Ons Erfdeel. Jaargang 48
(2005)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 323]
| |
Congo vergeten en herinnerd
| |
[pagina 324]
| |
seum’. De (al dan niet misplaatste) humor ontging Braeckman, die stelde dat de Congolezen wel degelijk in staat waren om zich hun cultuur te herinneren. Het mag duidelijk zijn: over Congo wordt niet gelachen. Op de tentoonstelling ‘Het geheugen van Congo’ wordt de bezoeker rondgeleid langs zes onderdelen in het museumparcours die verschillende aspecten van de kolonisatie in Congo belichten: de prekoloniale periode, politiek, economie, interculturele contacten, representatie en de onafhankelijkheid. De toegang van de tijdelijke expositie bevindt zich in de ‘Herdenkingszaal’ op het gelijkvloers van het museum. Die zaal ligt in het midden van de permanente expositie, die nu tijdelijk voor een deel ontoegankelijk is. Wat meteen opvalt voor de trouwe bezoeker is dat de deur van de etnografische zaal naar de Herdenkingszaal, die normaal gesloten is, werd geopend om de publiekscirculatie te vergemakkelijken. Het meer dan levensgrote standbeeld van Leopold II, dat normaal achter deze gesloten deur staat, is opzijgeschoven om de bezoeker binnen te laten. Een symbolische stap opzij. In de afdeling ‘Hiërarchieën’ wordt een kort, maar erg duidelijk overzicht gegeven van het ontstaan van koloniale machtsverhoudingen en de politieke geschiedenis. In dit onderdeel van de expositie wordt ook ingegaan op het geweld dat de inplanting van de koloniale staat met zich meebracht. In ‘Transacties’ heeft men oog voor de uitbouw van de koloniale economie die vooral gericht was op het zo snel mogelijk boeken van winst, ongeacht de neveneffecten voor de plaatselijke bevolking. In tentoonstellingslabels, een begeleidende bezoekersbrochure en de catalogus wordt uitvoerig ingegaan op de desastreuze gevolgen van het Leopoldiaans koloniaal regime. Ook in de media werd de meeste aandacht besteed aan de vraag hoeveel slachtoffers de vroege kolonisatie had geëist. | |
Geweld en economieDe eerste aantijgingen tegen Leopold II dateren reeds van rond de vorige eeuwwisseling. Ze kwamen onder andere van mensen als George Washington Williams, Roger Casement, Edmund Dene Morel en Félicien Cattier. De bevindingen van de onderzoekscommissie die Leopold II in 1904 uitstuurde, bevestigden enkel de beschuldigingen. Al snel stelden critici dat de helft van de Congolese bevolking was omgekomen vanaf het begin van de kolonisatie tot ongeveer 1910. Het aantal slachtoffers werd op 10 miljoen geschat. Na de dood van Leopold II eind 1909 ontstond er echter een soort van culturele amnesie. Samen met de verheerlijking van de vorst werden alle negatieve aspecten van de kolonisatie verdrongen. In het onderwijs werd decennia lang met geen woord gerept over de gruwel tijdens de vroege kolonisatie. Archieven werden verbrand of afgeschermd van onderzoekers. Het is pas sinds de jaren 1980 dat onderzoekers als Daniel Vangroenweghe en Jules Marchal de | |
[pagina 325]
| |
Het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika in Tervuren - Foto G. Dohmen.
