| |
| |
| |
De tao van de literatuur
Het leven zoals het is, volgens de nieuwe Patricia de Martelaere
Frank Hellemans
werd geboren te Mechelen in 1957. Studeerde Germaanse filologie en filosofie aan de K.U. Leuven en doceert mediageschiedenis aan de Katholieke Hogeschool Mechelen. Recenseert proza voor het weekblad ‘Knack’ en schrijft over literatuur en mediatisering. Publiceerde onder meer ‘Echte mediaprimeurs. Een communicatiegeschiedenis’ (2003).
Adres: Keldermansvest 23, B-2800 Mechelen
Zelf wil ze geen tekst en uitleg geven bij haar romankunst. Ze weigert interviews en ziet af van tv-optredens. Patricia de Martelaere (o1957) is eerst en vooral hoogleraar filosofie en daarnaast ook een briljante essayiste die helder en bevlogen over de essentie van het leven zelf schrijft, over liefde en dood. Eind 2004 publiceerde ze Het onverwachte antwoord, een bizarre liefdesroman waar eigenlijk niemand raad mee weet. Zes vrouwen zijn verliefd op dezelfde man en vertellen honderduit over hun gevoelens en gedachten. Zo transparant de essays zijn van De Martelaere, zo ‘onverwacht’ duister en soms ook irritant is deze literaire krachttoer vol associaties, filosofische woordspelletjes en lyrische terzijdes. Toch is in zekere zin Het onverwachte antwoord, haar vijfde roman, haar ultieme boek. Het is niet alleen dubbel zo dik als haar vorige vier romans. Er zit ook een hiaat van twaalf jaar tussen deze ideeënsymfonie en De staart, haar voorlaatste roman uit 1992. Waarom heeft het zo lang geduurd voor ze opnieuw een roman schreef? Wie grasduint in haar essays en lezingen die ze in die literaire luwte pleegde, ontdekt geleidelijk aan de oosterse ideeën achter de nieuwe De Martelaere. Zo rationalistisch en westers ze haar schrijverschap voor 1992 invulde, zo oosters en bezield is ze daarna. Hoe ziet de weg eruit die deze filosofe, die de literaire pen voert, tot nu toe gevolgd heeft?
| |
Futiel en fataal
De Martelaere is niet alleen een geschoolde filosofe maar behaalde ook een Eerste Prijs Notenleer aan het Conservatorium te Brussel. Als veertienjarige publiceerde ze in 1971 reeds een jeugdboek, Koning der wildernis, waarin het slecht afliep met het hoofdpersonage. Al van in haar tienerjaren pendelde De Martelaere dus tussen filosofie en kunst, tussen reflectie en muziek of literatuur. In 1984 promoveerde ze op de filosofie van de achttiende-eeuwse wijs- | |
| |
geer David Hume. Wie De Martelaeres literaire oeuvre wil begrijpen, vindt in haar fascinatie voor Hume een eerste ankerpunt. Hume's ‘gematigd’ sceptisme: futiel of fataal?, heette het toen. Ondertussen is De Martelaere blijven publiceren over diens werk. Hume demonteerde op meesterlijke wijze de manier waarop wij mensen ons een voorstelling maken van de werkelijkheid. Hij waarschuwde ervoor dat de werkelijkheid die wij zogenaamd objectief waarnemen in feite een hoogstpersoonlijke constructie is. Het ligt nu eenmaal in de natuur der dingen, aldus Hume, dat mensen geloven dat er een objectieve werkelijkheid bestaat, maar een echt bewijs is er niet. Ons beeld van de werkelijkheid, zo De Martelaere met Hume, staat of valt met de ‘levendigheid’ van onze waarnemingen. Er bestaat geen filosofisch fundament om die ‘levendigheid’ tot waarheid om te smeden.
