bewegingen krijgen bij Greco aanvankelijk de vrije loop, maar diens nerveuze oprispingen uit het onderbewuste worden tegelijkertijd krachtig ingeperkt door een dramatische clair-obscur-belichting, door een witte of zwarte hermetische omlijsting, door de bezwerende herhalingen in de dans.
De beeldtaal van het duo is daarom ‘extremalistisch’ genoemd, het donkere broertje van minimalisme. Je kunt beter spreken van spiritueel getint abstract expressionisme, spiritueel vanwege de directe verbinding die ze leggen tussen lichaam en geest. Dat dualisme was gethematiseerd in de trilogie Fra Cervello e Movimento: Bianco, Rosso en Extra Dry, die onderzocht hoe cerebrale actie zich verhoudt tot fysieke actie. Contrasten kenmerken sindsdien hun werk: overdonderend geluid versus een doodstil staan, dramatische schaduwen tegenover oogverblindende lichtzuilen, bewerkelijke stoffen op een strakke decorwand, vezelige jurkgewaden op een bezweet lijf.
Meer dan dramaturg Pieter Scholten bewandelde choreograaf Emio Greco de wegen die zouden leiden tot hun stijl. Hij leerde de academische dans van balletpedagoge Rosella Hightower. Al verwierp hij de esthetiek van dit genre, de invloed bleef zichtbaar in zijn open halslijn, zijn gestroomlijnde
port de bras en gearticuleerde voeten. Bij jan Fabre - bij wie hij van 1993 tot 1995 danste - leerde hij deze klassieke danstaal te incorporeren in een eigentijds theater. Zijn meest invloedrijke leermeester werd evenwel de Japanner Saburo Teshigawara. Bij deze choreograaf leerde Greco de kracht van concentratie en de balans tussen schijnbare gewichtloosheid en aardse verbondenheid. Bij hem leerde hij ook het oosterse concept van transformatie kennen, de mystieke eenwording met datgene wat je ‘vertolkt’: je wordt al dansend de essentie van iets. Dat klinkt wollig, maar een blik op de dansende Greco overtuigt op slag. Hij laat zijn lichaam zigzaggen als een bliksemschicht, heft zijn armen dramatisch ten hemel, plant zijn benen wijd uiteen, buigt zijn rug in een boog voorover, hij houdt zijn armen als gebonden op
‘Orfeo cd Eurydice’ (2004) - Foto Bill Cooper.
zijn rug. Die suggestieve gebaren worden versterkt door zijn mimiek, die lijkt op die van een gekwelde asceet. Hij reikt hemelhoog en verzinkt in meditatieve poses of staat roerloos als een oosterse priester. Zo dansend lijkt Greco een duivelse Christusfiguur, een messiaanse onheilsprofeet, profaan en sacraal ineen, tegelijkertijd Dionysisch en Apollinisch.
Dat verzoenen van tegengestelden, waarbij de tegenpolen sterk voelbaar blijven, geldt voor alle stukken van Emio Greco | PC. Ook de groepswerken Double Points (1998-1999), Double Points Zero (2001), Conjunto di Nero (2001) - met de Spaanse danseres Bertha Bermudez Pascual als Emio Greco's vrouwelijke tegenhanger - laten eenzelfde spiritueel abstract expressionisme zien; het laatste is het meest duistere werk.
Het lijkt of Greco en Scholten alle mogelijkheden van het verzoenen van tegengestelden in hun choreografische werk hebben verkend. Nu onderzoeken ze hoe dans zich verhoudt tot andere kunstdisciplines: als fysieke taal versus gesproken woord of dansen versus acteren (Teorema, 2003) of als dans naast zang, muziek en muziektheater (Orfeo ed Eurydice, 2004). Ze werken niet volgens het beproefde concept van het Gesamtkunstwerk, dat de muzen verbindt onder aanvoering van één, maar plaatsen de muzen naast elkaar; een acteur wordt geëchood door een danser; de acteur zie je niet maar je hoort diens stem. Dans wordt als muziek, het lichaam als tekst. Niet de illustratie van het drama staat voorop - hoewel het in beide gevallen om uiterst dramatisch materiaal gaat - maar de wisselwerking