Was dit wel echt een nieuwkomer, die zo tekeer durfde te gaan, niet alleen tegen Komrij, Nederlands meest gevreesde columnist, maar ook tegen Voskuil en Nooteboom, auteurs die heilig verklaard leken te zijn? Vooral toen de kritieken onder de titel Erg! Iets over de nieuwste literatuur (1999) werden gebundeld en door Bert Bakker werden uitgegeven, laaide de discussie over de identiteit van de schrijver op. Als hij zelf een gevestigd auteur was die een Vlaams mombakkes had opgezet, wie was hij dan? Deze discussie vindt men besproken in Het fabeldier dat Komrij heet, een schrijversprentenboek gewijd aan leven en werk van Komrij en gepubliceerd ter gelegenheid van diens zestigste verjaardag door Bezige Bijredacteur Onno Blom. Blom bevestigt nu definitief dat Komrij zelf Demompere als pseudoniem had gebruikt en dus zijn eigen werk had bekritiseerd. De vraag die natuurlijk onmiddellijk rijst, is of Komrij meende wat hij uit naam van Demompere schreef. Hoewel Blom in bijna alle ter zake doende gevallen de uitspraken van de Meester, schriftelijke zowel als mondelinge - hij meldt op p. 286 ‘lange en intensieve gesprekken met de schrijver’ - als onweerlegbaar lijkt te beschouwen, neemt hij hier helaas geen standpunt in. Naar mijn mening heeft Komrij in zijn onder pseudoniem geschreven kritiek bij wijze van ironie het standpunt van de critici over zijn romans overgenomen. Dat hij veel waarde hecht aan zijn fictie, misschien wel meer dan aan zijn krantencolumns en gedichten, was immers al gebleken uit zijn hooglopende controverse met Hans Warren over zijn roman De klopgeest (2001) - geboekstaafd door Blom, op. cit., pp. 256-258 - en komt nu ook duidelijk aan het licht in zijn trivialiserende, maar ook belerende nieuwe roman Hercules, die een hedendaagse versie biedt van de lotgevallen van de heros Herakles (op de vraag waarom Komrij de Romeinse naam gebruikt en niet de
Griekse, die ik in dit stuk handhaaf, kom ik later terug).
Komrij's boek is een voorbeeld van een postmoderne, intertekstuele roman, wat voor de lezer betekent dat hij op zijn minst de daden van de Griekse held moet kennen, alsmede het nodige van de receptiegeschiedenis, om de tekst naar waarde te schatten. De twaalf hoofdstukken van
Hercules corresponderen met de ‘twaalf werken’ van Herakles. Elk
Gerrit Komrij (o1944) - Foto Klaas Koppe.
hoofdstuk van de roman wordt daarnaast bepaald door één centraal teken uit de dierenriem. Soms is de parallel ronduit hilarisch, zoals in het eerste hoofdstuk, waar de befaamde leeuw van Nemea verwordt tot een dode mus. De analyse zelf laat ik hier achterwege, maar dit is het schema dat ik heb kunnen achterhalen:
HOOFDSTUK |
TEKEN |
WERK |
I |
Leeuw |
leeuw van Nemea |
II |
Kreeft |
slang van Lerna |
III |
Ram |
hinde van Artemis |
IV |
Boogschutter |
ever van Erymanthos |
V |
Waterman |
stallen van Augias |
VI |
Vissen |
Stymphalische vogels |
VII |
Stier |
stier van Kreta |
VIII |
Tweelingen |
merries van Diomedes |
IX |
Maagd |
gordel van Hippolyte |
X |
Steenbok |
runderen van Geryon(es) |
XI |
Schorpioen |
appels der Hesperiden |
XII |
Weegschaal |
de hellehond Kerberos |
Hercules maakt indruk op de lezer door het uiterst vernuftige spel van de auteur met een bekende mythe, met name door het vinden van moderne parallellen voor verhalen die zo sterk in de klassieke wereld zijn verankerd. Dat som-