Ons Erfdeel. Jaargang 48
(2005)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 348]
| |
Philippe Ramette, ‘Karaoké pour des dictateurs potentiels’, 2002, verschillende materialen, wisselende afmetingen, opstelling Poëziezomer Watou, 2002 © Galerie Xippas, Parijs.
| |
[pagina 349]
| |
‘Ik ben uw leider, dus ik volg u’
| |
[pagina 350]
| |
baar, aldus Bot. ‘De geschiedenis leert dat populisme geen geschikt instrument is om de democratie te verdedigen. Populisten zijn beter in het exploiteren van angstgevoelens dan in het wegnemen van de oorzaken ervan. Simpele, makkelijk te begrijpen oplossingen voor complexe problemen zijn meestal de verkeerde oplossingen.’ Nodig zijn ‘politici met verantwoordelijkheidsgevoel (...) die oplossingen aandragen die doordacht en duurzaam zijn, zodat de mensen weer vertrouwen in de toekomst kunnen hebben’. In de waarschuwingstoespraak van minister Bot komen zo goed als alle ingrediënten van het politiek populisme naar voren. Populisme staat dan eerst en vooral voor redeloze emotie, volgens de woordenboekbetekenis van populisme: een populaire, oppervlakkige, demagogische betoogtrant. Het gaat om het bespelen van angsten, het manipuleren van onderbuikgevoelens en volkssentimenten tegenover een falende, nonchalante politieke elite. Associaties met het fascisme zijn dan nooit ver weg. Populisme wordt dan geassocieerd met de roep om sterke autoritaire leiders, alias volksmenners, die de wil van de ‘volksgemeenschap’ koste wat kost tegen politieke tegenstanders doorvoeren. We zouden dit de zwarte gedaante van het populisme kunnen noemen, het intolerante antidemocratische gezicht van het populisme. Maar er is ook een andere gedaante. Ook daarvan sijpelt tussen de regels iets door in het alarmsignaal van Ben Bot. Zo spreekt hij nadrukkelijk van ‘goedkoop’ populisme, daarmee de suggestie wekkend dat er een deugdelijker ‘dure’ variant van zou bestaan. Hij wijst met zoveel woorden de verzaking van elites (met name waar het gaat om immigratie en het multiculturele vraagstuk) als mogelijke aanjager van het populisme aan, brengt het populisme in verband met het verdedigen van de democratie en lijkt te willen onderscheiden tussen politici mét en zonder verantwoordelijkheidsgevoel. Het is hier dat een andere gestalte van het populisme verschijnt: het populisme als noodrem en waakhond van democratische verhoudingen; het populisme als alarmbel tegen ontwortelende maatschappelijke turbulentie; als vloek tegen een wereld in flux die, met medeplichtigheid van de economische, politieke en culturele elites, ‘gewone mensen’ dreigt te beknellen. Politiek populisme moet, dat is het kernargument van dit essay, begrepen worden als een Dr. Jekyll and Mr. Hide-concept: het gaat om een verschijnsel met twee gezichten, een meer positieve en een negatieve gedaante.Ga naar eind(2) | |
De schoen van AssepoesterOver het begrip populisme zijn hele boekenkasten vol geschreven. Men spreekt in de wetenschappelijke literatuur wel over het Assepoester Complex.Ga naar eind(3) Men stelle zich het glazen muiltje van Assepoester voor in de vorm van het populisme, maar er is geen voet die het past! Populisme is, met andere woorden, een parapluterm voor tal van politieke situaties en bewegingen | |
[pagina 351]
| |