De Martelaere ging na deze nuchtere constatering zeker niet fluitend over tot de orde van de dag. In de vier romans die ze tussen 1988 en 1992 publiceerde, worden de ‘futiele’ muizenissen het hoofdpersonage telkens min of meer ‘fataal’. In Nachtboek van een slapeloze (1988), haar debuut, vindt de protagonist een wel erg drastische oplossing om de ‘koude brand’ van zijn vertwijfeling de baas te worden. Hij die nooit kan samenvallen met zichzelf en daardoor rusteloos zijn nachten doortobt, pleegt uiteindelijk zelfmoord. In De schilder en zijn model (1989) laat De Martelaere twee verliefden elkaar aantrekken en vooral afstoten. Je zou deze miniroman als een voorstudie kunnen beschouwen van Het onverwachte antwoord. In Littekens (1990), de meest geslaagde van haar kleine romans, wordt Eva, een studente geneeskunde, stiekem verliefd op een oudere man. Terwijl ze ondertussen de liefde bedrijft met een medestudent denkt ze aan de koude perfectie van dode lichamen op een anatomische snijtafel. De staart (1992), haar laatste, kleine roman voor het grote (literaire) zwijgen, was een zoveelste bevestiging dat De Martelaeres hoofdpersonages veroordeeld waren tot levenslange eenzaamheid. Theo, de jongen die het moeilijk heeft met de ontrouw van zijn vriend, probeert zich te troosten door een fictieve conversatie met zichzelf. Moraal van De Martelaeres solipsistische verhaal: we zitten nu eenmaal gevangen in onszelf. Het komt er dus op aan om ons zo ‘levendig’ mogelijk uit die kerker weg te fantaseren. De opperste fantasie is de liefde. Maar ze is ook de gevaarlijkste fantasie, zoals de kerkvaders reeds wisten. Postcoïtale melancholie is het lot van de minnaar. De Martelaere probeert in deze eerste romans met wisselend succes muzikale variaties op dit thema te maken.
| |
De waarheid beleven
Na De staart wordt het stil ten huize van de romanschrijver De Martelaere. Ze legt zich toe op het schrijven van essays en ze doet dit met grote virtuositeit én succes. In Een verlangen naar ontroostbaarheid (1993), waarvoor ze de
| |
| |
Jan Greshoffprijs kreeg, borduurt ze voort op de levensgrote vraag die ook haar romanhelden bezighield: hoe geraak ik uit mijn eigen hoofd? En ook nu weer breekt ze een lans voor drastische oplossingen, zoals in het essay ‘De levenskunstenaar. Naar een esthetica van de zelfmoord’, waar ze tot de slotsom komt dat niet hoop maar de dood doet leven. Vier jaar later harkte De Martelaere nieuwe verkenningen over leven, kunst en dood bij elkaar in Verrassingen (1997), waarvoor ze de Driejaarlijkse Staatsprijs voor Essay en Kritiek kreeg. Ook hier verkent ze de tegenstrijdige natuur van verlies en ziekte, van moord en incest. De positieve zuigkracht van op het eerste gezicht negatieve fenomenen wordt in De Martelaeres heldere proza bijna wervend duidelijk. Alleen zijn of sterven krijgt in haar cerebrale, onsentimentele optiek een bijzondere grandeur. Maar echt ‘verrassend’ waren haar inzichten in deze laatste bundel niet meer. In zekere zin zat ze in een dood straatje. De Martelaeres filosofische verbeelding was echter wendbaar genoeg om een uitweg uit de impasse van Humes waarnemingsfilosofie te vinden. Als je de objectieve waarheid niet filosofisch kunt beargumenteren, kun je ze misschien wel beleven.
Ludwig Wittgenstein had immers al verkondigd dat het onuitsprekelijke, het onnoembare, kortom, de waarheid, zich uiteindelijk toont: ‘Wat men niet kan zeggen, kan men tonen.’ Via het taoïsme krijgt De Martelaere dan een paulinische ervaring die haar definitief op weg heeft gezet naar haar nieuwe, bevrijdende roman. Lao Tse sluit met zijn spreukenverzameling Tao teh King als vanzelf aan op de nogal cryptische manier waarop Wittgenstein de ‘rechte weg’ (tao) naar de waarheid ‘toont’. Het taoïsme, zoals het boeddhisme en andere oosterse meditatietechnieken, verdiept zich niet in het menselijke denken of subject, zoals Hume en de traditionele westerse filosofen. Integendeel, waar het denken stopt, daar beginnen in de oosterse visie pas het leven en de werkelijkheid. De oosterse wijzen, aldus De Martelaere in Wereldvreemdheid, willen de mens via bepaalde waarnemingstechnieken eerst helemaal leegmaken of depersonaliseren. Vervolgens kan vanuit die zo ontstane leegte de werkelijkheid als in een leeg vat in de gelouterde mens binnen stromen. Wie zijn verstand op nul zet, krijgt de kans in te pluggen in de wereld rondom zich: ‘Dichters en kunstenaars zijn zich, net als tovenaars, voortdurend en op de meest intieme wijze bewust van het immense, naamloze krachtenveld (...) dat ons beheerst en waarvan wij deel uitmaken.’
