Ons Erfdeel. Jaargang 48
(2005)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 773]
| |
Politici uit de oude lidstaten hebben jarenlang volgehouden dat Europa in de wereld moet spreken met één stem en dat de kloof tussen Europa en de burger gedicht moet worden, maar ze hebben deze woorden niet in daden omgezet. Zij waren daartoe niet in staat omdat zij nationale machtsposities wilden beschermen. Een Europese politiek, een Europees politiek debat, Europese volksvertegenwoordigers en een Europese regering zouden die machtsposities bedreigen. De Europese Unie is een verzameling van natiestaten, die weliswaar samenwerken maar die ook binnenlandse politieke discussies voeren alsof de Unie niet echt bestaat. Zij blijft daarom een politieke macht van weinig gewicht. Landen als Frankrijk, Groot-Brittannië en zelfs Nederland lappen Europese regels die ze zelf hebben opgesteld aan hun laars om redenen van nationaal belang, alsof de tijd dat zij grote koloniale machten waren nog altijd niet voorbij is. Zelfs Zweden, dat ooit een grote macht in het Oostzeegebied was, gedraagt zich altijd superieur tegenover andere kleine landen. Door de uitbreiding van de Europese Unie zijn er ook minder gemeenschappelijke belangen: de landen in het oosten zijn arm, die in het westen zijn rijk en die in het zuiden, die tot voor kort de enige arme waren, willen niet dat hun financiële steun verminderd wordt. Er bestaat geen Europees buitenlands beleid en, ondanks alle afspraken, één Europese economische politiek is er ook niet; het sociale beleid blijft volledig in handen van de lidstaten. Ben van der Velden concludeert dus zeer formeel dat Europa is geworden wat een aantal landen, met Groot-Brittannië op kop, altijd hebben gewild: een vrijhandelsgebied. Hij voorspelt dat de Europese onmacht de komende jaren alleen maar kan toenemen. Van der Velden was van 1971 tot 2004 redacteur van NRC Handelsblad en kwam in 1996 naar Brussel als politiek correspondent. Hij nam geen genoegen met de persconferenties en besloot zelf op zoek te gaan naar wat de Europese hoofdrolspelers denken en doen. Hij noteerde alles wat politici en diplomaten hem tijdensPlenaire zitting van het Europees Parlement tijdens de stemming over het Commissievoorzitterschap van José Barrosso, 18 november 2004.
ontmoetingen en gesprekken toevertrouwden. Zij wilden alleen maar vrijuit praten als zij niet geciteerd werden. Maar de reden waarom zijn gesprekspartners anoniem wilden blijven, speelt nu meestal geen rol meer. Daarom heeft hij hun uitspraken gebruikt in een poging om de andere werkelijkheid van de Europese Unie te beschrijven. Wanneer politici pogen hun medeburgers te overtuigen van het belang van de Unie spreken ze over een ander Europa dan er in werkelijkheid is. Op het einde van deze zoektocht gaf een Europees commissaris hem daar een helder voorbeeld van. Hij zei: ‘Het Europa van de founding fathers is dood’. Ik denk dat die man gelijk heeft, maar hij zou het lef moeten hebben om dit in het openbaar te zeggen. Europa lijdt dus aan de onmacht om zichzelf een democratisch bestuur te geven. Of het nieuwe Grondwettelijk Verdrag de referenda in de lidstaten zal overleven of niet, zal daar niets aan veranderen, want dit verdrag, ten onrechte Grondwet genoemd, is zelf een uiting van het onvermogen om Europa tot een eenheid te maken. Om zijn stelling te staven geeft Van der Velden de belangrijkste bevindingen van zijn acht jaren in Brussel in reportagevorm weer. Hij begint met te laten zien hoe de regeringsleiders Romano Prodi benoemden tot voorzitter van de Europese Commissie zonder te beseffen hoe weinig hij van Europa begreep. Ikzelf heb dit gebeuren als bevoorrecht getuige meegemaakt. Als voorzitter van de Europese Volkspartij (EVP) organiseer ik ter voorbereiding van elke Europese Raad een eigen partij- | |