door de tijd heen, het is een analytische beschrijving van een politiek verschijnsel en van een politieke stijl, meer dan van een helder omschreven ideologisch ‘isme’ of van een afgebakende politieke stroming. In zijn oervorm komen we het populisme als politiek fenomeen tegen als antikapitalistische volksbeweging van agrarische groeperingen. Prototypisch hiervoor zijn twee soorten populisme: 1. het derdewereldpopulisme, met name de ‘stedelijke’ landarbeidersbewegingen tegen het oligarchisch grootgrondbezit in Latijns-Amerika, zoals het Peronisme; 2. de negentiende-eeuwse Amerikaanse en Russische boerenbewegingen (de Narodniki) die zich keerden tegen de ontworteling van hun vertrouwde leefwereld door de moderniteit. Zo wierpen de Amerikaanse Populisten zich als vertegenwoordigers van de kleine boeren op tegenover de beroepspolitici uit Washington, juristen, bankiers, spoorwegmaatschappijen en grootondernemers. Het gaat hier om een antimoderniseringsbeweging van het traditionele platteland tegen de moderne, grote stad. Tegen verstedelijking, tegen schaalvergroting en rationalisering, tegen grootgrondbezit, tegen landontginningspraktijken door spoorwegen en banken. Populisten verzetten zich tegen datgene wat hun oude, vertrouwde leefwereld ontwortelt, ontregelt en verstoort.Ga naar eind(4) De ‘populistische logica’ is de exploitatie van het wantrouwen van het ‘gewone’ volk dat zich buitengesloten voelt tegenover de, in zijn leefwereld interveniërende, politieke elite.Ga naar eind(5) Deze anti-establishmenthouding kan tevens samenvallen met een nostalgische verzetsbeweging tegen vreemde tijden en vreemde mensen: gevestigden tegen buitenstaanders. Populisme is in die zin ook een vorm van xenofobie, letterlijk genomen: ‘angst voor wat vreemd en niet vertrouwd is’ (niet per se gelijk te stellen met of te herleiden tot vreemdelingenhaat of racisme, al vormt dat wel het giftige substraat van het (extreme) rechts-populisme. | |
Wat gaat er achter het nieuwe populisme schuil?Wat zijn nu de achtergronden van het nieuwe populisme zoals dat overal in de westerse wereld de kop opsteekt, van Nieuw-Zeeland tot Denemarken, maar vooral in Europa sinds het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw? Waar staat die opmars van rechts-populistische bewegingen en partijen voor, die de nationale identiteit bedreigd menen te zien door immigratie en Europese integratie en die directe democratie wensen om het gesloten politieke systeem open te breken? Hoe daar tegenaan te kijken? Gaat het hier om de definitieve overwinning van de lagere massacultuur op de hogere elitecultuur? Zijn we getuige van de entree van de massacultuur in het domein van beleid en politiek? Of is het, geheel haaks daarop, juist de laatste machteloze rebellie van lageropgeleiden tegen de wording van een kosmopolitische kenniseconomie? Is het iets dat ons politiek bestel blijvend van karakter zal ver- | |
[pagina 352]
| |
anderen? Is dit populisme de voorbode van iets heel nieuws - de ‘democratisering van de democratie’ met minder paternalistisch zaakwaarnemerschap tussen elites en bevolking - of juist de aanzegger van iets heel ouds, de oude, boze dromen van Europa: de opstand der horden die zich keert tegen buitenlanders en buitenlandse invloeden, kortom, staat ‘het nieuwe fascisme’ voor de deur? Alleen al het feit dat dergelijke vragen zich rondom het nieuwe Europese fenomeen van het populisme laten stellen, zegt iets over het ingrijpende karakter ervan. De meest dominante verklaring voor het ontstaan van het nieuwe populisme in Europa is dat het gezien moet worden als een reactie op de schaduwzijden van het voortrazende moderniseringsproces.Ga naar eind(6) Het vormt een antwoord op actuele maatschappelijke fricties en turbulenties die voor veel burgers - objectief dan wel op het vlak van perceptie - gepaard gaan met crisisdreiging en angst voor identiteitsverlies. Processen met chique namen als globalisering (inclusief immigratie), individualisering, secularisering en postindustrialisering (de transformatie van een industriële samenleving in een postindustriële kenniseconomie) die al langere tijd op de westerse samenlevingen inwerken, kweken dynamiek en nieuwe welvaartskansen, maar ook ressentiment, frustratie en onbehagen. Een hypermoderniserende samenleving als de huidige, met