sloot de ING-bank zich op figuratieve kunst te gaan richten bij het aanleggen van een eigen verzameling. Initiatiefnemer was Sacha Tanja, die door haar aankoopbeleid deze school op de kaart heeft gezet. Kort na haar afscheid als hoofdconservator Kunstzaken overleed Sacha Tanja in december 2004. Inmiddels was besloten om een naar haar genoemde penning in het leven te roepen, uit te reiken aan een Nederlandse figuratieve kunstenaar. Ze heeft de eerste penning kunnen toekennen aan Matthijs Röling, daarmee zijn belang onderstrepend: ‘Hij hield stug vol ook toen alle academies het roer wilden omgooien voor de zogenaamde avant-garde. Hij heeft school gemaakt en anderen geïnspireerd. Hij leerde zijn leerlingen onbevangen en onbevooroordeeld naar kunst te kijken. Zonder Röling zouden er geen kunstenaars als Pieter Pander of Peter Hartwig zijn geweest.’
Matthijs Röling is een productief mens. En hoewel er stilistische ontwikkelingen te over zijn, kun je niet zeggen dat deze een in de tijd lineaire aard hebben. De expositie is ook niet zo ingericht. Er is gegroepeerd op thema's en motieven. En dus zijn er schilderijen naast elkaar te zien waar wel dertig jaar tussenzit. Rölings vroegste schilderijen worden gekenmerkt door een vrij losse toets. Vrijwel tegelijkertijd is een schilderij ontstaan met een veel gladder oppervlak. En dat kenmerkt eigenlijk het gehele oeuvre. Röling schildert pasteus waar hij het nodig acht en kan in één en hetzelfde werk juist zeer verfijnd te werk gaan. Zijn achtergronden zijn ook dikwijls wat steviger aangezet. Eerder met het paletmes uitgesmeerd dan grof gekwast. Toch zijn zijn schilderijen geen verzameling trucjes. Je merkt dat hij zoekt en vindt.
De onderwerpkeuze is al net zo gevarieerd als de technische behandeling. Veel naakt, (intieme) portretten, maar ook het stilleven heeft hij uitgewerkt. Een wonderschoon paneeltje is niet meer dan een klein plankje met daarop een scherf en een glanzend kevertje tegen een witte doorleefde achtergrond. Daar staan de typische kastjes tegenover, waarmee Röling
Matthijs Röling, ‘Tuin in Ezinge in oktober’, 2002, olie op paneel, 21 × 40 cm, particuliere collectie © Art Revisited.
eind jaren '60, begin jaren '70 een geheel eigen subgenre creëerde. Het principe is steeds hetzelfde. Het is net of je een kast inkijkt. In zo'n kastje heeft hij alles geschilderd waarmee je als stillevenschilder eer kunt behalen. Vaasjes met bloemen, affiches en briefjes (papier!), glaasjes, poppen, gedrapeerde (thee)doeken, eieren, Escher-achtige, aan touwtjes hangende puzzels en (dode) beestjes bevolken de krappe behuizingen. Hier kan de stillevenschilder letterlijk en figuurlijk zijn stofuitdrukking etaleren. Treffend voorbeeld zijn de vier pendanten in de collectie van de ING die de seizoenen verbeelden. Niet alleen de inhoud van de kastjes past bij het bijbehorende jaargetij, ook de kleuren zijn erop afgestemd.
De laatste jaren put Röling vooral inspiratie uit zijn eigen tuin in Ezinge (Groningen). De variatie in tuingezichten is groot, met altijd nieuwe inzichten en zoals doorheen het gehele oeuvre met het allesbepalende licht.
Een aparte positie binnen het oeuvre van Röling nemen de wandschilderingen in. Eerst beschilderde hij alleen de muren van zijn atelier, maar al vroeg kwamen de bestellingen binnen. Eén van de grootste projecten is het Nijsinghuis in Eelde. In 1983 kreeg Matthijs Röling het verzoek om de muren te decoreren. Vol overgave is hij, met een aantal collega's, onder wie Wout Muller, aan de slag gegaan. Nog immer wordt er bij tijd en wijle aan gewerkt. Naast het Nijsinghuis bevindt zich Museum De Buitenplaats. Hier zijn niet alleen nog meer schilderijen van Ruling te zien. Er