Scandinavië tot de Middellandse Zee heeft Nederland er liefst 51’), en poëtische landschapsbeschrijvingen met een ‘zwaarbewolkt [...] subtiel troosteloos’ karakter, benadrukt Maas het gezicht en de eigen aard van Natuurmonumenten. Maas schetst een organisatie die sinds haar oprichting zoekt naar een evenwicht tussen allerlei tegenstrijdige belangen met als doel aankoop van natuur en terreinbeheer. Degelijkheid, evenwichtigheid, neutraliteit, continuïteit en bereidheid te overleggen met collega-organisaties en andere belangenpartijen, zijn daarbij onmisbare karaktereigenschappen. Natuurmonumenten is dus geen actieclub, tot spijt van een enkeling, maar een alleszins redelijke, voorzichtig optimistische organisatie, met een bemiddelend karakter. Een karakter dat geheel in overeenstemming is met dat van haar allereerste initiatiefnemer. Ook Thijsse was, ondanks zijn bevlogen strijd voor behoud van het Naardermeer, immers bovenal een bemiddelaar. Hij was geen ruziezoeker zoals blijkt uit Dijkhuizens beschrijving van Thijsses diplomatieke, wat naïeve houding tijdens de oorlogsjaren, waarin hij er niet voor schroomde de nieuwe NSB-burgemeester van zijn woonplaats Bloemendaal hartelijk te begroeten. Zolang de mensen maar zorgden voor natuur en milieu, vond Thijsse, die zelf ook zijn leven (dat op 8 januari 1945 eindigde) wijdde aan alles wat groeit en bloeit. Thuis was hij daardoor vaak ongezellig, vertellen de sporadische dagboekaantekeningen van echtgenote Leen, maar buitenshuis was hijBladzijde met prentjes uit een Verkade-album, 1936.
redelijk, voorkomend en ‘onbekommerd’. ‘Thijsse gold als warm en aimabel, was geliefd bij vriend en vijand,’ aldus Maas in Wind mee, stroom tegen. De geest van Thijsse waart al honderd jaar rond bij Natuurmonumenten. Zijn aard werd de ziel van de vereniging, gek genoeg juist dankzij dat zeldzame moment van strijdvaardigheid dat hij toonde toen het Naardermeer verloren dreigde te gaan. Mirjam Noorduijn sietzo dijkhuizen, Jac. P. Thijsse. Een biografie, De Arbeiderspers, Amsterdam/ Antwerpen, 2005, 299 p. |
|