voortdurende turbulentie op economisch, sociaal en cultureel vlak - en dat alles nog onder het uitvergrotende zwartwitfilter van de media - produceert, naast uitdaging en avontuur, onzekerheid en onbehagen. Die kunnen onder bepaalde voorwaarden tot ontlading komen. Bij het nieuwe rechts-populisme in Europa gaat het, met andere woorden, om een opstand van Modernisierungsverlierer, ‘verliezers van de modernisering’ zoals het zo fraai in het Duitse debat heet. Alle krachten die op de samenleving inbeuken, beuken ook op mensen en hun gemeenschappen en identiteiten in. De kennisintensieve, dynamische markt- en mediamaatschappij waarin westerse samenlevingen zijn getransformeerd vergt een groot flexibel en adaptief vermogen, of zoals dat modieus heet: een aanzienlijk sociaal en cultureel kapitaal. Zoals de een beter dan de ander met verstoringen op het niveau van de leefwereld kan omgaan, zo ook creëren de huidige maatschappelijke transformaties winnaars en verliezers. Men spreekt wel van een nieuwe klassenmaatschappij met intelligentie en opleiding als verdelingscriteria en van de ‘kanslozen in de meritocratie’, maar ook tal van hoger opgeleide mensen kunnen tot de nostalgische of verontruste spijtoptanten van de verloren ‘wereld van ooit’ gerekend worden. Het is deze wereld in beweging, met zijn polariserende krachten, die fors uiteenlopende gevolgen heeft voor verschillende groepen in de samenleving. Op basis van empirisch onderzoek kan men zelfs een nieuwe maatschappelijke breuk- of scheidslijn in de hedendaagse Europese samenleving aanwij- | |
[pagina 353]
| |
zen.Ga naar eind(7) Die scheidslijn verdeelt als het ware twee groepen: mensen die de toekomst als uitdaging zien tegenover zij die de toekomst als bedreiging zien; respectievelijk de progressief-libertair-liberale middenklasse aan de ene kant en de zogenaamd ‘autoritair’ georiënteerde lageropgeleiden die de sociale, economische en culturele transformatie van de samenleving in de laatste decennia niet zouden hebben kunnen bijhouden, aan de andere kant. Kersbergen en Krouwel hebben deze groepen trefzeker omschreven: ‘Aan de ene kant heb je die mensen die een redelijke mate van bescherming genieten en niet onzeker of angstig zijn. Zij zien de markt als een kans om vooruit te komen, ervaren de eenwording van Europa als een succes, leven niet in de multiculturele samenleving maar ernaast, hebben een sterk geïndividualiseerde levensstijl en geen boodschap aan de buurt als centrum voor solidariteit en sociale controle, voelen zich niet onveilig en kunnen door hun individuele welvaart met gemak aan de verloederde publieke ruimte en dienstverlening ontsnappen. Ook weten zij doorgaans goed de weg in de bureaucratie en voelen zich competent in hun contacten met overheden. De gevestigde politieke partijen zijn voor hen de legitieme organisaties via welke het democratisch proces vorm krijgt, maar voor hun persoonlijk leven zijn zij bovenal volstrekt irrelevant. (...) Aan de andere kant heb je diegenen die angst voor de toekomst hebben en zich bedreigd voelen door de markt, de Europese uitbreiding, de voortgaande immigratie en de multiculturele samenleving, de ineenstorting van de sociale infrastructuur, de teloorgang van de vanzelfsprekende burenhulp en de solidariteit van volksbuurten, de internationalisering van de economie, de onveiligheid van de openbare ruimte en de achteruitgang van de publieke dienstverlening. Zij leven ín de multiculturele samenleving en hebben de sociale verbanden om hen heen drastisch zien veranderen. De monocultuur van de volkswijken met een hoge mate aan sociale controle heeft plaatsgemaakt voor de multiculturele “achterstandswijk”. Deze groep mensen heeft het vertrouwen in de traditionele politieke partijen verloren, omdat ze die niet zien als organisaties die hun belangen verdedigen, maar als onderdeel van het falende staatsapparaat. De overheid wordt ervaren als de tegenstander of de vijand. In de ogen van het angstige en onzekere deel van het electoraat lijken al hun problemen rechtstreeks verbonden te zijn met de komst van de buitenlanders. Met de aanwezigheid van buitenlanders heeft de globalisering een concrete gedaante aangenomen en kunnen haar bedreigingen (het verdwijnen van laagbetaald werk; de ondermijning van de nationale identiteit) gepersonifieerd worden’.Ga naar eind(8) | |