gruweldaden weer aan het licht brachten. Die laatste wees er tevens op dat de misbruiken ook na de overname van de kolonie door de Belgische staat in 1908 bleven voortbestaan, in tegenstelling tot wat minister van Buitenlandse Zaken Karel de Gucht beweerde tijdens zijn toespraak bij de officiële opening van de tentoonstelling.Ga naar eind(3) Jan Vansina, en recent Adam Hochschild, herhaalden de cijfers van 10 miljoen doden. De Congolese historicus Isidore Ndaywel e Nziem sprak zelfs over 13 miljoen slachtoffers. In het kader van de tentoonstelling ‘Het geheugen van Congo’ wijst Vellut er echter op dat deze cijfers niet voldoende onderbouwd zijn. Gegevens over het aantal inwoners in Congo vóór de kolonisatie zijn immers niet voorhanden, waardoor we waarschijnlijk nooit precies zullen weten hoeveel doden er vielen. Zelf houdt Vellut het op een daling van het bevolkingsaantal met 20 procent, wat overeenkomt met 3 à 4 miljoen doden als gevolg van militaire acties, emigratie, ziekte, honger en het uitstellen van geboortes. Volgens Vellut is er ook geen sprake geweest van een ‘holocaust’ of ‘genocide’, termen die Hochschild wel in de mond nam.Ga naar eind(4) Dat er zich gruweldaden hebben afgespeeld, zoals dwangarbeid en moorden, stelt Vellut niet ter discussie, maar Leopold II stelde zich nooit tot doel om de hele bevolking uit te roeien, alleen al vanwege het feit dat de ‘inlanders’ in het economische proces moesten worden ingezet. Toch mag men niet vervallen in het gevaar van overdreven relativering. Met het vaak gehoorde argument dat ‘alles in zijn context moet worden gezien’, dreigt men de gevolgen van de kolonisatie al te rooskleurig voor te stellen. Zoals reeds werd aangehaald, was er immers al kritiek tijdens de vorige eeuwwisseling. Uitspraken als ‘elders in koloniaal Afrika en reeds vóór de komst van Belgen was er ook geweld’ doen niets af aan het feit dat de kolonisatie van Congo met extreem geweld gepaard ging. Er bestond wel degelijk geweld vóór de Belgen voet zetten in Congo, maar de kolonisatie was geen ‘verlossing’ voor de plaatselijke bevolking. Zo stelde Vellut in Le Soir dat ‘L'Etat indépendant du Congo est une des réponses de ce qu'on appellerait aujourd'hui la communauté internationale à ce scandale humanitaire’.Ga naar eind(5) | |
[pagina 326]
| |
De kolonisatie was echter geen humanitaire actie tegen de slavenhandel, al werd die vaak zo voorgesteld. De inplanting van het koloniale model was gericht op een snelle en in sommige gevallen gewelddadige verovering van het territorium met het oog op het verwerven van natuurlijke rijkdommen.Ga naar eind(6) Ook ex-kolonialen duiden vaak op de positieve kanten van de kolonisatie, zoals de aanleg van wegen en gebouwen en de goede organisatie van het onderwijs. Zij verwijzen echter vooral naar de jaren 1950 toen er inderdaad een goede infrastructuur en een goed scholennetwerk werden uitgebouwd. Maar er moet natuurlijk een onderscheid gemaakt worden met de Leopoldiaanse periode waarin weinig of geen voorzieningen voor de plaatselijke bevolking werden ingericht. De tentoonstelling erkent de koloniale gruwel zonder meer, maar probeert tegelijkertijd ook kanttekeningen te plaatsen bij niet wetenschappelijk gefundeerde stellingen. ‘Het geheugen van Congo’ gaat echter over veel meer dan koloniaal geweld, een aspect waartoe de expositie te vaak wordt herleid in de media. Heel wat onderzoekers en medewerkers aan de tentoonstelling kijken verder. Het zijn vaak vorsers die na de onafhankelijkheid geboren zijn en dus geen emotionele band hebben met Congo, zoals ex-kolonialen die wel hebben. Zij herleiden de studie van Congo niet tot een ‘schouwtoneel van gruweldaden’, maar blijven er wel oog voor hebben. Het is duidelijk dat men ervoor moet blijven zorgen dat men niet hervalt in de ‘culturele amnesie’, zoals die bestond tussen ca. 1910 en 1960, maar men moet verder durven te kijken dan enkel geweld. De Belgen moeten de fouten uit het verleden aanvaarden, maar het is dringend tijd dat er meer en betere geschiedschrijvingen komen van een nog steeds onvoldoende bekende bladzijde uit de Belgische nationale geschiedenis. Een degelijk wetenschappelijk onderbouwd overzichtswerk over de kolonisatie van Congo bijvoorbeeld, ontbreekt vreemd genoeg nog steeds. Die leemte kan ook de catalogus van de huidige expositie in Tervuren niet aanvullen. Ook in het (universitaire) onderwijs is er een gebrek aan aandacht voor de koloniale geschiedenis. Geen enkele Belgische universiteit voorziet een verplicht college over deze thematiek. Hopelijk kan deze tentoonstelling een aanzet vormen voor een breder maatschappelijk debat.Ga naar eind(7) | |
Museum in het museumEén van de andere themata die in de tentoonstelling verder aan bod komen, is de representatie van Congo in België. Een eerste display in dit onderdeel belicht de wereldtentoonstelling van 1897 in Brussel. Enkele objecten die ook te zien waren in 1897 staan nu opnieuw tentoongesteld. Voor deze wereldtentoonstelling liet Leopold II een ‘Koloniaal Paleis’ oprichten in Tervuren. De vorst wou er uitpakken met de economische mogelijkheden van ‘zijn’ Congo en de verwezenlijkingen van de Etat Indépendant du Congo (EIC). Het | |
[pagina 327]
| |
De aanleg van de spoorlijn Matadi-Leopoldstad (de voorlopige brug over de Kenge), 1894 - Foto Spoorwegaalmoezeniers Neder-Congo /KMMA Geschiedenis.
