Ons Erfdeel. Jaargang 48
(2005)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdHet Antwerps Liedboek‘Claes Molenaer’, ‘Daar staat een klooster in Oostenrijk’, ‘Het daget in den Oosten’, ‘Daar gingen twee gespeelkens goed’, ‘Het regende zeer en ik worde nat’, ‘Ik zeg adieu’, ‘Van fier Margrietke’, ... Kadril, Wannes van de Velde, Rum, Laïs, Paul Rans, Mark Hauman en nog een paar groepen en zangers hebben een flink stuk van hun repertoire te danken aan het Antwerps Liedboek, door de Antwerpse drukker Jan Roulans in 1544 uitgegeven. Zijn verzameling liederen - ‘veelderhande liedekens, oude en nyeuwe, om droefheyt en melancolie te verdrijven’ - kan zonder meer als de solide basis van het huidige Nederlandstalige volksliedrepertoire worden beschouwd. En toch is het min of meer een godswonder dat we het boek nog kennen. Twee jaar na de publicatie werd het door de kerk verboden. Waarom is vandaag niet meer te achterhalen. Het boek met zijn 221 liederen verdween in de holle wegen van de tijd. Bijna drie eeuwen later, in 1821, schrijft de Duitse dichter en filoloog in wording August Heinrich Hoffmann von Fallersleben erover in zijn ‘Bruchstücke von Otfried’.Ga naar eind(1) Hij had het enig bewaard ge- | |
[pagina 463]
| |
bleven exemplaar mogen inkijken. Het was via via bij de Berlijnse volksliedverzamelaar Karl von Meusebach terechtgekomen. Voor hem waren het Duitse liederen, maar Hoffmann had al gauw door dat hier een grote ontdekking op publicatie lag te wachten. Het heeft nog tot 1855 geduurd voor hij het liedboek als deel XI van zijn Horae Belgicae kon publiceren. Ondertussen had Jan Frans Willems wel al enkele liederen gepubliceerd in zijn Oude Vlaemsche Liederen.Ga naar eind(2) (Zijn assistent Ferdinand Snellaert was eindredacteur, maar dat is een heel ander verhaal.) Nog later zal Florimond van Duyse een ruimer aantal liederen publiceren in zijn monumentale driedelige Het oude Nederlandsche Lied.Ga naar eind(3) Van Duyse is een van de eersten die aandacht gingen besteden aan de melodieën. Voor zijn voorgangers was het literaire aspect van het Liedboek veel belangrijker. Gerrit Kalff schreef Het lied in de Middeleeuwen (1884) en besteedt daarin ruim aandacht aan het Antwerps Liedboek, maar uitsluitend als literair document.Ga naar eind(4) Hij heeft, net als Van Duyse, heel wat kritiek op Willems: ‘(ik) deel als hoofdzaak mede dat WILLEMS werkelijk niet veel begrip had van tekstkritiek.’ Zelf had Kalff dan weer weinig inzicht in de muzikale achtergronden: ‘En zoo wil ik dan niet verzwijgen, dat ik mij vlei met de hoop (...) dat weer anderen zich mogen wijden aan het onderzoek der melodieën.’ Hij beseft maar al te goed dat een droge tekst mooie poëzie kan zijn, maar ook dat lectuur alleen amper de helft van het lied is. ‘Want indien men een lied slechts leest, verstaat men het ook slechts ten halve; men moet het ook zingen of hooren zingen.’ Dat heeft Van Duyse voor een stuk mogelijk gemaakt. Hij brengt hulde aan Hoffmann von Fallersleben en trekt zich de haren uit het hoofd bij het boek van Willems: ‘Aan één enkel lied: “Een ridder ende een meysken ionck”, door hem naar het Antwerpsch liederboek herdrukt, bracht Willems, die dan nog de zevende strophe achterwege liet, zevenenvijftig “verbeteringen” toe, zonder er ééne van aan te duiden.Met de door hem genoteerde melodieën ziet het er al niet veel beter uit. Hier ook nochtans had HOFFMANN v. F. die bij zijne Holländische Volksldr. de zangwijzen van drie liederen voegde, zangwijzen door hem aan de Souterliedekens (1540) ontleend en op teksten van het Antw. lb. gebracht, een beteren weg aangetoond. Het verband tusschen tekst en melodie scheen den verzamelaar der Oude Vl. ldr. heel en al onbekend.’ Dat zou Van Duyse in geen geval geschreven hebben over de nieuwe editie van het Antwerps Liedboek. Die is zonder meer fenomenaal. In Deel 1 (492 p.) staan alle teksten afgedrukt naast alle beschikbare melodieën. In Deel 2 (593 p.) krijgen we commentaar per lied, een gefundeerde verantwoording van de editie van de teksten en de muziek, een bibliografie, een bronnenlijst en een beperkte maar zeer prijzenswaardige reeks ‘aanwijzingen voor de zanger’. Om het helemaal mooi te maken zitten er ook nog eens twee cd's bij met zesendertig muziekvoorbeelden. We nemen lied 45 als voorbeeld. Het is het door Willems mishandelde ‘Een ridder ende een meysken ionck’, een ballade over trouw | |
[pagina 464]
| |
en ontrouw, rang en stand. Zoals bij heel wat andere liederen het geval is, komt de melodie uit de Souterliedekens. De vrome psalm 14 heeft hier een wel erg wereldlijke tekst gekregen. In Deel 1 krijgen we de zesentwintig strofen en de melodielijn. In Deel 2 staat de nodige commentaar. Volgens Kalff was het ‘een onzer fraaiste’ verhalende liederen. De Antwerpse drukker Jan Roulans klasseerde het in 1544 bij de reeks ‘oude liederen’ en toch is zijn versie ervan de alleroudste die we vandaag kennen. Op cd 1 kunnen we er ook nog eens naar luisteren. Het hele verhaal duurt ruim 464 acht minuten, maar verveelt geen seconde. Omdat er een verteller, een ridder, een meisje en haar broer in het lied opdagen, horen we hier ook vier verschillende zangers. De Vlamingen Paul Rans en Marc Hauman zingen vanuit een volkse traditie, nasaal, vanuit het masker; de Nederlanders Suze van Grootel en Nico van der Meel klinken klassieker, geschoolder, deftiger. Voor mij mag het volkser, maar precies door die tegenstellingen horen we hoe het op allerlei manieren toch ‘correct’ gezongen kan worden. (Ik wil terzijde graag wijzen op de prachtige stem van de Vlaamse zangeres Olle Geeris, die met een achteloze eenvoud en vanzelfsprekende nuancering prachtige liederen levert.) Andere nummers worden dan weer begeleid door Camerata Trajectina van luitist en artistiek leider Louis Peter Grijp. Hij is ook de man die alle tot nog toe onbekende melodieën heeft gezocht en in de mate van het mogelijke gevonden. Dat hem dat niet voor alle liederen is gelukt, laat nog wat ruimte voor wie het alsnog wil proberen. Dree Peremans Het Antwerps Liedboek, Delta/ Lannoo, Tielt, 2004, 2 dln., 492 p.+ 593 p. Teksteditie bezorgd door dieuwke e. van der poel (eindredactie), dirk geirnaert, hermine joldersma & johan oosterman. |
|