‘Toekomst-omarmers’ versus ‘toekomst-vrezers’Waar het nu in de kern om gaat is dat de gevestigde politieke partijen, voorop de aloude Europese massa- of volkspartijen van sociaal-democratische en | |
[pagina 354]
| |
christen-democratische signatuur, in aanzienlijke mate het contact zijn kwijtgeraakt met de laatst beschreven groep van mensen met ‘toekomstangst’. Deze groep van ‘toekomstvrezers’ die meent dat de nieuwe wereld voor hen niets goeds in petto kan hebben, voelt zich, en niet geheel zonder reden, verraden door ‘de politieke elite’. In het bijzonder die van sociaal-democratische of socialistische partijen, die van oudsher immers de spreekbuis en belangenbehartiger van de minder kansrijke ‘onderkant van de samenleving’ was. De traditionele volkspartijen raakten in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw onderhevig aan een radicale metamorfose - ze transformeerden van voorheen-arbeiderspartij voor ‘gewone mensen’ in een links-progressieve partij van studenten, vrouwen, minderheden en academische professionals in de collectieve sector. Nieuwe postmaterialistische waarden (milieu, Derde Wereld, kernwapens, vrouwen- en homo-emancipatie, anti-racisme) verdrongen meer en meer de klassieke ‘brood en boter’-issues. Illustratief daarvoor was het beginselprogramma van de Nederlandse Partij van de Arbeid uit 1977, een neo-marxistisch flower power-program met een overdosis aan feminisme en ecologisch apocalyptisch doemdenken. Deze cultuurpolitieke trendbreuk deed zich het scherpst voor waar het ging om het vraagstuk van immigratie en de multiculturele samenleving. Als overreactie op oorlogstrauma's, koloniale schuldgevoelens en de wel degelijk zorgwekkende opkomst van extreemrechtse partijen in de jaren tachtig, ontstond de roemruchte politieke correctheid van de ‘links-liberale kerk’. Kritiek van ‘ervaringsdeskundige’ bewoners uit de oude stadswijken op het kosmopolitisch-veelkleurige paradijs van de multiculturele samenleving werd al te snel afgedaan als discriminatie en racisme. De spanningen die gepaard gaan met de ‘multi-etnische transformatie’ van de grote steden werden gedepolitiseerd of tot taboe verklaard. Er werd een intellectueel ‘cordon sanitaire’ rondom de schaduwzijden van de multiculturele samenleving gevormd. Tot overmaat van ramp ging dit samen met (gepercipieerd) verraad op sociaal-economisch vlak. De sociaal-democratie bijvoorbeeld werd - tegen wil en dank, en met veel gekreun en gepiep - een van de architecten en uitvoerders van de welhaast permanente hervorming van de verzorgingsstaat in de afgelopen decennia. Deze zogenaamde modernisering van de verzorgingsstaat valt economisch-technocratisch voor een deel nog best te verdedigen, maar heeft - en dat is iets dat tot op de dag van vandaag volstrekt onderschat wordt in kringen van beleidsmakers - een zeer negatieve politiek-psychologische impact, met name op hen die zich direct afhankelijk voelen van de arrangementen van de verzorgingsstaat. Onzekerheid werd immers met onzekerheid beantwoord. Massawerkloosheid en immigratie werden gepareerd met ‘afbraak’ van sociale zekerheid en publieke voorzieningen. En de gevestigde (regerings)politiek legitimeert deze modernisering met het gezamenlijk be- | |