[pagina 774]
| |
bijeenkomst met de EVP-regerings- en partijleiders. Op 24 maart 1999 waren wij in Berlijn toen de mare de ronde deed dat de Duitse bondskanselier Schrdder Romano Prodi zou voordragen als nieuwe voorzitter van de Europese Commissie. Ik richtte mij tot onze eerste ministers met de pertinente vraag of zij er wel van overtuigd waren dat Prodi daartoe de nodige capaciteiten had. Jean-Luc Dehaene reageerde prompt dat het onzin was om te denken dat op deze Berlijnse top een nieuwe commissievoorzitter benoemd kon worden. Enkele uren later was het zover. Dehaene, die met andere regeringsleiders, eurocommissarissen en diplomaten uit die periode tot de gesprekspartners van de auteur behoort, zei een jaar later: ‘De ramp met Prodi is niet alleen dat hij slecht communiceert met de pers, maar hij kan ook niet communiceren in de Europese Raad. (...) Als je in de Europese Raad je dossiers niet kent, dan ben je verloren. Je zit daar alleen aan het diner met de regeringsleiders, zonder enige hulp van ambtenaren. Als de vroegere commissievoorzitter Delors sprak, was iedereen stil. Diens opvolger Santer beperkte zich al tot zo nu en dan een technische opmerking. Prodi had een bijzondere rol kunnen spelen, vooral dankzij de zwakte van de Europese regeringsleiders aan tafel. Maar dat lukte hem niet.’ De Luxemburgse premier Jean-Claude Juncker ging nog een stap verder: ‘Prodi is een probleem. Hij slaagt erin om anderen te amuseren. Hij heeft grote menselijke kwaliteiten. Maar hij praat soms over dossiers die hij niet kent. Hij kent onvoldoende Frans. Hij spreekt geen Duits. En zijn Engels is alleen toegankelijk voor ingewijden.’ Schröder leidde op 24 maart 1999 voor de eerste keer een Europese topbijeenkomst. Een goede week voordien had de Europese Commissie onder leiding van Jacques Santer ontslag moeten nemen na een vernietigende enquête van een comité van ‘wijzen’ over slecht financieel beheer en vriendjespolitiek. Daardoor kwam de opvolging van Santer in een stroomversnelling. Maar Schröder had op die top nog wat anders aan zijn hoofd. De luchtaanvallen van de NAVO op militaire doelen in Servië wegens de crisis in Kosovo en de begroting voor de komende zeven jaar waren zware dobbers voor de regeringsleiders. Schröder was bang voor een mislukking. Hij bedacht een list en wou de top met een succes beginnen. Hij wilde daarom dat de regeringsleiders zouden besluiten over de opvolging van Santer, wie dat ook mocht zijn. Van der Velden schrijft: ‘Toen Prodi was verkozen, zei Schröder: “Ik heb mijn top gered”, vertelde achteraf een diplomaat die nauw bij de kwestie was betrokken.’ Dat is ook de reden waarom Wim Kok geen commissievoorzitter is geworden, ondanks het feit dat Juncker, Blair, Schröder en ook Chirac voor hem gewonnen waren. Kok had een opmerkelijke strategie gevolgd. Hij had gezegd dat hij geen voorzitter wilde worden omdat hij het ten aanzien van zijn kiezers niet kon verantwoorden om zo kort na de vorming van zijn regering alweer op te stappen. Dat klonk heel integer maar de werkelijkheid was iets ingewikkelder. Kok hoopte dat de regeringsleiders het niet eens zouden worden en dat ze dan een dringend verzoek tot hem zouden richten om Europa uit de crisis te helpen en naar Brussel te gaan. Bij zo'n dramatisch beroep op de premier van Nederland zouden de kiezers hem zijn vertrek niet kwalijk nemen; integendeel, ze zouden hem met trots laten gaan. Maar die strategie werkte niet. Kok had niet één keer maar wel tien keer gezegd dat hij geen voorzitter wilde worden. Tot zijn verbazing geloofde Schröder hem uiteindelijk en besloot hij de benoeming van Prodi op de top van Berlijn door te drukken. Dit doorkruiste de plannen van de Nederlandse premier, die er net als andere regeringsleiders op gerekend had dat de benoeming van de