ben. ‘Het dierlijke theater moet vervreemden. De acteurs transformeren in goddelijke, dierlijke wezens opdat het publiek hetzelfde zou ondergaan. Het theater is metamorfose, is loslaten, zichzelf offeren, is sterven om nadien van nul af aan te kunnen herbeginnen. Het is dood en geboorte’, schrijft Wayn Traub in zijn manifest.
Allemaal grote, gezwollen woorden die uitmonden in de Wagneriaanse ambitie om een nieuw ritueel totaaltheater te creëren. Want het theater zal totaal zijn of het zal niet zijn.
Wayn Traub geeft die ambitie momenteel gestalte in de Wayn Wash-trilogie, een work- in-progress waarvan twee delen Maria-Dolores en Jean-Baptiste al aan het publiek werden getoond. De afsluitende voorstelling draagt de titel Maria Magdalena en moet in 2006 klaar zijn. Die bijbelse naamgeving krijgt zijn betekenis in het licht van de sacrale orde die Wayn Traub wil scheppen en waarin Maria, Johannes de Doper en Maria Magdalena los van hun historische achtergrond als iconen van de christelijke traditie figureren. Het zijn personages waarmee hij een nieuw verhaal vertelt. Johannes de Doper transformeert hij bijvoorbeeld tot Jean-Baptiste, een Franse chansonnier. De doper is hier een kunstenaar geworden, al blijft de roeping dezelfde: mensen verlichting brengen. De vereenzelviging van Wayn Traub met Jean-Baptiste ligt voor de hand, temeer omdat hij die rol zelf voor zijn rekening neemt.
In theaterkringen klinkt tegenwoordig de ongeruste vraag welke regisseur in de toekomst nog de grandeur van het grote podium zal beheersen. Sommigen beweren dat het metier daarvoor definitief verloren gaat, anderen zien dan weer in de Wayn Wash-trilogie een lichtpunt voor het regisseurstheater. Wayn Traub pleit trouwens voor een restauratie van de status van de regisseur: ‘Het theater is dan ook alleen in handen van dat ene individu dat als initiatiefnemer de grootste verantwoordelijkheid draagt over de verschillende toegepaste disciplines en over het eindresultaat waarop alleen hij zal worden beoordeeld.’
‘Wayn Wash II: Jean-Baptiste’ (2004) - Foto Thomas Vandecasteele.
Op een intelligente manier weeft regisseur Wayn Traub in de Wayn Wash-cyclus disciplines als film, theater en muziek tot een naadloos geheel, zodat we zelfs van een nieuw multimediaal totaaltheater kunnen spreken: de cinema-opera, zoals hij het zelf aanduidt. Beeld, geluid, video en live acteurs interfereren voortdurend in een caleidoscopische constructie. Eén verhaallijn voltrekt zich op de speelvloer, terwijl een tweede filmisch wordt uitgewerkt. Naarmate de voorstelling vordert, vermenigvuldigen de verhaallijnen zich - zeker in Maria-Dolores - tot een eindeloos rader-werk waarin de verbeelde levens voor en op het scherm samenvallen. Moeiteloos verschuift hij een vertelniveau naar een ander medium en manipuleert hij de tijdsniveaus. Waar je overigens een botsing verwacht tussen de gemaniëreerde, bevreemdende speelstijl van de fysiek aanwezige actrices, die in Maria-Dolores een mirakelspel en in Jean-Baptiste een dierenfabel spelen, en het naturel acteren van de filmpersonages, schept de alchemist Wayn Traub juist een nieuwe gelaagde, theatrale werkelijkheid waarin je tevergeefs zoekt naar aanknopingspunten. Wayn Traub ontmaskert de leugen van het theater.
Toeschouwers kunnen het multidisciplinaire meesterschap van Wayn Traub moeilijk ontkennen, maar worden toch wat overbluft door het exorbitante, door de visuele bombast en het woekeren van verhaallijnen. Vooral Maria-Dolores ging gebukt onder het teveel, al intrigeerde de voorstelling wel door de bijzondere mix van een middeleeuws mysteriespel en een