keer tot zijn volle recht komt in een tentoonstellingsruimte of in een duinlandschap.
Zo zijn Invasif I en Het is lam eigenlijk exposities die grillig spelen met de conventies van het theater: op een vast tijdstip bezoeken de toeschouwers samen de tentoonstelling, en hoewel ze zich in een theaterruimte bevinden krijgen ze geen zitje toegewezen. De toeschouwer kan zich ook niet autonoom verplaatsen in de tentoonstelling, zijn blikrichting wordt door Benaouisse strak geregisseerd en getimed. Voor Invasif II (2002) past hij het omgekeerde procédé toe: in het Gentse Caermersklooster laat hij de toeschouwer vrij een tentoonstelling te bezoeken maar hij confronteert hem geregeld met levende performances. Hier worden de conventies van een expositieruimte theatraal herschikt, al blijft het publiek vrij om zelf een verhaal te reconstrueren in de totaalinstallatie die Invasif II is.
Welke plek Ben Benaouisse ook inneemt voor zijn creaties en hoe divers de uitdrukkingsvormen die hij zich toe-eigent ook zijn, steeds herken je de persoonlijke zoektocht naar de eigen artistieke en culturele identiteit, de poging om zijn autobiografie in opeenvolgende etappes te ensceneren. Hij begint daarvoor bij familiefoto's, prenten, tekeningen, objecten, lijstjes, teksten, geluiden, muziek, video, allemaal materiaal dat hij catalogiseert, inventariseert en structureert in een persoonlijke scenografie. Zo is het decor voor Het is lam bijna letterlijk een vlooienmarkt van voorwerpen waaruit vooral de herinnering aan de overleden vader spreekt: tegen de achtergrond van het Lam Gods van de gebroeders Van Eyck toont hij bijvoorbeeld een familiefilmpje waarin de vader een lam slacht - Benaouisse schuwt geenszins het pathos van uitgesproken symbolische beelden. Nog sterker is de verzameldrift in Invasif. II: langs een parcours van kabinetten gevuld met herinneringen gidst hij de bezoeker door zijn levensloop en maakt hij op die manier zijn geheugen zicht- en tastbaar voor de anderen.
Maakt Benaouisse zich niet schuldig aan navelstaarderij? Die val ontwijkt hij zorgvuldig:
Ben Benaouisse, ‘Invasif II’, opstelling de Brakke Grond, Amsterdam, 2002.
de bezoeker dringt weliswaar een vreemd subjectief universum binnen, maar herkent tegelijk elementen die refereren aan typisch Belgische zaken. Juist door de verwevenheid van de individuele en de collectieve herinnering, van subjectieve en objectieve documentatie legitimeert Ben Benaouisse zijn autobiografisch onderzoek. Wellicht is het een messianistisch trekje van de kunstenaar dat hij zichzelf eerst bloot geeft om zo een metafoor te worden voor de anderen, waarmee hij de overtuiging illustreert dat de identiteit van een mens wordt gevormd door zijn geheugen.
Invasif, dat inmiddels de naam van Benaouisses eigen gezelschap is geworden, telt uiteindelijk vijf etappes die in een telkens gewijzigde constellatie (tentoonstelling, performance, theater, choreografie) toch op elkaar inspelen: het is een vermenigvuldigen van sporen uit het verleden, alsof Benaouisse zich daarmee wil wapenen tegen de toekomst en het volledige menselijke bestaan wil bevatten.
De wil om alles te omvatten is dominant aanwezig in een nieuwe versie van Het is lam, die in januari 2005 in première ging. Benaouisse verenigt in deze multidisciplinaire voorstelling zijn vorige projecten en woekert er met de veelheid van zijn materiaal dat onder meer verwijst naar de christelijke iconografie en de Arabische cultuur. Dieren, teksten, video, een licht- en kleurshow, requiemmuziek, een naakte danseres, een verlamde man in een rolstoel, het komt allemaal simultaan en bombastisch op de toeschouwer af. Opnieuw genereert Benaouisse enkele sterke beelden - het rituele openingsbeeld waarin een naakte, fra-