oorspronkelijke museumgebouw, waar nu enkele wetenschappelijke diensten zijn ondergebracht, deed van 1898 tot 1908 dienst als eerste permanent Congomuseum van België. Pas nadien werd het huidige museum opgericht in het kader van de wereldtentoonstelling van 1910. De expo vormde een essentieel onderdeel van een machtige propagandamachine die de kolonie beter bekend moest maken bij de Belgen en bij mogelijke investeerders. Bij de wereldtentoonstellingen van 1897 en 1910 werden enkel de positieve verwezenlijkingen van de kolonisatie en de mission civilisatrice in de schijnwerpers geplaatst. Negatieve aspecten en sporen van geweld werden niet getoond. Een euvel dat de permanente expositie trouwens tot lang in de twintigste eeuw vertoonde. Als men vandaag de permanente collectie bezoekt, is het immers alsof men weer in een koloniale tijd belandt. Zodra men uit de draaideur aan de ingang komt, krijgt men onwillekeurig een soort ‘er was eens-gevoel’. Een bezoek aan het Afrikamuseum zorgt voor een ‘historische sensatie’, naar de woorden van de historicus Johan Huizinga. De opstellingstechnieken in het hele museum doen sterk verouderd aan en werden sinds de onafhankelijkheid van Congo in 1960 amper herzien. Door die verwaarlozing is het museum van Tervuren een soort ‘museum in een museum’ geworden dat zijn eigen geschiedenis toont. Het is daarom meteen een ‘historisch’ museum, waar je haast zintuiglijk contact hebt met het verleden. Het Tervurense museum geeft immers een beeld van de denkbeeldige ‘andere’ dat typerend was voor het koloniale tijdperk. Men kan er als het ware door de bril van de eerste | |
[pagina 328]
| |
‘Antwerpen-Congo’, Affiche Belgische Scheepvaartmaatschappij van Congo Stockmans en Co, Antwerpen, ongedateerd - KMMA Geschiedenis.
curatoren en bezoekers meekijken en nagaan hoe Congo werd gerepresenteerd. Het werd ook stilaan duidelijk dat de tentoonstelling niet enkel een al dan niet getrouw beeld van de ‘andere’ cultuur schetst, maar ook veel vertelt over de ‘eigen’ cultuur. De overdreven aandacht voor wapens bijvoorbeeld zegt misschien evenveel over Europa als over Afrika, en misschien wel meer. Een tweede aspect dat aan bod komt in de afdeling ‘beeldvorming’, naast de representatie van Congo in België, is de manier waarop de eerste medewerkers van het museum, zoals Théodore Masui, Emile Coart, Alphonse de Haulleville en Joseph Maes, Congo bestudeerden. Die vroege (wetenschaps)geschiedenis van het eigen instituut is eigenlijk pas sinds kort wat beter bekend door een uitvoerig onderzoek dat werd gepubliceerd in het proefschrift Fysieke antropologie, koloniale etnografie en het museum van Tervuren. Een geschiedenis van de Belgische antropologie (1882-1925). Voor deze studie werd voor het eerst ook toegang verleend tot de museumarchieven. Het boek belicht zowel de fase van het verzamelen van museumstukken in Congo als de wetenschappelijke studie, classificatie en representatie ervan in Tervuren. | |
[pagina 329]
| |
Het Groot Paleis van Belgisch-Congo en Ruanda-Urundi op de wereldtentoonstelling in Brussel van 1958 - Foto R. Stalin / KMMA Geschiedenis.
| |
Vernietigen én in kaart brengenDe oprichting van het ‘Musée du Congo’ betekende in de eerste plaats de start van de systematische aanleg van collecties van Afrikaanse gebruiksvoorwerpen en ‘kunst’. Verzamelen gebeurde tegen de klok in en in concurrentie met andere Europese naties. De aanwerving van de stukken gebeurde via aankopen, schenkingen en gespecialiseerde missies. De interesse ging vooral uit naar voorwerpen uit de prekoloniale, ‘traditionele’ samenleving. De etnografie was in de eerste plaats een ‘reddende wetenschap’ die de laatste sporen van de ‘authentieke’ Congolese cultuur moest vastleggen. Ironisch genoeg haastte men zich om een cultuur in kaart brengen die men op hetzelfde moment aan het vernietigen was door de ingrijpende effecten van de kolonisatie en de roofeconomie. Zoals mag blijken uit ‘Het geheugen van Congo’ gingen geweld en verzamelen soms hand in hand. Een uittreksel uit het dagboek van Emile Storms toont aan hoe militaire acties werden gecombineerd met het verzamelen van etnografica. Vreemd genoeg verwierf Storms tijdens zijn militaire campagnes ook schedels van zijn tegenstanders. Zoals blijkt uit een publicatie van de Sociéte d'Anthropologie de Bruxelles, werden die schedels ook naar Europa opgestuurd. Fysiek antropologen als Victor Jacques maten schedels op en trachtten aan de hand van ontelbare metingen te komen tot een rassenclassificatie van Congo. Enkele van de instrumenten die fysiek antropologen gebruikten, worden ook tentoongesteld. De bezoeker kan onder andere kennismaken | |
[pagina 330]
| |
President Joseph Kasa-Vubu en eerste minister Patrice Lumumba verwelkomen koning Boudewijn in Leopoldstad ter gelegenheid van het uitroepen van de onafhankelijkheid van Congo in 1960 - Foto R. Stalin / KMMA Geschiedenis.
