Noordoostpassanten. Een spiegel van de West in de Lage Landen
Het gebeurt zelden dat Suriname, de Nederlandse
Antillen en Aruba, vroeger de West genoemd, samen in een anthologie aan bod komen. Dat is wel het geval in
Noordoostpassanten. 400 jaar Nederlandse verhaalkunst over Suriname, de Nederlandse Antillen en Aruba. Weliswaar is het in deze bloemlezing niet de Surinamer of de Antilliaan die het woord neemt, zoals dat het geval was in
Mama Sranan. 200 jaar Surinaamse verhaalkunst (1999, samengesteld door Michiel van Kempen) of in
Tropentaal. 200 jaar Antilliaanse vertelkunst (2001, samengesteld door Wim Rutgers), maar de Nederlander zelf. Eén opvatting is meteen al door de omvang van het boek - maar liefst 711 pagina's - niet langer te verdedigen, namelijk dat er in tegenstelling tot Nederlands Oost-Indië niet zo veel over de West is geschreven. Dit beeld wordt door
Noordoostpassanten eindelijk gecorrigeerd.
Deze prachtige bloemlezing, die samengesteld werd door Michiel van Kempen en Wim Rutgers, is niet alleen van een uitvoerige inleiding en verantwoording voorzien, maar alle auteurs - er zijn er iets meer dan honderd! - kregen ook een interessante biografie. Het boek bevat tekstfragmenten maar soms ook volledige teksten. Ze staan in chronologische volgorde. Het boek bevat voor de hedendaagse lezer minder bekende tot zelfs onbekende auteurs en teksten, maar er duiken ook schrijvers als Simon Carmiggelt en Godfried Bomans op. En dat is verrassend. Willem Frederik Hermans, die begin 1969 een reis naar Suriname en de Nederlandse Antillen maakte en zijn reisindrukken in de De laatste resten tropisch Nederland weergaf, ontbreekt echter. Maar dat heeft wellicht met auteursrechtelijke problemen te maken. Hoe het ook zij, de auteurs zijn allen passanten: personen die niet afkomstig zijn uit de West maar die er een langere of kortere tijd voor hun werk verbleven.
Het is natuurlijk niet haalbaar om de vier eeuwen die in dit boek aan bod komen in dit korte bestek te bespreken. Ruwweg kan gezegd worden - al doe ik hier de bloemlezing geweld aan - dat de zestiende en zeventiende eeuw rijk zijn aan verslagen allerhande, bijvoorbeeld in de vorm van reisverhalen en beschrijvingen van wat er gezien werd. In de achttiende eeuw kreeg het op fantasie berustende geschrift de bovenhand en verscheen de goede meester op de voorgrond. In de negentiende eeuw kan er werkelijk van een bloei gesproken worden van allerlei boeken (o.a. geschriften over het al dan niet afschaffen van slavernij). En ten slotte komt er op het einde van de twintigste eeuw een geweldige opbloei van voornamelijk vrouwelijke auteurs die over de West schrijven, zoals bijvoorbeeld Eva Gerlach en Nelleke Noordervliet.
Zoals gezegd is het de Nederlander in zijn rol als leraar, militair, geestelijke, kortom als passant die hier het woord neemt. Het vermelden waard zijn hier o.a. M.D. Teenstra, de landbouwspecialist die zowel in Nederlands Oost-Indië als op Curaçao en in Suriname verbleef; de predikant G.B. Bosch die eveneens in beide regio's verbleef; de uit Denemarken komende hernhutter P.M. Legêne, die een kindertehuis in Alkmaar aan de Commewijne stichtte; Eva Gerlach, die meer dan tien jaar in Paramaribo woonde en er school liep. Anderen ontvingen een reisbeurs van de in 1948 opgerichte Stichting Culturele Samenwerking, kortweg Sticusa genoemd, en verbleven daardoor een tijdje in de regio. Bijna alle schrijvers in deze bloemlezing hebben dus de West bezocht. Bijna alle, want er zijn in deze bloemlezing drie buitenbeentjes oftewel uitzonderingen opgenomen die nooit in de West geweest zijn maar die zo'n belangrijk werk over de