| |
Stop met denken
De Martelaere die het hield bij Hume en dus als filosoof geen objectief fundament voor subjectieve indrukken en ideeën wou erkennen, ziet nu de kans schoon om dankzij de oosterse filosofie toch vaste grond onder de voeten te krijgen. De enige voorwaarde is: stoppen met denken. Schakel je in het kos- | |
| |
mische krachtenveld in en je ontdekt de krachten in jezelf. De oosterse waarnemingstechnieken roepen de mens op zich open te stellen voor de (het) andere door een afwachtende houding aan te nemen. Niet passief de handen in de schoot leggen maar actief op wacht staan, in de zin van je concentreren op iets wat gaat gebeuren. Wanneer de vonk overslaat en het contact met de werkelijkheid tot stand komt, aldus De Martelaere in Wie is er bang voor de dood?, komt het erop aan het geloof en de durf te hebben alles los te laten, ‘niet omwille van een externe beloning maar omwille van de kracht zelf die in dit loslaten vrijkomt.’ Wie leert zwemmen, springt met vertrouwen in het diepe en wordt daarvoor door de draagkracht van het water beloond.
De Martelaere, die in haar vroegere werk personages ten tonele voert die tevergeefs een uitweg uit het prakkizerende leven bedenken, kiest vanaf Wereldvreemdheid voor de tao van het leven en de literatuur. Ze belijdt ‘een koude kunst’ waarin de schrijver en de personages zich ontdoen van hun sentimentele, subjectieve menselijkheid om op die manier in verbinding te kunnen treden met het onpersoonlijke energetische krachtenveld van het volle, natuurlijke leven. Of, zoals De Martelaere zelf stelt in Wereldvreemdheid: ‘De hoogst haalbare vorm van engagement: niet een engagement tegenover de mens, maar tegenover de Wereld (met een hoofdletter).’ Dat De Martelaere de plaats van de mens in de wereld minimaliseert, heeft niet alleen met haar ontdekking van het taoïsme te maken. Ze had altijd al een boontje voor de laconieke manier waarop Arthur Schopenhauer en Friedrich Nietzsche het menselijke ego tot een speelbal van voluntaristische krachten relativeerden. Maar wat bij deze filosofen het werk van de anonieme wil was, heeft in het werk van Charles Darwin een meer precieze, analytische inhoud. Door de systematische studie van de wijze waarop Darwin de natuur opvatte, kreeg De Martelaere scherp het gevoel dat de mens slechts een van de talrijke producten was van de natuurlijke selectie, naast de vele andere levensvormen. Darwin demonstreerde overtuigend hoe de mens niet de maat was van alle dingen. Integendeel, het waren de dingen en de natuur die voortdurend de maat namen van de mens. De mens had maar één optie: zich aanpassen aan de wetten van moeder natuur of verdwijnen.
Het onverwachte antwoord is een liefdesroman zonder de klassieke psychologische of relationele perikelen. De Martelaere toont in haar roman hoe je vrouwen kunt laten liefhebben zonder te vervallen in melodramatisch of emotioneel woordgebruik. Voor een leek is er niet direct een touw aan vast te knopen. Maar de zes vrouwen op zoek naar kosmische liefde zijn zes verschillende vormen om een dergelijke liefde gestalte te geven. Ze spreken trouwens soms met dezelfde stem als gaat het om dezelfde vrouw. Het is inderdaad opvallend hoe bepaalde spreuken steeds terugkeren in een soort van mantra. Het is intrigerend om een kleine bloemlezing te maken waaruit
| |
| |
blijkt hoe waarnemingsgericht De Martelaeres levensvisie blijft. Deze keer niet met dank aan Hume maar met dank aan het taoïsme. ‘Luisteren is een vorm van kijken’, ‘strelen is kijken met de handen’, ‘tekenen is stoppen met denken’, ‘gevoelens bestaan niet’, ‘schrijven is (...) een kwestie van kijken (...) het gaat om de hele wereld door mijn ogen’. Het is wellicht geen toeval dat het personage dat schildert en in Chinese traditie met houtskool tekent, erg vaak de vrouwelijke stem invult: ‘Schilderen is een relatie met de werkelijkheid, niet met de toeschouwer. De toeschouwer is lachwekkend - even lachwekkend en onbenullig als de voyeur die door het sleutelgat staat te loeren terwijl ik met jou aan het vrijen ben.’ Zo spreekt een modale vrouw niet in een modale Nederlandstalige liefdesroman. Het onverwachte antwoord is dan ook een uitzonderlijke roman.