[pagina 355]
| |
zingen van de ideologie van de succesvolle, zelfredzame middenklasse. Sleutelbegrippen: eigen verantwoordelijkheid en autonome consumentenkeuzevrijheid. Daarmee werd, heel existentieel, de generatielange vertrouwensband tussen sociaal-democratische partijen (‘die komen op voor mensen zoals wij’) en hun cliëntelistische Stammwähler verbroken. De permanente hervorming van de verzorgingsstaat, de voortdurende bezuinigingen op sociale zekerheid en publieke voorzieningen, het ontkennen van de spanning tussen immigratie, culturele diversiteit en solidariteit; de (on)bewuste bevoordeling van de hoger opgeleide middenklasse in de bureaucratische beleidsvorming: zij alle hebben tot ontgoocheling en verweesdheid geleid: de uiteindelijke kraamkamer van het rechts-populisme. De gefrustreerde en op drift geraakte achterban van de oude volkspartijen werd een prooi voor nieuwe spelers in de politieke arena: de rechts-populistische bewegingen. Zij wisten handig het sociaal-economisch en multicultureel onbehagen te exploiteren en mobiliseren. Dit valt waar te nemen juist in voorheen stabiele ‘sociaal-democratische’ verzorgingsstaten, zoals Oostenrijk, Denemarken, Noorwegen, Zwitserland, Nederland en België: het populisme is, met een lelijk woord, een post-verzorgingsstaathervormingsverschijnsel. Het groeit en bloeit op de ‘puinhopen’ van gesloopte arrangementen van de gemoderniseerde verzorgingsstaat, het bloeit op aangetaste zekerheden. Het verdwijnen van contact en vertegenwoordiging tussen de gevestigde politiek en grote delen van de bevolking is deel van een groter verhaal: de algehele erosie van het traditionele politiek-maatschappelijke bestel. Door de bekende processen van emancipatie, ontzuiling, ontideologisering en individualisering zijn politieke partijen (maar ook kerken, omroepen of vakbonden) de vanzelfsprekende banden met hun klassieke achterban kwijtgeraakt. De aloude politieke volkspartijen werden massapartijen zonder massa, en lijden aldus, zoals het traditionele politiek bestel als geheel, aan een representatietekort. Het populisme is in veel opzichten te zien als een revolutie van nietgerepresenteerde buitengeslotenen. En dat zijn overigens niet alleen de gemarginaliseerde ‘verliezers van de modernisering’, maar het gaat ook om een tweede groep, die van mondige, ondernemende, zelfredzame burgers. Die eisen juist meer zeggenschap en participatie op, omdat ze zich niet gerepresenteerd voelen door een gesloten partijendemocratie en door de voortbrengselen van een autistische bureaucratie. Zoals de socioloog Kees Schuyt het eens fraai betitelde: ‘De opstand tegen Paars was een opstand tegen het professionalisme in de politiek. Professionalisme zonder participatie. In de beslotenheid van een kleine, politieke elite werden zaken afgehandeld, beheerd en nieuwe zaken in gang gezet. Burgers hoefden er niet meer aan te pas te komen’. Dit is wat Gerard van Westerloo ook zo pijnlijk gefileerd heeft in zijn Niet spreken met de bestuurder. | |
[pagina 356]
| |
Zo gezien, beschouw ik het populisme als een legitieme correctie op het ‘verdoctorandiseerde’ politiek-maatschappelijke bestel in Nederland. Een meer populistische stijl, zeker voor een volkspartij, zie ik als een mogelijkheid om het contact te herstellen met mensen die heel ver van de politiek afstaan of die het geloof in politiek en in de relevantie van politiek voor hun toekomst al lang zijn kwijt geraakt. Populisme is dan niet alleen de communicatiestijl om opnieuw aansluiting te zoeken bij de dagelijks ervaren werkelijkheid van mensen, maar kan ook urgent zijn voor een eventueel hernieuwd ‘beschavingsoffensief’ (Gabriël van den Brink). Immers, het feit dat rechtse populistische bewegingen - sommigen ronduit verbonden met of voortgekomen uit zwarte