Kunsten
Romantiek in België
In het voorbije decennium werden op verschillende tentoonstellingen - Na & Naar Van Dyck. De romantische recuperatie in de 19de eeuw (Antwerpen, 1999), Belgische schilders van de Hermitage (Brussel, 1999-2000) en Miseen-scène. Keizer Karel en de verbeelding van de negentiende eeuw (Gent, 1999-2000) - aspecten van de romantische schilderkunst in België belicht. Ter gelegenheid van de viering van 175 jaar België werd in 2005 een meer globale tentoonstelling georganiseerd. Zij vond plaats in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België in Brussel, maar werd aangevuld met exposities in het Cultuurcentrum ING, waar tekeningen uit de Belgische romantiek werden gepresenteerd, en in het Antoine Wiertz Museum, dat huist in het vroegere atelier van de trotse en eigenzinnige kunstenaar, wiens avonturen door conservator Brita Velghe nog eens worden verhaald in het boek dat de tentoonstelling begeleidde.
Uit de korte, maar knappe essays in dat boek, dat ook een catalogusgedeelte bevat, blijkt welk beeld van de romantiek de samenstellers van de tentoonstelling hebben gekoesterd. Zij erkenden en aanvaardden haar complexiteit. De romantiek was voor hen meer dan de sentimentele ‘amoureuze romantiek’ van het herderinnetje; zij was, zo schrijft Dominique Marechal, ‘een samenraapsel van begrippen’. In de bezoekersgids werd dit samenraapsel tot tien adviezen gecomprimeerd: ‘Welkom jonge vorst, hijs de vlag, bewonder kunst, trek het open land in, voel de drang naar storm, bemin, kijk in de ogen van het kind, wees stil, wijk af, kijk in de spiegel.’ Dat is de romantiek waarin jonge naties worden gevierd, de geschiedenis wordt bestudeerd en de vrijheid wordt bejubeld, waarin emoties primeren en de natuur een spiegel van het eigen ik wordt, waarin de onbereikbare liefde het leven voedt en ruïneert, waarin de onschuld van het kind en de vrijmoedigheid van de kunstenaar belangrijker zijn dan de conventies van de burger, waarin de wereld door een waas van nostalgie wordt waargenomen en de hang naar het verre en het vreemde altijd aanwezig blijft.
De schilderkunstige vertaling van dit programma in België werd in Brussel voorgesteld op een thematisch opgezette tentoonstelling, die opviel door haar rijkdom en haar uitvoerigheid. Nochtans was vooral uit eigen bezit geput. De schilderijen uit het Hermitage Museum te Sint-Petersburg die voor de tentoonstelling waren gereserveerd, raakten wel in de catalogus, maar reisden uiteindelijk niet naar Brussel. De meerderheid van de getoonde stukken kwam uit de depots van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten. Maar dat gold niet voor alle stukken. Van Matilde Malenchini-Meoni was een dubbelportret te zien, waarvan de ene helft in het Brugse Groeningemuseum wordt bewaard, maar de andere helft in een privéverzameling. ‘Antonello da Messina in het atelier van jan van Eyck’ (1820-1829) van Joseph Ducq werd in Bourg-en-Bresse in bruikleen gegeven. Uit La Rochelle kwamen twee ‘Griekse schilderijen’ van Henri Decaisne, uit Berlijn een reductie van ‘Het eedverbond der edelen in 1566’ (1849) van Edouard de Bièfve.
Nicaise de Keyser, ‘Milton dicteert “Paradise Lost” aan zijn dochters’, 1858, olieverf op doek, 168 × 140 cm.