| |
Professor in de liefde
Ook het object van het vrouwelijke verlangen is volstrekt apart. Godfried H. is de man op wie alle vrouwelijke hoofdpersonages verkikkerd zijn. Hij belichaamt de afwachtende manier waarop in het taoïsme het individu zichzelf leeg maakt en alles loslaat (wu wei) om zo deelachtig te kunnen worden aan een nieuwe totaalervaring. In Wereldvreemdheid typeert De Martelacre die mystieke ontvankelijkheid als volgt: ‘Het vergt een grote inspanning om te komen tot het loslaten van alle inspanningen; je moet er heel wat voor doen alvorens je erin slaagt niets meer te doen en alleen nog een antenne te zijn, een brandpunt van stralen die samenkomen en ter plekke, “vanzelf” vuur kunnen vatten.’ Godfried H. is in zekere zin De Martelaeres taoïstische professor in de liefde, de Lao Tse van het verlangen. En zoals het een leermeester betaamt, zwijgt hij liever dan uitleg te geven, tenzij in verzen van Rainer Maria Rilke of T.S. Eliot. Godfried H. is De Martelaeres rattenvanger van Hameln, de mannelijke sirene die het hoofd van de vrouwelijke personages op hol brengt en zo de kans geeft om gegrepen te worden door authentieke liefde.
De roman eindigt met een passage die een omschrijving geeft van de geconcentreerde energie van de verlichte mens die beloond wordt met een momentane levensvervulling: ‘En weer is het niet duidelijk, vanwaar men staat en toekijkt, gespannen, haast ademloos, naar de vormloze opgekrulde schaduw onder de struiken. Of het de kat is, of een vorm, uitgesneden als het lichaam van een kat - en of het nog leeft en spint binnenin, of al volop dood is, opgelost en ontladen - maar dan breekt het eindelijk door de deur, en het antwoord is: ja, hoe dan ook, helemaal, volslagen: ja.’ De Martelacre gunt haar personage dus een happy end. Zij omhelst de tao van het leven, de ‘rechte weg’ die vaak ook als ‘vormeloze vorm’ wordt aangeduid. Zij beaamt de pulserende energie van de werkelijkheid. Dit is met andere woorden een heel
| |
| |
andere De Martelaere dan vroeger. Ze laat haar personage het amor fati belijden: wees blij met wat de natuur je te bieden heeft. Ze aanvaardt het leven zoals het is, ook en vooral in zijn negativiteit: ‘Wat er ook mag zijn, er is altijd veel meer niet dan wat er wel is.’