commissievoorzitter later op een aparte top beslist zou worden. Het resultaat was vernietigend. Kok, die over alle kwaliteiten beschikte om een bekwame en inspirerende voorzitter van de commissie te worden, werd niet verkozen en Prodi, van wie reeds na enkele weken bleek dat hij niets van Europa begreep, werd benoemd omdat Schröder van zijn top in Berlijn een succes wilde maken. Schröder kende Prodi waarschijnlijk nog niet, zegt Van der Velden, maar hij hield maar niet op diens roem uit te bazuinen: hij was ‘de ideale persoon’, met ‘grote economische kennis en ervaring’, ‘iemand die weet wat hervormingen zijn’, ‘een persoon met politieke ervaring’. Maar er worden ook andere scènes beschreven in het boek. Van der Velden toont hoe de Europese regeringsleiders ervan uitgaan dat ze vrij zijn om te beslissen of ze zich houden aan de verdragsregels of | |
[pagina 775]
| |
niet; dat er in Europa een permanente spanning heerst tussen grote en kleine landen; dat wat Europees belang is lang werd bepaald door Duitsland en Frankrijk maar dat deze twee landen wel altijd in de eerste plaats op hun eigen belangen letten; dat Tony Blair deze Frans-Duitse overmacht kon aantasten en een einde maakte aan het Britse isolement, maar tevens vasthield aan de Britse weerstand tegen politieke integratie; dat de eurocommissarissen geen politici zijn maar ook geen ambtenaren en dat ze vaak zelf niet weten wat ze wel zijn; dat de ene, grote Europese markt heeft geleid tot een onstuitbaar mechanisme waardoor Brussel zich met steeds meer zaken bemoeit maar dat de macht van Brussel gebrek heeft aan politieke integratie; dat de kans reëel is dat het Grondwettelijk Verdrag wordt weggestemd maar dat de regeringsleiders de gewoonte hebben referenda over Europese verdragen niet helemaal au sérieux te nemen; dat de Conventie een goed leesbare en voor ieder begrijpelijke tekst moest opleveren, maar dat het verdrag op sommige punten nog ingewikkelder werd dan de oude Europese verdragen; dat het Europese Parlement vecht voor meer macht maar dat het zich dikwijls belangrijker voordoet dan het is. In het kader van deze recensie is het uiteraard niet mogelijk een samenvatting te geven van elk van de elf overige hoofdstukken zoals ik deed bij wijze van voorproefje voor het eerste hoofdstuk over Prodi en de conclusie in het dertiende hoofdstuk over de Europese onmacht. Elk hoofdstuk bevat spannende informatie, in een synthetische en aantrekkelijke vorm, zeer begrijpelijk en interessant ook voor de lezer die niet dagelijks met Europa bezig is. Maar het is geen historisch werk en sommige informatie kan aan een kritisch onderzoek worden getoetst. Zoals ik reeds schreef, kon de auteur rekenen op bevoorrechte bronnen van informatie dankzij zijn gesprekken met regeringsleiders, commissarissen en ook diplomaten, die ondanks de openheid die hij heeft nagestreefd, dikwijls nog onbekend blijven. Ik geef twee voorbeelden waarbij ikzelf betrokken was. Voor Berlusconi's positie in Europa was het belangrijk dat zijn partij Forza Italia groot gewicht had binnen de EVP. De Duitse en Italiaanse christendemocraten waren lang de grootste partijen. Toen in het begin van de jaren negentig de Italiaanse christendemocraten aan corruptieschandalen bezweken, spande Helmut Kohl zich in om plaatsvervangers voor hen te vinden. Hem was er alles aan gelegen om ervoor te zorgen dat de Europese Volkspartij ook na het verdwijnen van zijn Italiaanse vrienden de grootste fractie in het Europese parlement zou blijven vormen, schrijft Ben van der Velden. Op dat moment was de EVP nog niet opnieuw de sterkste fractie in het Europese parlement en Helmut Kohl stond aanvankelijk zeer huiverig tegenover de opname van Forza Italia, o.m. omdat hij bevriend was geworden met Prodi tijdens hun gezamenlijke regeringsperiode. Wij stonden