| |
| |
| |
Schaakspelers, Johannesburg, Zuid-Afrika. - Foto David Keith Jones.
| |
| |
| |
Nederlands en Afrikaans: een win-winsituatie
Renée Marais
werd geboren in 1958 te Johannesburg, Zuid-Afrika. Is hoofd van Kreatiewe Taaldienste, het taalbureau van de Universiteit Pretoria. Doceert aan de Eenheid vir die Ontwikkeling van Taalvaardigheid van dezelfde universiteit. Publiceert over Nederlandse en Afrikaanse literatuur, literaire vertalingen en taalonderwijs.
Adres: renee.marais@up.ac.za
Dat het Afrikaans zich aan de zuidpunt van Afrika uit het Nederlands ontwikkeld heeft, is bekend. De Heren XVII van de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) gaven Jan van Riebeeck opdracht een verversingshaven op te richten aan de Kaap de Goede Hoop. Op 6 april 1652 zette zijn gezelschap er voet aan wal. Mettertijd vestigden zich steeds meer mensen uit de Lage Landen in dit gebied. Uit hun Nederlands en onder invloed van de inheemse Khoi-talen, het Maleis van de slaven uit Nederlands-Indië, het Frans, Duits, Portugees, Engels en de talen van de zwarte volken, ontwikkelde zich het Afrikaans.
In 1795 annexeerde Groot-Brittannië de Kaap. In 1803 werd de Kaap weer Hollands, maar in 1806 nam Engeland het bestuur opnieuw over. Langzamerhand controleerden de Britten heel het land. De tweede Anglo-Boerenoorlog (1899-1902), waarin nagenoeg 27.000 blanken (hoofdzakelijk vrouwen en kinderen) en 14.000 zwarten in concentratiekampen stierven, bevestigde de Britse heerschappij. Angliseringsprogramma's werden meteen na de oorlog in werking gesteld.
In 1910 werd Zuid-Afrika een unie met een eigen parlement onder Brits beheer. Het Engels en het Afrikaans werden in 1925 tot de ambtstalen van Zuid-Afrika verklaard. In 1948 werd de Nationale Partij tot regerende partij verkozen. Zij zou voortaan steeds sterker een beleid gaan voeren van ‘afzonderlijke ontwikkeling’ of apartheid. In 1961 verbrak Zuid-Afrika alle banden met het Britse Gemenebest van Naties en werd een republiek. Vanwege de apartheid kende het land steeds grotere interne conflicten en werd het internationaal geïsoleerd. De beruchtste conflicten waren de Sharpeville-opstand (1960, tegen de wetten die het dragen van een pas verplichtten) en de Soweto-opstand (1976, waar zwarte leerlingen o.a. tegen het gebruik van Afrikaans als één van drie onderrichtstalen protesteerden).
| |
| |
Begin jaren negentig was het Afrikaans tot een volwaardige wetenschapstaal ontwikkeld die in alle vakgebieden in het Afrikaanse secundaire en tertiaire onderwijs als voertaal diende. Vrijwel iedere universiteit had een departement Afrikaans of Afrikaans en Nederlands. De neerlandistiek was een integraal onderdeel van de studie Afrikaans - in 1980 werd Nederlandse letterkunde nog in Afrikaanse scholen bestudeerd, en vertegenwoordigde zij 50 procent van de universitaire studie Afrikaanse letterkunde.
Hoewel de culturele boycot meerdere mensen negatief stemde tegenover het Nederlands, ging het goed met het Nederlands in Zuid-Afrika omdat het goed ging met het Afrikaans. De Afrikaanse letterkunde was levendig, met tal van uitgeverijen die bijna uitsluitend Afrikaanse boeken publiceerden. Handboeken voor scholen en universiteiten zorgden voor een groot deel van hun inkomen.