| |
Oost en west
Wil dat zeggen dat De Martelaere haar rationalisme van vroeger heeft verloochend en Humes waarnemingsfilosofie heeft afgezworen? Nee, integendeel, ze heeft haar oorspronkelijke filosofische positie verdiept en de leermeester gered. Alleen is de westerse waarnemingsfilosofie getransformeerd tot een oosterse waarnemingstechniek en werd de associatieve ‘levendigheid’ van Humes perceptietheorie honderdtachtig graden omgedraaid tot het bezielend verband van een taoïstisch geïnterpreteerde natuurpraktijk. Scherp, alert kijken blijft het uitgangspunt van zowel Hume als de taoïstische leer. Slechts wie koud en onpersoonlijk de werkelijkheid observeert, kan ooit de sprong in haar onpeilbare diepte wagen. De Martelaere laat zich in Wereldvreemdheid ontvallen dat het oosten en het westen water en vuur voor elkaar zijn: ‘Denken, voelen en doen zijn de drie grote pijlers van de westerse cultuur. Stoppen met denken, luidt het ene grote devies in het oosterse zoeken naar wijsheid. Oost en west zijn onverenigbaar omdat men nu eenmaal niet kan denken en niet niet-denken tegelijk.’ Denken en niet-denken tegelijk: dit is de nieuwe paradox waar De Martelaere met Het onverwachte antwoord werk van wil maken. De Martelacre probeert dus wel degelijk het Oosten en het Westen met elkaar te verzoenen, ook al schreef Rudyard Kipling dat de twee culturen elkaar nooit zouden kunnen doordringen: ‘For East is East and West is West, and never the twain shall meet’. Dat verklaart ook waarom dit boek zo moeilijk te begrijpen valt. Wellicht ook voor de schrijfster die immers probeert een ‘onmenselijk’ kunstwerk uit te zweten door zichzelf al schrijvend en associërend tot brandpunt van de wereld om te vormen. Zo laat ze als in een spiegel zien wat kosmische liefde wel en niet vermag, maar het positieve krijgt deze keer de bovenhand. Zou het kunnen dat De Martelaere na dit
experiment in ‘koude kunst’ de romanliteratuur definitief voor bekeken houdt? Ze zal het allicht niet willen toegeven. Ze kan alleen maar meegaan met de stroom, zoals ze die zelf ervaart. Misschien maakt ze een volgende keer een uitgepuurde spreukenverzameling?
Terwijl De Martelaere inspiratie opdeed voor een nieuwe, taoïstische wending in haar oeuvre, schreef ze enkele gedichten die ze later bundelde in Niets dat zegt (2002). In het colofon ervan heeft ze het over een ‘volstrekt eenmalige gelegenheidsbundel’. Niet alle gedichten zijn even geslaagd, maar sommige laten in het klein mooi zien wat De Martelaere met haar laatste roman in het groot probeert te bewerkstelligen. Hoe werkt de tao van de lite- | |
| |
ratuur? ‘In de tuin’, het hieronder geciteerde liefdesgedicht, is lang niet zo doorwrocht als haar ambitieuze liefdesroman maar minstens even realiteitshongerig. Het leest als een ecologisch pleidooi voor een leven in overeenstemming met de natuur. Is het dat misschien waar de tao van de literatuur op neerkomt: een ethos dat luistert naar de stem van alles wat leeft en wat ooit heeft bestaan en daarin bescheiden zijn plaats zoekt?
Wij in dit grote gras, klaver, paardebloem
en wat er wriemelt, wat ingewikkeld
wordt: de rups, de wingerd. Waaronder wij,
weer overhoop, weer door elkaar. Wij lijken
wel. Volkomen. Verwarder dan mieren, in
dit bijzijn van de tuin, waarin begrepen:
deze wildernis. Wat er aarzelt, water valt
erover, stort, en wordt van kracht.
| |
Literatuur
Romans
patricia de martelaere, Het onverwachte antwoord, Meulenhoff, Amsterdam, 2004, 286 p. |
patricia de martelaere, De staart, Meulenhoff/Kritak, Amsterdam/Leuven, 1992, 143 p. |
patricia de martelaere, Littekens, Meulenhoff/Kritak, Amsterdam/Leuven, 1990, 163 p. |
patricia de martelaere, De schilder en zijn model, Meulenhoff/Kritak, Amsterdam/Leuven, 1989, 125 p. |
patricia de martelaere, Nachtboek van een slapeloze, Den Gulden Engel, Wommelgem, 1988, 134 p. |
| |
Essays
patricia de martelaere, Wie is er bang voor de dood?, Valkhof Pers, Nijmegen, 2001, 24 p. |
patricia de martelaere, Wereldvreemdheid, Meulenhoff, Amsterdam, 2000, 159 p. |
patricia de martelaere, Verrassingen, Meulenhoff, Amsterdam, 1997, 191 p. |
patricia de martelaere, Een verlangen naar ontroostbaarheid, Meulenhoff/Kritak, Amsterdam/Leuven, 1993, 175 p. |
| |
Poëzie
patricia de martelaere, Niets dat zegt, Meulenhoff, Amsterdam, 2002, 48 p. |
|
|