zeventiende-eeuwse kasteel in Wijlre (Nederlands Limburg) is er een intense band ontstaan tussen natuur en kunst. Het idee ontstond om het houten tuinpaviljoen te vervangen door nieuwbouw. Arets kreeg een unieke en niet alledaagse opdracht: een behuizing ontwerpen voor kippen, planten en kunst. Het ‘Hedge House’ is opgetrokken uit beton en glas en houdt zich schuil achter hoge hagen. In de zomer vallen enkel de schuine dakvlakken te bespeuren. Arets ontwierp geen pronkerig, opzichtig tuinpaviljoen. In feite gaat het niet om een huis, noch om een klassieke kunstruimte. Door een gedeelte van het bouwvolume ondergronds te situeren, ontstond een onverwacht interieur, een ruimte met verschillende plekken waar kunst zich thuis kan voelen in de nabijheid van de natuur. Het resultaat van deze verweving is een labyrintische ruimte met een verrassend parcours waarbij het daglicht op diverse wijzen binnenkomt. Le Corbusier verwoordde het kernachtig: ‘la bonne architecture, ça se marche’.
Die uitspraak gaat ook op voor Arets' ontwerp van de nieuwe universiteitsbibliotheek van Utrecht. De Universiteit Utrecht werd opgericht in 1636. Zoals in vele andere Europese steden werd in de jaren '60 beslist een nieuwe campus te bouwen. Ten oosten van Utrecht ontstond ‘De Uithof’, een open vlakte waarop rechte lanen werden getrokken. Het marterplan van Rem Koolhaas/OMA uit 1986 voorzag een verdichting met verschillende nieuwe gebouwen. De opdracht van Wiel Arets bestond uit twee delen: een nieuwe universiteitsbibliotheek en een parkeergarage. De opsplitsing is radicaal: tussen beide gebouwen is er over de gehele lengte een tuin voorzien. De structuur van de parkeergarage is zo berekend dat een uitbreiding van het boekendepot mogelijk is bovenop de parking.
Het strakke, rechthoekige bouwvolume laat nauwelijks vermoeden dat het interieur verrassend ingedeeld is. Alleen de afwisseling tussen betonnen en glazen delen in de gevel laat vermoeden dat het interieur iets bijzonders
Wiels Arets, Hedge House, Wijlre - Foto Jan Bitter.
moet zijn. De betonnen delen zijn de depotruimtes, de gesloten boekenmagazijnen. Zowel op het glas als op het beton werd een tekening aangebracht waarvoor een foto van een rietveld werd gekozen, een opname gemaakt door Kim Zwarts. Met het reliëf in de betonwanden wordt de plaats van de boekenmagazijnen gevisualiseerd. Door de tekening op het glas ziet het interieur er steeds weer anders uit als gevolg van de veranderende intensiteit van het zonlicht. Bij bewolking wordt het beeld waziger, bij toenemend zonlicht wordt het rietmotief scherper. Ook met de aangebrachte gradatie in het glasvlak tussen beneden en boven ontstaat een bijzonder effect.
De basisstructuur van de bibliotheek bestaat uit twintig kolommen en vier vaste kernen. Op constructief vlak is dat een hele prestatie. De leeszalen zijn opgehangen aan de massieve depotruimtes. Arets opteerde ervoor de afwerking zoveel mogelijk te laten samenvallen met de structuur: geen verlaagde plafonds dus om de technische infrastructuur weg te stoppen. Veel aandacht werd besteed aan de binnenkomst in het gebouw. Bij de ingang is er geen direct zicht op het interieur, zelfs de trappen staan niet in de aslijn van de inkomdeuren. Naast de ontvangstbalie op de eerste verdieping zie je de hoge centrale ruimte waarlangs de trap zich in een slingerbeweging naar boven toe beweegt. Veel zorg is besteed aan de diversiteit in de trapstructuur om de verdiepingen met elkaar te verbinden. Die openheid levert onverwachte en boeiende diagonale doorzichten op die soms doen denken aan de