In de media was het Afrikaans goed vertegenwoordigd. Op de nationale televisie was er één kanaal dat alleen Afrikaanse programma's uitzond. Afrikaanse televisieprogramma's werden vervaardigd in alle genres en buitenlandse programma's werden volledig, zonder ondertiteling, in het Afrikaans overgebracht. Het Afrikaanse toneel bloeide; verschillende Afrikaanstalige kranten werden gepubliceerd.
| |
De situatie sinds de jaren negentig
Begin de jaren negentig was het duidelijk dat er een nieuwe politieke constellatie in Zuid-Afrika zou komen. De verboden partijen African National Congress (ANC) en SAKP (Suid-Afrikaanse Kommunistiese Party) mochten in de openbaarheid treden; Nelson Mandela werd uit de gevangenis vrijgelaten. De eerste democratische verkiezing vond plaats in april 1994. De ANC werd als regerende partij verkozen, met Nelson Mandela als president; aanvankelijk in coalitie met de Nationale Partij. Een nieuwe, zeer progressieve grondwet werd door het Konstitutionele Hof opgesteld en in 1996 aanvaard. Nieuwe nationale symbolen werden ontworpen. En negen talen werden naast het Afrikaans en het Engels tot ambtstalen van Zuid-Afrika aangewezen.
Hoewel censuscijfers tonen dat het Afrikaans, met een sprekersaantal van 14 procent (waarvan ongeveer 50 procent van de moedertaalsprekers niet blank is), nog steeds de derde taal van Zuid-Afrika is (het Engels is de moedertaal van slechts 9 procent van de bevolking), is haar positie achteruitgegaan. Er zijn hiervoor twee redenen: de regering bevoordeelt het Engels, envele sprekers van andere moedertalen kiezen het Engels boven hun eigen moedertaal omdat Engels een internationale taal is en je je daarmee per se een voorsprong in het leven bezorgt.
Laten we eerst de bevoordeling van het Engels bekijken. Er is al geprobeerd om het Engels tot de enige taal van de rechtspleging, het leger en het
| |
| |
parlement te verklaren. Door de interventie van de taalwachthond Pansat en dankzij de grondwet zijn die pogingen afgeweerd. Niettemin gebeurt het in de praktijk vaak dat het Engels bevoordeeld wordt omdat sommige mensen de andere talen niet begrijpen (of zeggen dat zij ze niet begrijpen). Dan wordt er toch maar in het Engels gecommuniceerd, zelfs als het maar om één of twee procent van de gesprekspartners gaat. Economische overwegingen worden vaak als excuus voor eentaligheid aangevoerd, en indien er geen protest of proces komt, wordt het gebruik van Engels als status quo aanvaard. Het parlement probeert wel meertalig te zijn door tolkdiensten in te zetten en door belangrijke informatie in alle elf talen beschikbaar te stellen, zij het vaak erg summier.
Zorgwekkend is echter de klaarblijkelijke opvatting (ook bij president Mbeki) dat indien de sprekers van de zogeheten ‘zwarte’ talen hun taalrechten niet opeisen, de sprekers van het Afrikaans hun recht op het gebruik van hun moedertaal, die al lang over de hogere taalfuncties beschikt, uit solidariteit zouden moeten opgeven. Deze situatie is ontstaan doordat tal van die ‘zwarte’ talen nog niet voldoende als wetenschapstalen ontwikkeld zijn (hoewel dat proces wel op gang aan het komen is) en omdat de sprekers van deze talen vaak alleen maar voordeel zien in het gebruik van het Engels. Ze kiezen dus voor het Engels als voertaal, ook al worden de kinderen onderwezen door leraren die slecht Engels spreken.
| |
| |
Het meest zorgwekkend is de situatie in het onderwijs. In 1994 is het zogeheten ‘Model C’-onderwijs ingevoerd om het beste onderwijs te verzekeren en om inspraak in het onderwijs te behouden. De ouders betalen hoger schoolgeld ter aanvulling van de normale regeringssubsidie, zodat de school zelf onderricht kan aanbieden in bijkomende vakken (zoals het Latijn), meer onderwijzers in dienst kan nemen, meer materiaal kan aankopen (computers, wetenschappelijke apparatuur en sportmateriaal) en zelf kan instaan voor het onderhoud van gebouwen en terreinen. Een verkozen beheerraad houdt toezicht op wat de school met dat extra geld doet.
Talrijke regeringsbeloften van voor 1994 werden echter niet nagekomen. De overheid poogde de autonomie van de beheerlichamen te verkleinen. Er kwamen dreigementen dat scholen niet langer zelf onderwijzers in dienst zouden mogen nemen met de bijkomende bijdragen van de ouders. De voertaal is echter de meest serieuze kwestie die Afrikaanse scholen raakt. Volgens de wet mogen scholen leerlingen niet op grond van hun taalvoorkeur afwijzen als er in de nabije omgeving geen andere school is die de leerlingen in hun voorkeurtaal (in de praktijk meestal het Engels) kan onderwijzen. Leerlingen mogen ook niet wegens financiële overwegingen afgewezen worden.