open voor toetreding van nieuwe partijen en voor samenwerking met geestverwante parlementsleden in de fractie omdat zij de beslissende kracht wilden blijven. Indien de EVP met de toenmalige formatie doorging, bereikte zij nooit een meerderheid. Ze werd ook geconfronteerd met de oprichting van een concurrent ‘Unie voor Europa’ waar Forza Italia en de Franse gaullisten bij aan wilden sluiten. In de bungalow van Helmut Kohl in Bonn kwamen wij overeen om dit te beletten. Zonder de conclusies van die bijeenkomst van 24 maart 1998 kan men de echte geschiedenis niet schrijven. De auteur vervolgt: ‘Geen Europese kiezer weet wie de voorzitter van de Europese socialisten, christendemocraten of liberalen is. (...) Omdat er geen echte Europese politieke partijen zijn “die als onmisbare tussenschakels kunnen fungeren” tussen de Europese bevolking en Brussel, hebben de Europese instellingen “een zwakkere populaire basis dan gewone staten hebben”, schreven twee Noorse politieke wetenschappers.’ Dat hangt af van het land en van de actie van de politieke partijen. Toen over de toetreding van Forza Italia een besluit moest worden genomen, was de EVP in Italië wekenlang voorpaginanieuws. In Spanje heb ik tien jaar lang samen met de Partido Popular kiescampagnes gevoerd en verscheen ik samen met vertegenwoordigers van deze partij op de televisie en in kranten. In andere landen wordt het bestaan van de EVP ook door lidpartijen verdonkeremaand. Maar sedert de dag dat de EVP na de Europese verkiezingen van 2004 de benoeming van José Durao Barrosso tot voorzitter van de Europese Commissie kon afdwingen, is er veel veranderd. In een ander kort geleden verschenen boek over Europa, Grensverkenningen. Dagboek van | |
[pagina 776]
| |
een eurocommisaris van Frits Bolkestein, is vooral het nawoord belangrijk. Van 1999 tot 2004 was Bolkestein verantwoordelijk voor de internemarkt: interessant, zegt hij, omdat het gaat om de hartslag van het economische leven; belangrijk omdat het de economische eenwording van Europa beoogde, die van grote betekenis is. ‘Helaas (...) de politieke correctheid (werkte) soms ook in de Europese Commissie verlammend (...) Verder ontbrak het de Commissie soms aan zelfvertrouwen: jegens het Europese Parlement, jegens de lidstaten of jegens de Amerikanen. Dit is een aspect van een veel breder verschijnsel: het gebrek aan zelfvertrouwen in de eigen cultuur dat West-Europa kenschetst.’ Bolkestein had geen behoefte aan Europese politieke integratie. Op de commissievergadering van 21 juni 2000 betoont hij zich ‘een tegenstander van een federaal Europa (...)’, onder andere zeggende dat er ‘geen Europees volk en geen Europese openbare mening zijn.’ Enkele dagen later ontmoet hij in Londen de Bruges Group van eurosceptische Britse conservatieven, onder leiding van Bill Cash. ‘Sommige van hun argumenten zijn niet eens zo makkelijk te weerleggen. Op andere punten ben ik het ook met hen eens.’ Grensverkenningen is een interessant maar uiterst moeilijk dagboek. Het vergt een enorme encyclopedische kennis van namen, privéinstellingen, denktanks, boeken en personen om er zich thuis in te voelen. Zijn collega Chris Patten vertelde over hem: ‘Andere leden van de Commissie herinneren zich dat je iets voor hen hebt gedaan. Ze proberen daarna jou te helpen. Bolkestein doet dat niet. Hij vertelt wel graag over het toneelstuk dat hij heeft gezien. En als je zegt dat een boek interessant is, noteert hij dadelijk de titel.’ In dit boek voert hij de lezer over een tijdsverloop van vijf jaar naar de beste restaurants, hotels, theaters, concerten in Europa en in de wereld. Ik vraag mij af waar hij de tijd vandaan gehaald heeft. Hij is bijzonder assertief tegen de Nederlandse journalisten. Zijn dagboek is rijkFrits Bolkestein (links) ontvangt de Hollandse nieuwe maatjes.