met de ‘kleurenschaal’ van Paul Broca, een steekkaart met gestandaardiseerde kleuren om mensen op basis van hun haar- of huidskleur in verschillende rassen te kunnen indelen. De fysieke antropologie was vooral populair aan het einde van de negentiende eeuw. Na 1900 raakte dit wetenschappelijke paradigma theoretisch ondergraven. Het tentoongestelde manuscript van Edgard Verdick, die meer dan 3.700 metingen op levende Congolezen uitvoerde, was afgewerkt in 1901, maar bleef onuitgegeven. De etnografische voorwerpen die kolonialen naar Tervuren verstuurden, werden nadien door de museologen in Tervuren aan een wetenschappelijke analyse onderworpen. De obsessie voor de juiste classificatie wordt in de expositie aangetoond aan de hand van de oude steekkaartenbak uit de afdeling etnografie. Het prachtige kastje bevatte duizenden steekkaarten die in verscheidene schuifjes waren onderverdeeld naar gelang van de geografische herkomst van de stukken. Elk etnografisch voorwerp in het museum kreeg zo zijn plaats toebedeeld. De fysieke reis in de kolonie en de theoretische studie ervan waren voorbehouden aan verschillende partijen. Mede door die afstand hielden de etnografen en kamergeleerden in Tervuren weinig rekening met de lokale sociale betekenis van de objecten. Congolese voorwerpen werden vooral ingepast in bestaande antropologische referentiekaders. Binnen het evolutionisme bijvoorbeeld probeerde men evoluties vast te leggen in de technische ontwikkeling van etnografica door stukken met elkaar te vergelijken. Voor ‘Het | |
[pagina 331]
| |
geheugen van Congo’ werd een evolutionistische serie snaarinstrumenten, die de eerste curatoren meenden te onderscheiden, opnieuw samengesteld. Uit de geluidsfragmenten, die de bezoeker door een druk op de knop kan beluisteren, mag echter blijken dat ook de ‘primitieve’ éénsnarige instrumenten meerdere tonen kunnen voortbrengen. Uiteindelijk kan men stellen dat evolutionisten de Congolese cultuur zagen als een zeer primitief stadium van een culturele ontwikkeling waarvan de westerse, industriële samenleving het hoogtepunt vormde. De museumcuratoren beschouwden de Congolese materiële cultuur als een levend voorbeeld van een evolutiestadium dat overeenkwam met de reeds verdwenen Europese prehistorie. Om een antwoord te vinden op de vraag naar de oorsprong van de menselijke culturele fenomenen volstond het dus om zich te verplaatsen in de ruimte. De studie van Afrikaanse culturen werd op die manier aangewend om een licht te werpen op het eigen, ongrijpbaar geworden Europese verleden. De Afrikaan was een museumstuk in het heden dat toonde hoe onze voorouders leefden. De vermeende chaos en degeneratie van het zwarte continent accentueerden bovendien de Europese orde. De etnografen in Tervuren meenden echter ook dat de evolutie van de Congolese cultuur sporen van beschaving vertoonde, wat hen hoopvol stemde voor de toekomst. Het feit dat Afrikanen vatbaar waren voor civilisatie, bood een rechtvaardiging voor de beschavingsactie vanuit het westen. Toch hadden er zich in het centrum van Afrika ook echt spectaculaire technische ontwikkelingen voorgedaan, zoals ijzersmelten. Maar dat achtten de evolutionisten niet in overeenstemming met het beschavingsniveau van Congo. Echt spectaculaire innovaties werden dan ook toegedicht aan een invloed van buitenaf. Koninklijk Museum voor Midden-Afrika (KMMA), Leuvensesteenweg 14, B-3080 Tervuren, tel. +32 (0)2 769.52.11, www.africamuseum.be. |
|