De ouders van zwarte leerlingen schrijven hun kinderen echter bij Model C-scholen in als gevolg van de kwaliteit van het aangeboden onderricht, zelfs al wonen zij op grote afstand van zo'n school én in de nabije omgeving van een ‘zwarte’ school. Afrikaanstalige scholen worden dus verplicht ook onderricht in het Engels aan te bieden zonder bijkomende financiële bijstand van de regering en zonder dat de regering meer onderwijzers toewijst aan die scholen. In de praktijk bekostigen de ouders van de Afrikaanstalige leerlingen nu onderwijs in het Engels voor (zwarte) leerlingen aan traditioneel Afrikaanstalige scholen. Deze situatie verandert het karakter van deze scholen soms totaal: zij verengelsen, soms in zeer korte tijd, zodat er vandaag in vergelijking met de periode voor 1994 veel minder eentalig Afrikaanse scholen zijn. Onlangs nog heeft een Afrikaanstalige school een proces gewonnen tegen de provinciale overheid, die de school wilde verplichten om het Engels in te voeren terwijl er een Engelstalige school in de nabije omgeving bestond.
Ook Afrikaanstalige universiteiten werden verplicht om Engels als voertaal in te voeren zonder bijkomende financiering om meer personeel in dienst te nemen en meer faciliteiten te verzorgen. Praktisch betekent dat dat docenten nu les moeten geven in een taal die hun tweede taal is en waarin zij niet altijd vaardig genoeg zijn. Hun werkbelasting verdubbelt ook als ze zowel in het Engels als het Afrikaans lesgeven. Omdat het Engels van Afrikaanstalige studenten in het algemeen beter is dan het Afrikaans van anderstalige studenten, kiezen ze er meestal voor om alleen in het Engels les te geven. Op die
| |
| |
Kaap L'Agulhas, de zuidelijkste punt van Afrika - Foto Elke Losskam.
manier worden de taalrechten van Afrikaanstalige studenten aangetast en worden zij benadeeld. Van Engelstalige universiteiten werd echter niet verwacht dat ze Afrikaanse colleges invoeren voor hun Afrikaanstalige studenten.
In het recente verleden heeft de regering een quotum ingevoerd voor de vertegenwoordiging van zwarte studenten aan vroegere blanke universiteiten. Als het quotum niet gehaald wordt, wordt er geknipt in de subsidies. Zo is het aantal zwarte studenten aan de Universiteit van Pretoria groter dan het totale studentental (blank en zwart gezamenlijk) van vele andere universiteiten. Toch werd deze instelling in 2004 door de regering bestraft met vijftig miljoen Rand subsidievermindering (ca. 6,4 miljoen euro), waardoor de universiteit bezuinigingsmaatregelen in werking heeft moeten stellen.
Een andere recente ontwikkeling is de gedwongen samensmelting van tertiaire instellingen: vaak een samensmelting van voormalige ‘zwarte’ en ‘blanke’ universiteiten en hogescholen. Dit heeft in Johannesburg en in Pretoria geleid tot protestacties tegen het feit dat het Afrikaans naast het Engels als voertaal gebruikt wordt op de campus van een traditioneel Afrikaanstalige universiteit.
Op cultureel niveau is er tegenwoordig minder Afrikaans toneel, minder Afrikaanse televisie en er zijn minder Afrikaanse kranten dan vroeger. De traditioneel Afrikaanse uitgeverijen publiceren minder Afrikaanse boeken. Die uitgeverijen breiden nu hun Engelse markt uit. Er zijn weinig boekwinkels op het platteland, en zelfs in de steden is de Afrikaanse boekenvoorraad ingekrompen. Johannesburg en Pretoria hebben ieder maar één boekwinkel waar de Afrikaanse boekenvoorraad nog substantieel is. Auteurs nemen hun toevlucht tot publicatie in eigen beheer en van tijd tot tijd steken kleine uitgeverijen de kop op, maar hun technische en taalkundige knowhow en verspreidingskanalen zijn meestal beperkt.
| |
| |
Zelfs in vele kerken wordt het Engels prominenter: je hoort er steeds vaker Engelse populaire muziek. De afbouw van het Afrikaans op de televisie en in het openbare leven leidt ertoe dat minder jongeren dan vroeger een basiskennis van de taal verwerven, ook omdat het Afrikaans niet meer verplicht is op school.
