leggen, van conceptie tot en met overlijden en bijzetting. Voor Brabant kan dat ook, want deze ‘staat’ ontstond in de negende eeuw, kwam tot bloei in de late twaalfde en dertiende en beleefde een hoogtepunt in de veertiende eeuw. Vervolgens ging Brabant deel uitmaken van de Bourgondische landen, later de Nederlanden. Het raakte met de Hollandse Opstand hopeloos verdeeld en sukkelde daarna nog wat door om uiteindelijk rond 1800 geheel van het politieke toneel te verdwijnen en uitsluitend nog voort te leven in de naam van enkele provincies en de nostalgie van katholieke bewegingen die zich beriepen op het Edele Brabant van weleer. Een nationalistisch trekje aan dit boek is ook dat het poogt van begin tot eind de geschiedenis te beschrijven van het maximale territorium dat ooit ‘Brabant’ is geweest. Dit valt natuurlijk het sterkst op bij het eerste hoofdstuk, het enige dat door een archeoloog is geschreven en waarin het accent merkwaardigerwijs sterk ligt op gebieden die pas rond 1200 tot Brabant gingen behoren. In de hoofdstukken over de moderne tijd worden de ontwikkelingen in België en Nederland afzonderlijk beschreven en is volstrekt duidelijk dat dit met het ‘aloude Brabant’ niks meer te maken heeft. Deze hoofdstukken hadden, met andere woorden, in dit boek niet gehoeven. Van de archeologie is het een gemis dat deze niet ook in alle andere hoofdstukken een paragraaf heeft gekregen.
Wat ook opvalt, is het grote verschil in stijl en benadering tussen de diverse auteurs. De hoofdstukken over de vroegere en volle middeleeuwen staan bol van de namen en feiten en zijn daarmee zo compact dat een nietsvermoedende lezer hier snel de draad zal kwijtraken. Latere hoofdstukken zijn meer verhalend en bieden de lezer meer houvast. Dit heeft uiteraard ook te maken met het feit dat juist voor de vroegste geschiedenis de bronnen schaars zijn en we daar vaak niet veel meer kunnen dan hoofdrolspelers chronologisch ordenen en institutionele kaders schetsen. Haast essayistisch zijn dan weer de hoofdstukken over de middeleeuwse kerk, over kunst (die na de barok niet meer lijkt te bestaan!) en in een aantal gevallen over latere politieke ontwikkelingen zoals bijvoorbeeld de ondergang van het Ancien Régime. Wie een lekenpubliek voor ogen heeft, zal juist met deze hoofdstukken het meeste succes hebben.
De lezer die dit boek ter hand neemt als een informatief leesboek en daarbij bereid is het onhandige formaat (en vooral gewicht) voor lief te nemen, kan vele uren leesgenot tegemoet zien. De belangrijkste vingerwijzing is dan dat het niet verplicht is om álles te lezen. Sla de delen die u minder boeien gewoon over en er blijft nog genoeg over dat wel boeit. Behalve als leesboek, is het boek ook gepromoot als kijkboek. Inderdaad is het rijk en divers geïllustreerd met foto's die uit allerlei hoeken en gaten zijn gehaald. Ook hier valt echter een kanttekening te maken die de waarde van dit boek als naslagwerk aantast. Bij geen van de afgebeelde kunstwerken wordt namelijk ook maar iets gezegd over dat werk zelf. Materiaal of materialen, afmetingen en verblijfplaats zijn toch wel de minste feitelijkheden die een (kunst)historicus wil weten wanneer hij een object bekijkt. In een aantal gevallen wordt zelfs niets gezegd over de maker van een kunstwerk. Daarmee zijn de illustraties niet meer dan plaatjes bij de praatjes, en geen echte aanvulling op het betoog.
Het zal duidelijk zijn dat het niet eenvoudig is tot een eenduidig oordeel over dit boek te komen. Alleen al doordat het er nu is, is het onmisbaar voor elke historicus die zich bezighoudt met Brabant of met de Nederlanden, in elk geval vóór 1800. Maar door zowel het gebrek aan een register als door de wisselende presentatie van het materiaal in de diverse hoofdstukken, zal een onderzoeker met zowat elke vraag toch nog steeds terug moeten naar oudere en meer gedetailleerde handboeken. Voor de leek die dit boek voor zijn plezier leest, is het allicht wat aan de zware kant, zowel letterlijk als figuurlijk. Deze lezers zullen erin ‘zappen’ en dan hopelijk ontdekken dat er ooit andere grenzen bestonden dan nu het geval is, en dat die ook nog eens regelmatig van plaats veranderden. Dat kan relativeren wat binnen of buiten de grens eigenlijk betekent en verbaasd de schouders doen ophalen bij de constatering dat het Vlaamse Gewest misschien wel een foute naam heeft gekregen.
Lauran Toorians
r. van uytven (voorzitter) & jan van oudheusden (redactiesecretaris), Geschiedenis van Brabant, van het hertogdom tot heden, Waanders, Zwolle / Davidsfonds, Leuven / Stg Colloquium De Brabantse Stad, 2004, 720 p.