Ons Erfdeel. Jaargang 48
(2005)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdLoes van der Horst en de fascinatie door de ruimteWanneer Loes van der Horst samen met haar man, de toneelspeler Hent van der Horst, een vliegreis maakte, gunde hij de plaats aan het raam aan Loes, omdat ze graag een groot overzicht heeft over wat haar in de ruimte rondom haar vergezelt. De ruimte zichtbaar maken, dat is wat haar driedimensionale werk telkens weer doet. In 1968, toen haar jongste zoon twintig werd, betrok ze een eigen atelier op het Prinseneiland in Amsterdam. Vanaf dat moment kon ze over haar eigen dag beschikken. In dat jaar weefde ze in polypropeen een groot werk: ‘White Link / Witte schakel’ - het meet 320 × 200 × 200 cm - dat programmatisch de drie dimensies in beslag neemt: twee doordat de twee vlakken van 200 cm lengte haaks in elkaar vallen en de eerste dimensie, de hoogte, doordat één van de twee hoog boven de tegenvoeter uitrijst. Toen hetAfb. 1, Loes van der Horst, ‘Zonder titel’, 1995, inkt op Chinees papier, 205 × 95 cm - Foto Tom Haartsen © SABAM Belgium 2005.
| |
[pagina 742]
| |
Afb. 2, Loes van der Horst, ‘Zonder titel’, 2000, inkt op Chinees papier, 165 × 95 cm - Foto Tom Haartsen © SABAM Belgium 2005.
werk in 1969 geëxposeerd werd op de Biennale de la Tapisserie in Lausanne, was het daar het eerste in kunststof. Het vond een definitief onderkomen in crematorium Westgaarde in Amsterdam. In 1974 weefde ze, ook in glimmend polypropeen, een werk dat aangekocht werd door het Stedelijk Museum van Amsterdam en dat daar van tijd tot tijd te zien was: ‘Wie heeft er in mijn bed geslapen?’. De afmetingen, 188 × 128 cm, herinneren aan een eenpersoonsbed. De titel verwijst met onderkoelde ironie naar de leefwereld van de huisvrouw. De techniek waarvoor zij dankzij een toeval had gekozen, het weven, werd immers van oudsher verbonden met vrouwelijke huisvlijt. Het hangende doek is zó geweven dat het in het midden uit het platte vlak naar voren valt, waarbij het een dialoog laat zien van gespannen en ontspannen draden. De associatie die de kijker dankzij de titel krijgt, is die van een bed waarop de afdruk van een lichaam is achtergebleven. Iets heel intiems. Zó intiem dat de pythagoreeërs onder de oude Romeinen onmiddellijk na het opstaan hun beddenlakens strak trokken, opdat geen boze krachten bezit konden nemen van de plek waar zij 's nachts hun lichaam aan toevertrouwden. In 1981 hield Loes van der Horst op met weven.Ga naar eind(1) Voor haar ruimtelijke concepten maakte ze vanaf dat jaar gebruik van materialen zoals staal, zink, aluminium, polyester. Zo ontwierp ze in 1985 voor de grote bovenhal boven de trappartij van het Stedelijk Museum in Amsterdam een ‘Irritante rechthoek’. Het bijzondere aan deze strak gespannen lijn was dat de bezoeker nergens een plaats kon innemen waar het werk in zijn geheel te overzien was. Met ‘Irritante rechthoek’ bracht zij een ruimte tot leven die het museum dat de opdracht verleende, tot dan toe niet had gebruikt. In feite is een werk als dit een installatie. Want na enige tijd werd het opgeheven en het materiaal opgerold.Ga naar eind(2) Gelukkig kreeg de kunstenaar heel wat grote opdrachten, ook van de overheid, die niet werden opgeheven. Van der Horst werd in 1919 in Noordwijk geboren als Loes Wenckebach, dochter van de beeldhouwer Oswald Wenckebach. Haar vader stond als kunstenaar zeer in aanzien. Loes volgde in Wenen, waar de familie van haar vader woonde, drie jaar een opleiding aan de Kunstgewerbeschule. In 1938, toen de Anschluss dreigde, keerde ze terug en volgde nog drie jaar de cursus schilderen en grafiek aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag. Het schilderen leverde zij echter in voor het weven. En het weven daarna voor het gebruik van bestaande materialen. In de zomer van 2005 werd er in Nederland een dubbeltentoonstelling georganiseerd van de tekeningen van Loes van der Horst naar aanleiding van het verschijnen van het boek Loes van der Horst. De getekende ruimte met een essay van Max van Rooy. Het is een tendens van de laatste jaren in Nederland om door exposities van dezelfde kunstenaar op twee of drie plaatsen tegelijk de schrijvende pers te bewegen tot redactionele aandacht. Het Rijksmuseum Twenthe in Enschede bracht met ‘Getekende ruimte’ een selectie tekeningen uit de jaren negentig in de geest van De Stijl, terwijl de Weteringgalerie in Amsterdam de tekeningen toonde die te danken zijn aan vrijere associaties. De tentoonstelling in Enschede vormde een eenheid doordat alle tekeningen waren uitgevoerd op dun Chinees papier in staand formaat van ongeveer 200 cm hoog bij een breedte van 95 cm. Het motief bestaat veelal uit enkele lijnen die een relatie met elkaar aan- | |
[pagina 743]
| |
gaan. In een begeleidend essay schrijft Max van Rooy ‘De lijnen lijken willekeurig op het papier neergedwarreld zoals de stokjes van het Japanse Mikadospel (...). Maar waag het niet om met je ogen een lijn weg te nemen, of ook maar een millimeter te verschuiven. Dan zal de spanning uit de samenhang verdwenen zijn.’Ga naar eind(3) Op de expositie in Enschede, die vooral de rijkdom van de beperking liet zien, hingen er twee tekeningen midden in de ruimte. Ze verschilden vooral van de andere tekeningen doordat ze aan beide kanten betekend waren en ook dubbel gesigneerd. De kijker trof aan de achterkant die óók de voorkant is, het spiegelbeeld aan van de andere kant. Loes van der Horst is ook op het platte vlak een ruimtelijk kunstenaar. ‘Zonder titel’ uit 1995, getekend met inkt op Chinees papier van 205 × 95 cm, is een constructieve tekening, maar voor wie antropomorfe associaties toelaat: ook een tekening van grote innigheid (afb. 1). In 1992 en 2003 ontstaan verschillende tekeningen die te danken zijn aan de plaats aan het raam tijdens een vliegreis: ‘Window Seat 1’ tot en met ‘3’. Deze vrije tekeningen, die in de Weteringgalerie te zien waren, tonen de macht en plastiek van de wolken, die van boven af worden gezien en die hun zware schaduw op de aarde werpen. Van ‘Window Seat 1’ en ‘2’ gaat dreiging uit. Formeel meer verwant aan deze trits dan aan de tekeningen in Enschede is ‘Zonder titel’ uit 2000, 165 × 95 cm, inkt op Chinees papier (afb. 2). De tekening geeft drie vormen te zien, organisch en autonoom. Vormen die aansluiten bij onze leefwereld, maar zich daarin niet laten aanwijzen. Vormen van een grote vitaliteit die bovendien doorluchtig zijn. José Boyens |
|