wie meer wil weten. De vele illustraties zijn prachtig weergegeven en stuk voor stuk goed uitgekozen: ze maken de tekst inzichtelijker.
Maar deze recensent wil niet alleen met het wierookvat zwaaien. Het ontbreken van een register maakt het boek als naslagwerk feitelijk onbruikbaar. Zonder te willen afdingen op de keuze van de wel opgenomen ‘kernmomenten’ mist hij daarnaast bijvoorbeeld een adequate beschrijving van de zeventiende-eeuwse triomferende katholieke kerk in de Zuidelijke Nederlanden. Juist omdat die ‘katholieke reformatie’ met haar barokke kerken tot op de dag van vandaag het aanzicht van vele steden bepaalt en ze diepe sporen heeft nagelaten in de Vlaamse cultuur, volstaat de ene pagina die deze episode krijgt toegemeten niet. Over de diepe breuklijn die tijdens het Pastoraal Concilie van Noordwijkerhout (1968-'70) in de Nederlandse katholieke kerk ontstond, wordt zelfs met geen woord gerept. Deze omissie geeft de slothoofdstukken iets onbevredigends, ook al omdat een besluit met een terugblik op de strijd om de erfenis van het Tweede Vaticaans Concilie ontbreekt. Misschien is de tijd daar nog niet rijp voor?
Overal waar mensen samenkomen ontstaan conflicten en scheuringen. Aan deze wetmatigheid ontsnappen ook kerken niet. Zoveel maken de hoofdstukken van Gian Ackermans en Peter Nissen over de confessionele pluriformiteit in de Republiek der Zeven Provinciën en dat van Mathijs Lamberigts over het jansenisme wel duidelijk. Hoewel Lamberigts' vertoog eerder leest als een requisitoir tegen zeventiende-eeuwse jezuïeten dan als een wetenschappelijk essay, behoort zijn stuk toch tot de fraaiste van het hele boek. Anders dan de meeste van zijn medeauteurs hakt Lamberigts de geschiedenis immers niet in mootjes zuid en noord. Wel beschrijft hij bondig hoe een in Leuvense universitaire kringen ontstane controverse uitliep op een splitsing in de Hollandse Zending en op het ontstaan van de Oud-katholieke Kerk. Op deze wijze toont hij overtuigend aan hoe nauw de verschillende
Paus Johannes Paulus II tijdens zijn bezoek aan België, Beauraing, mei 1985.
Lage Landen ook na de formele scheiding van 1648 in cultureel en religieus opzicht met elkaar verbonden bleven.
De afzonderlijke beschrijvingen van de ontwikkelingen in Vlaanderen en Nederland in vrijwel alle overige hoofdstukken van het boek versluieren echter het beeld op dat gemeenschappelijke verleden. Sterker nog, het terugprojecteren van de tegenwoordige staatkundige grenzen naar vroegere eeuwen leidt tot verwrongen beschrijvingen van historische fenomenen zoals bijvoorbeeld de vestiging van de bedelorden in de dertiende eeuw, de doorbraak van de moderne devotie honderd jaar later, de verspreiding van het humanisme aan het einde van de vijftiende en in de vroege zestiende eeuw en de opkomst van de reformatie enkele decennia later. Al deze religieuze en culturele vernieuwingsbewegingen uit de late middeleeuwen en de vroegmoderne tijd vonden hun voedingsbodem in de steden. Daar viel een wereld te winnen. De moderne devotie sprong van de IJsselsteden Zwolle en Deventer, waar ze was ontstaan, over naar Brabant, Vlaanderen, Holland en Zeeland, de kerngewesten van de oude Nederlanden rondom de delta van de grote rivieren. Ook het humanisme kende een vroege bloei in de vermaarde Latijnse scholen van de IJsselsteden. De overige genoemde bewegingen ontstonden in de maritieme kerngewesten en verspreidden zich van daaruit over de rest van de Nederlanden. In zijn prachtige opstel beschrijft Johan Decavele hoe de Habsburgse repressie te-