ment - Hermans keert ook na zijn dood niet terug naar zijn geboortestad - is van Koen Deprez, een Brusselse architect, en Raymond Benders, de voorzitter van het Willem Frederik Hermans Instituut. Het wordt een indringende ervaring om over de steile Torensluisbrug te lopen, tussen de gedenktekens voor deze twee literaire kolossen door.
Eind oktober verschijnt een selectie van Hermans' polemieken onder de titel Niet uit kwaadaardigheid. De samensteller is Max Pam, die met Jan Boszdries en Machteld van Gelder ook een tweedelige documentaire heeft gemaakt over leven en werk van Hermans, getiteld Een overgevoelige natuur. Deze wordt uitgezonden op 31 oktober en 7 november a.s. in het NPS-programma ‘Het uur van de wolf’.
In november vindt in de Nieuwe Kerk te Amsterdam de feestelijke presentatie plaats van deel 1 van Hermans' Volledige werken. Dit deel bevat zijn twee eerste romans: Conserve en De tranen der acacia's. De Volledige werken zijn begroot op 23 à 24 verzamelbanden van 800 tot 1.000 pagina's per band. Elke titel, zo wordt beloofd, zal voorzien zijn van een nawoord, waarin de ontstaans- en publicatiegeschiedenis wordt beschreven. De gegevens daarvoor zijn afkomstig uit het omvangrijke persoonlijke archief van Hermans. Het project moet in 2017 tot een einde komen.
Tegelijk met de website werd Richard Simmillion. Een onvoltooide autobiografie gepresenteerd, een bundel door Hermans als autobiografisch aangemerkte verhalen met Richard of Richard Simmillion als hoofdfiguur. De schrijver zelf heeft deze verhalen nooit bij elkaar gebracht - zoals hij in 1990 wel deed met zijn verspreid gepubliceerde opstellen over Wittgenstein. De verhalen zijn te vinden in Een wonderkind of een total loss (‘De elektriseermachine van Wimshurst’ en ‘Het grote medelijden’), De laatste roker (‘Waarom schrijven?’, ‘Afscheid van Canada’ en ‘Dood en weggeraakt’), terwijl ‘Een toerist’ in 1979 verscheen in Snoecks Almanak.
In 1986 wijdde Martien J.G. de Jong een met interviewfragmenten gelardeerde studie aan vijf van deze verhalen (‘Afscheid van Canada’ was nog niet gepubliceerd):
De waarheid (?) omtrent Richard Simmillion. De intrigerende vraag die daarin onbeantwoord blijft, luidt waarom Hermans, wiens afkeer van documentaire genres als de autobiografie, het dagboek
Willem Frederik Hermans in zijn huis in Brussel, februari 1995 - Foto Klaas Koppe.
en de brief bekend is, toch een aantal verhalen schreef waarvan hij de autobiografische waarachtigheid garandeerde. Ook Arjan Peters, van wiens hand het nawoord van de nu verschenen bundel is, blijft het antwoord schuldig. Hij rept van ‘“fragmenten” die eruit moesten’ en voedt daarmee de gedachte dat er zoiets als een volledig levensverhaal van Hermans bestaat of heeft bestaan, waarvan de auteur de meest urgente delen heeft vastgelegd. Ook verwijst hij de lezer die ‘de “waarheid” over Willem Frederik Hermans (...) uit de eerste hand’ wil horen, naar deze verhalen. De autobiografie als uiteindelijke waarheid. Het is een opvatting die haaks staat op de poëtica van de auteur. De volgorde waarin de verhalen in de bundel zijn opgenomen, wordt bepaald door de leeftijd van de hoofdfiguur. In het eerste verhaal, ‘De elektriseermachine van Wimshurst’, is hij een eenzame leerling van de lagere school en in het laatste, ‘Dood en weggeraakt’, een oudere in Parijs wonende schrijver die nadenkt over de dood. Ook van deze rangschikking gaat de suggestie uit dat de verhalen brokstukken zijn van een onvoltooid gebleven autobiografie. Daarop is het een en ander af te dingen.
In ‘De elektriseermachine van Wimshurst’, ‘Het grote medelijden’ en ‘Waarom schrijven?’ wordt de existentiële grondslag van Hermans' schrijverschap zichtbaar, een