Positief is het verschijnsel van kunstenfestivals: de vier grootste festivals worden jaarlijks in Oudtshoorn, Grahamstad, Stellenbosch en Potchefstroom aangeboden. Toneel, muziek en boeken staan altijd op het programma, en Nederlandstalige auteurs en kunstenaars zijn er te gast.
| |
De situatie vandaag
Zoals hierboven uitgelegd werd, is het onderwijs sterk veranderd. Door taal-politieke factoren en de promotie van de bétawetenschappen beleefde de studie talen (behalve voor het Engels) geruime tijd een opmerkelijke afbouw. Tal van departementen Afrikaans zijn ingekrompen en werden opgenomen in verzameldepartementen waarin verschillende talen vertegenwoordigd zijn en hoewel er een opleving is gekomen, is de positie van het Afrikaans zeker minder sterk dan voor 1994. De welstand van de universitaire neerlandistiek is onlosmakelijk verbonden met die van het Afrikaans, en waar het Afrikaans onder druk verkeert, geldt dat nog sterker voor de neerlandistiek.
De Suider-Afrikaanse Vereniging vir Neerlandistiek (SAVN) vervult een belangrijke functie op het vlak van de instandhoudingen de uitbreiding van de universitaire neerlandistiek. Zij verricht haar werkzaamheden in overleg met en met financiële ondersteuning van de Nederlandse Taalunie. Verschillende acties worden ondernomen om de universitaire neerlandistiek te stimuleren.
Eén van de belangrijkste initiatieven is het beschikbaar stellen van studiebeurzen aan studenten neerlandistiek. Deze beurzen worden vanaf het tweede studiejaar aan studenten aan alle universitaire instellingen toegekend op grond van de academische prestatie en de mate waarin de neerlandistiek in het (individuele) studiecurriculum vertegenwoordigd is. In 2004 werden beurzen toegekend ten bedrage van 32.954 euro (258,000 Rand). Vanaf hun vierde studiejaar mogen studenten ook solliciteren naar beurzen voor een korter studieverblijf in Nederland of Vlaanderen.
Daarnaast financiert de SAVN ook interne gastdocentschappen. Universiteiten die maar twee docenten Afrikaans/Nederlands meer ter beschikking hebben, ontvangen een hogere toelage om ervoor te zorgen dat de neerlandistiek niet sterk afgebouwd wordt of ondersneeuwt. Aan grotere departementen verlichten gastdocentschappen de werklast van de docenten en bieden ze de mogelijkheid om vakspecialisten uit te nodigen.
In een land dat geografisch ver van Nederland en België gelegen is, is bijscholing van docenten en het dichterbij brengen van de Lage Landen voor
| |
| |
Taalmonument ter ere van het Afrikaans in Paarl, ingewijd in 1975.
studenten essentieel. Voor docenten wordt er jaarlijks een bijscholingswerkwinkel georganiseerd met docenten uit Nederland en Vlaanderen, en aan studenten wordt er jaarlijks een winterschool taal- en cultuurverwerving, met Nederlandse en Vlaamse docenten, aangeboden. Deelname wordt tot twee à vier studenten per universiteit beperkt. Beide werkwinkels worden door de Nederlandse Taalunie gefinancierd.
Het vaktijdschrift TNA verschijnt twee keer per jaar met steun van de Taalunie. Omdat het tijdschrift geaccrediteerd is, ontvangen academici onderzoekssubsidie voor artikelen die hierin verschijnen. Dat geld wordt gebruikt om congressen bij te wonen en voor verder onderzoek. Om de driejaar wordt er een internationaal neerlandistiekcongres georganiseerd. Het eerstvolgende congres vindt in 2007 plaats in KwaZulu-Natal.
Naast de SAVN zijn er nog twee fora voor de universitaire neerlandistiek, met als doel het stimuleren van interuniversitaire onderzoekssamenwerking, eveneens met financiële ondersteuning van de Taalunie. Het gaat om het Noordelike Kennisnetwerk vir Neerlandistiek (NKN) en het Kaapse Forum (KF). Zij organiseren jaarlijks een Nederlands-Vlaamse schrijversrondreis.
