volgens de katholieke kalender. Ware het niet dat de actuele Nederlandse politiek zich de woorden ‘waarden en normen’ heeft toegeëigend, je zou De Corte een hoeder van die traditionele waarden en normen kunnen noemen. Hij is niet star conservatief, bijlange niet zelfs. Zijn liedje ‘Romeo en Julio’ bijvoorbeeld, over homoseksualiteit, kwam op de verboden lijst van bepaalde omroepen. Maar die dingen waar hij echt om geeft: liefde, vriendschap, mededogen met de beproefden, vindt hij terug in dat christelijke verhaal. Ook het geloof in een hemel waar het beter is dan hier maar die je ook op aarde moet verdienen, is een constante in zijn werk.
Het thema waar hij misschien wel het meeste over zingt, is de vrede. Weet je nog wel:
Ik zou wel eens willen weten: waarom zijn de mensen zo moe?
Misschien door hun jachten en jagen
En misschien door hun tienduizend vragen
En ze zijn al zo lang onderweg naar de vrede toe -
Daarom zijn de mensen zo moe.
Vrede staat bijna gelijk met de hemel of beter: met de tuin van Eden, vóór de erfzonde:
Geen Kaïn slaat er Abel dood
Er is slechts overvloed te delen.
In een ander lied droomt hij van ‘Een wereld zonder angst en pijn’. Dat de wereld nog ver van dat ideaalbeeld afstond, kon niet genoeg worden herhaald. Wie er blind voor bleef, was zelf schuldig:
Hoe kan de kerk nog blijven preken dat de wereld is verlost
Terwijl miljoenen levenslang het allernodigste ontberen?
Terwijl er elke dag soldaten op de slagvelden creperen
Omdat de rijken als de dood zijn dat de vrede centen kost
En de regeerders niet geloven in gezag zonder geweren.
Jules de Corte (1924-1996) (links) met Peter Blanker, Marjan Klaren, Robert Smit en Conny Pieters - Foto Behrens' Fotopersbureau.
En af en toe ervaar je ook hier dat de goede cabaretier een chroniqueur van zijn tijd is. ‘De poort’ schreef Jules de Corte in 1968. Hij kijkt aan de hemelpoort welke logés er binnenkomen:
En in Vietnam tien kindertjes verbrand
Omdat het die dag Napalmzondag was.
Lees me niet verkeerd, ik zeg niet dat jules de Corte geen aflevering in de onvolprezen Pluche-reeks verdient. Hij schreef één onsterfelijk lied en minstens twintig die niet in de vergetelheid zouden mogen raken. Het ontroerende ‘Kleine Anita’ bijvoorbeeld, uit 1969, over een kind dat verongelukt is in het verkeer, is er alleen maar actueler op geworden. Het boek had iets dunner gekund en de omgekeerde chronologische volgorde is een miskleun van formaat. Maar bovenal hunker ik door dit boek naar een soort longbox met het vroege grammofoonplatenwerk op cd, mét tekstboek, fotoboek, biografie, enz. Dat zou de kleinkunstenaar-cabaretier Jules de Corte pas echt recht doen.
Wim Chielens
jules de corte, Ik zou wel eens willen weten, Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam, 2005, 352 p. (met cd)