extreemrechtse circuits (Dewinter in Vlaanderen, Haider in Oostenrijk, Fini in Italië); naast anderen die bepaald niet antidemocratisch zijn (Fortuyn in Nederland, Kjaersgaard in Denemarken, Blocher in Zwitserland, Hagen in Noorwegen) - grote gefrustreerde bevolkingsgroepen mobiliseren op basis van antipolitiek cynisme en xenofobie - met een scherpe scheiding tussen ‘eigen volk’ en de buitenlanders -, kan toch niet bepaald geruststellend worden genoemd. Het kan een serieus risico opleveren voor de rechtsstaat en de democratie zoals we die lange tijd gekend hebben en voor de vreedzame verhouding tussen bevolkingsgroepen. Politiek gematigde krachten die ‘de boel bij elkaar willen houden’ moeten daarom zowel het rechts-populisme in zijn xenofobe, onverdraagzame vorm bestrijden als de oorzaken van het rechts-populisme. Het moet er in essentie om gaan ressentiment in de samenleving te voorkomen en te doen afnemen - sociaal-economisch onbehagen, democratisch onbehagen en (multi)cultureel onbehagen. Traditionele volkspartijen zullen zich veel meer moeten keren tegen het gesloten, tamelijk regenteske partijpolitieke bestel en daarin openingen moeten maken voor deelname van ‘buitengeslotenen’.Ga naar eind(9) Men zal zich ook veel meer rekenschap moeten geven van de zorgwekkende maatschappelijke breuklijn die dwars door de samenleving loopt en veel meer oog moeten krijgen voor de schaduwzijden en ontregelende effecten van de hypermodernisering die de laatste decennia onze samenleving in haar greep heeft gehad. | |
Van globalisering en migratie tot de Europese eenwordingWillen zij de voedingsbodem ontnemen aan het riskante rechtse populisme en de sociaal-economische marginalisering van grote groepen en polarisatie tussen allochtone en autochtone bevolkingsgroepen voorkomen, dan moeten sociaal-democratische volkspartijen met grote urgentie, wat hun programma, stijl en communicatie betreft, een links-populistische kniebuiging maken voor hun constituency van lageropgeleiden met een minder zonnig toekomstbeeld. Ik bevind me met deze opvattingen in het goede gezelschap van Jaap | |
[pagina 357]
| |
Dronkers en Hendrik Jan Schoo, die eveneens analyseren dat ‘links geen oog meer heeft voor het gewone volk’ (Dronkers: ‘De jaren zeventig hebben de lagere middenklasse aan beide zijden van de Atlantische Oceaan uiteindelijk gedesillusioneerd in hun linkse partijen en zo de tijdgeest rechts gemaakt’; Schoo: ‘Gaandeweg zijn linkse beginselen veranderd in een door een elite voor derden gepropageerde plichtenleer, waarvan men zelf goeddeels is gedispenseerd’). Een linkse heroriëntatie moet daarom gaan om de kwaliteit van de samenleving, buurt, school en gezin, om een hernieuwd en authentiek emancipatieproject.Ga naar eind(10) Minister Bot mag - zie het begin van dit essay - het gelijk aan zijn kant hebben met het laten rinkelen van de alarmbel tegen het potentieel gevaarlijke spook van het rechtse populisme. Maar hij maakt een grote vergissing door in de opmars van het populisme zelf niet een groot alarmsignaal te zien. Het populisme is, boven alles, een barometer van een maatschappelijke crisissituatie. Het is een protest tegen bedreigingen van buiten en tegelijkertijd de rookmelder die aangeeft dat er sprake is van een falende vertegenwoordiging via het bestaande politiek bestel. Dat alarmsignaal van het populisme verdient het, meer nog dan de politieke macht uitgedrukt in parlementaire zetelaantallen, om zeer serieus te worden genomen, op straffe van zwaar maatschappelijk weer. Bot moet tot de ongemakkelijke conclusie komen dat hijzelf, zoals de hele gevestigde politieke elite die zich geen rekenschap heeft gegeven van de alom aanwezige angst voor de toekomst bij grote groepen in onze samenleving, medeproducent van dat rechts-populisme is. |
|