aan spitse formuleringen zoals: ‘Tot mijn verbazing was Ruud Lubbers er ook. Zijn eerste kabinet was goed, zijn tweede matig, zijn derde slecht. Net als een fles wijn die je opentrekt.’ Over het Europees Parlementlid Astrid Lulling: ‘Derk-Jan (Eppink, Bolkesteins woordvoerder, WM) wist te melden dat deze Luxemburgse politica een spoor van vernieling heeft nagelaten: lid geweest van drie partijen, een scheuring in de Socialistische Partij veroorzaakt, één minister tot aftreden gebracht en een andere die in de liefdesdaad met haar is gebleven. Une belle mort, heet dat.’ ‘'s Avonds naar Stalker van G.J. Rijnders in het Kaaitheater. Waardeloos.’ ‘De VVD is een grote, stabiele partij geworden die centrum-rechts beheerst. Dat is precies wat ik wilde. Nu moeten we nog de grootste worden.’ Nadien kwam echter Fortuyn... ‘In de loge naast de onze zat Màxima Zorreguieta. Lange stevige meid, aantrekkelijk zonder echt mooi te zijn.’ Over de voormalige voorzitster van het Europese Parlement: ‘Nicole Fontaine sprak ook. Ik heb die vrouw nog nooit iets van belang horen zeggen.’ Over de nieuwjaarsreceptie op het Paleis te Brussel: ‘Naar de Koning voor de nieuwjaarsreceptie. Stomvervelend.’ Over Verhofstadt op maandag 17 mei 2004: ‘Om 12.00 uur broodje-Balkenende. Heb hem gewaarschuwd tegen: (...) Verhofstadt als president van de Commis- | |
[pagina 777]
| |
sie, waar Schröder en Chirac op aan schijnen te koersen, zonder twijfel omdat ze ieder een eigen vice-president mogen aanwijzen voor de economische respectievelijk de macro-economie = het SGP. Dat zou voor de Commissie rampzalig zijn.’ Over Karel de Gucht: ‘De liberalen hebben het niet zo goed gedaan in België, vandaar dat le grand Loulou (Louis Michel, WM) moest wijken als minister van BZ, waar Karel de Gucht hem is opgevolgd - een onaangenaam persoon, ben ik bang.’ Over Turkije op de commissievergadering van 6 oktober 2004: ‘Het enige punt is Turkije en de vraag die moet worden beantwoord, is of Turkije afdoende aan de politieke criteria van Kopenhagen voldoet. Prodi, Verheugen en 22 andere commissarissen beantwoorden die vraag positief, ik negatief. Ik baseer mij op het rapport van Amnesty International en dat van de AIV in Den Haag, het aantal erkende vluchtelingen in 2003 (2000) en twijfel over de godsdienstvrijheid. Ik heb uitdrukkelijk gevraagd het niet te doen voorkomen alsof er unanimiteit bestaat want die is er niet. Ook Franz Fischler was voor, hoewel hij ons enige maanden geleden een zeer kritische brief had gestuurd.’ Het boek van Van der Velden is een ongena dige analyse over de bescherming van nationale machtsposities in de Europese Unie; dat van Bolkestein een openhartig getuigenis van een eurosceptisch lid van de Europese Commissie. Waar is het engagement voor het gemeenschappelijke Europese belang gebleven? Als ik mij de jaren tachtig en het begin van de jaren negentig herinner met Giscard d'Estaing en Schmidt en nadien Kohl en Mitterrand, toen werd er leiding gegeven aan Europa en creëerden we de eenheidsmarkt, de eenheids munt en de beginnende politieke unie. Vandaag verkeert de Europese Unie, zoals een Duitse medestander me onlangs zei, ohne Führung. Wilfried Martens ben van der velden, De Europese onmacht. Scènes uit de achterkamers, Meulenhoff, Amsterdam, 2005, 287 p. |
|