lementen werd bezocht om daar op zoek te gaan naar goede ideeën en nuttige ervaringen. De resultaten daarvan, samen met een aantal bijdragen tot een congres van de CALRE (Conferentie van Europese Regionale Wetgevende Assemblees) vinden hun neerslag in het boek Levende democratie.
Dat is meteen ook één van de nadelen van het boek. Na de inleiding van De Batselier volgen dertien hoofdstukken, die in vele opzichten bijzonder ongelijk zijn. Een stuk over de impact van de Europese Unie op regio's en hun parlementen neemt dertig bladzijden in beslag, terwijl de verhouding tussen het Vlaams Parlement en de media op amper vijf bladzijden afgehandeld wordt. Sommige hoofdstukken bevatten historische beschrijvingen, andere lezen meer als delen van een handboek over hoe het Vlaams Parlement vandaag werkt (hoe komen decreten tot stand, hoe worden de verkiezingen georganiseerd). Het perspectief dat de diverse auteurs hanteren is ook erg verschillend. Een aantal van hen is verbonden aan het Vlaams Parlement, anderen bekijken het vanuit een extern en academisch perspectief. Erg weinig bijdragen durven - zoals de titel toch wel suggereert - het debat open te trekken en op zoek te gaan naar de rol en de plaats van een parlement in de eenentwintigste eeuw. Dat is bijvoorbeeld wel het geval in het hoofdstuk van Marc le Bruyn, die de feitelijke coördinator en eindredacteur van het boek is. Hij was ook zeer actief betrokken bij het ijkpuntenonderzoek, en biedt zowel de inzichten die de analyse van die andere parlementen opleverde als een bredere en ook vergelijkende kijk op wat een parlement vandaag in een democratisch bestel kan of zou kunnen zijn.
Over parlementen spreken is helemaal geen makkelijke aangelegenheid. Ze worden meestal - net zoals de democratie in het algemeen - beoordeeld en afgerekend aan de hand van een theoretisch ideaalbeeld. Als een regime zich democratisch noemt, moet het volk er aan de macht zijn. En als een regime zich een parlementaire democratie noemt, moet het parlement de hoofdrolspeler zijn. Wilfried Dewachter heeft het daarbij onomwonden over De mythe van de parlementaire democratie (Uitgeverij Acco, 2001) en verschillende auteurs in dit boek voelen zich geroepen om met hem in debat te gaan. Daarbij verdedigen ze de stelling dat - in tegenstelling tot wat Dewachter beweert - het parlement vandaag wel degelijk nog een centrale rol blijft spelen en dat in de toekomst ook nog zal kunnen en moeten doen. Dat is een vreemd debat, omdat de parlementaire democratie wel degelijk een mythe is, en omdat het daarom weinig zinvol is om de realiteit aan die mythe te toetsen. Parlementen kwamen op een zeer pragmatische wijze tot ontwikkeling en werden in de loop van de negentiende eeuw uitgeroepen tot de kern van de democratie. Dat dit gebeurde op een ogenblik dat de notie ‘volk’ voor een klein handjevol belastingbetalende mannen stond, zou voldoende moeten zijn om dat begrippenapparaat niet zomaar naar de eenentwintigste eeuw te exporteren.
In de hedendaagse democratie speelt het parlement zeer zeker een belangrijke rol. In het parlement wordt via verkiezingen de bevolking vertegenwoordigd en juist dankzij die vertegenwoordiging kan het volk spreken en oordelen, wordt het een reëel bestaande speler in het politieke spel. Maar de betrokkenheid van de bevolking bij de politieke besluitvorming heeft zich ook langs vele andere kanalen ontwikkeld, die al even gradueel en pragmatisch tot stand kwamen, en waarvan de meeste niet voorzien en beschreven werden in de formele (grondwettelijke) regels die het democratische spel in banen moeten leiden. Maatschappelijke groepen die getroffen worden door politieke regels worden meestal via allerlei kanalen betrokken bij de voorbereiding en bij de uitvoering van de regels. Ook al worden die regels uiteindelijk (ook) door het parlement gemaakt of goedgekeurd, het parlement speelt daarin niet noodzakelijk de stuwende en sturende rol. Juist die veelheid aan (vaak gespecialiseerde) kanalen van betrokkenheid heeft de politiek trouwens toegelaten zijn reikwijdte spectaculair te vergroten en regelend op te treden in oneindig veel meer domeinen dan wat de negentiende-eeuwse stichters van de volksvertegenwoordigende parlementen konden dromen. Het is met andere woorden van cruciaal belang om parlementen vandaag en morgen te bekijken en te beoordelen in hun reële en hedendaagse en niet in hun fictieve en historische context. Dit boek probeert dat te doen, maar te veel bijdragen laten na om het debat in de juiste context te plaatsen en redeneren daardoor in een abstracte en al te fictieve realiteit.