Buiten de universiteiten uit de belangstelling voor de neerlandistiek zich op verschillende manieren. Er bestaan verschillende Nederlandse en/of Vlaamse verenigingen. Het Huis der Nederlanden in Kaapstad, Die Boekehuis in Johannesburg en Protea Boekwinkel in Pretoria en Stellenbosch promoten de neerlandistiek met publicaties en evenementen. Jaarlijks worden
| |
| |
twee à drie vertalingen vanuit het Nederlands in het Afrikaans gepubliceerd. Universiteiten besteden aandacht aan literair vertalen en vertalers tonen interesse, maar uitgeverijen aarzelen om meer vertalingen te publiceren. Toch was Die elektries gelaaide hand, vertalingen van gedichten van Gerrit Komrij door Daniel Hugo, een bestseller bij Protea in Stellenbosch. De beschikbaarheid en de verspreiding van Nederlandstalige boeken uit Nederland en België zou echter veel beter kunnen zijn. Het grootste probleem schijnen de hoge kosten te zijn.
| |
Wat te doen?
Er bestaat ongetwijfeld belangstelling voor het Nederlands en de Nederlandse en Vlaamse cultuur in Zuid-Afrika. Aan vrijwel alle universitaire departementen/vakgroepen Afrikaans wordt Nederlands steeds aangeboden als onderdeel van de cursus Afrikaans. Vooral de academische topstudenten hebben daar een sterke interesse voor en verwelkomen de gelegenheid tot verdere studie in het buitenland. Het aantal sollicitaties voor beurzen neemt weer toe. De afgestudeerden gaan werken in de journalistiek, de boekenwereld, het (academisch) onderwijs, en daar promoten zij de neerlandistiek.
Om de positie van de neerlandistiek te verstevigen, moet men het Afrikaans in stand houden en zijn positie uitbouwen. Hiervoor is volgehouden steun door de Nederlandse Taalunie onontbeerlijk. Er zou een sterke waarschuwing tegen het imperialisme van het Engels moeten komen, en meer mensen moeten beseffen dat moedertaalonderricht op school en aan de universiteit in tal van opzichten de meest voordelige keus is. Het Afrikaans dient zijn hogere taalfuncties te behouden. En een grotere zichtbaarheid van cultuurproducten in het Afrikaans en het Nederlands, vooral ook in het dagelijkse leven, zou de onverschillige en negatieve perceptie van die talen kunnen helpen ombuigen. Films en televisieprogramma's kunnen gebruikt worden voor het populariseren van de neerlandistiek. De studie Afrikaans en Nederlands heeft al een moeilijke periode overleefd. Dat geeft hoop voor de toekomst.
Suider-Afrikaanse Vereniging vir Neerlandistiek (SAVN), Mevr. R. Marais, Eenheid vir die Ontwikkeling van Taalvaardigheid, Universiteit van Pretoria, Vlak 22, Geesteswetenskappegebou, ZA-0002 Pretoria, Zuid-Afrika.
Noordelike Kennisnetwerk vir Neerlandistiek (NKN), Dhr. P. Swanepoel, Departement Afrikaans, Unisa, Posbus 392, ZA-0003 Pretoria, Zuid-Afrika.
Kaapse Forum vir Neerlandistiek (KFN), Dhr. W. van Zyl, Departement Afrikaans & Nederlands, Universiteit van Wes-Kaapland, Privaatsak X 17, ZA-1735 Belville, Zuid-Afrika.
Huis der Nederlanden, Sentraalplein 4, Pinelands, ZA-7405 Kaapstad, Zuid-Afrika, tel. +27 (0)21 531.58.31, fax +27 (0)21 531.72.24, hdn@mweb.co.za, www.hdn.za.net.
Het Zuid-Afrikahuis, Keizersgracht 141, NL-1015 CK Amsterdam, tel. +31 (0)20 624.93.18, fax. +31 (0)20 638.25.96, info@zuidafrikahuis.nl, www.zuidafrikahuis.nl.
Op dit adres kunt u ook meer informatie krijgen over het door de Stichting ZASM uitgegeven tijdschrift Zuid-Afrika. Dat verschijnt negenmaal per jaar. Het bevat informatie over culturele en politieke ontwikkelingen in Zuid-Afrika, een activiteitenkalender en boekbesprekingen en schenkt aandacht aan de betrekkingen tussen Nederland en Zuid-Afrika.
|
|