Ons Erfdeel. Jaargang 48
(2005)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 179]
| |||||||||
De echo van het verleden in hedendaagse jeugdboekenMirjam Noorduijn ‘Das Beste, was wir von der Geschichte haben, ist der Enthusiasmus, den sie erregt’, aldus Goethe in zijn Maximen und Reflexionen (1840). Hij heeft gelijk. Geert Mak is ongekend populair, in Nederland vond in het najaar van 2004 de eerste ‘week van de geschiedenis’ plaats en de belangstelling voor televisiespelletjes en historische televisieprogramma's blijft groeien. De serieuze pers deelt in het enthousiasme: regelmatig verschijnen artikelen over wat geschiedenis is en het mogelijke nut ervan. In deze hoeveelheid artikelen valt op dat historici, critici en publicisten hard zoeken naar en tegelijkertijd onzeker zijn over een passende historische canon. Zij willen het verleden zodanig ordenen, interpreteren en vervolgens een doel geven, dat het past bij onze huidige samenleving, getuige onder andere het artikel ‘Wat iedereen móet weten’ in NRC Handelsblad van 30 oktober 2004. Daarin hebben historici Jan Bank (hoogleraar vaderlandse geschiedenis aan de Universiteit van Leiden) en Piet de Rooy (hoogleraar Nederlandse geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam) geprobeerd een beknopte canon van het Nederlandse verleden te formuleren. Geprobeerd. Want, constateren zij: ‘Welk verhaal valt hier te vertellen?’ Kerken en politieke bewegingen hebben aan overtuigingskracht ingeboet. De ontzuiling is een feit. De Nederlandse samenleving verandert snel. Hoe de geschiedenis dan te interpreteren? Onzekerheid heerst ook over welk doel zo'n historische canon dient.Ga naar eind(1) Moet aandacht voor het verleden voortbestaan uit liefde voor de medemens, zoals emeritus hoogleraar geschiedenis A. Th. van Deursen, auteur van De last van veel geluk. Geschiedenis van Nederland 1550-1702 (2004), bepleit? Of is geschiedenis, naar het idee van de Nederlandse SP-fractievoorzitter jan Marijnissen, een verhaal van normen en waarden en valt democratie niet te begrijpen zonder te vertellen over de mensen die ervoor vochten? Dient his- | |||||||||
[pagina 180]
| |||||||||
torische kennis slechts tot verwondering over het verleden? Zodat je weet wanneer je ouders en grootouders geboren zijn en hoe zij de kost verdienden, om zo, aldus Gerard Rooijakkers (hoogleraar etnologie aan de Universiteit van Amsterdam), een gevoel voor tijd en generaties te krijgen? Moet geschiedenis een bijdrage leveren aan burgerschap, menselijke waardigheid, democratie en beschaving, zoals NIOD-directeur Hans Blom beweert? Niet langer zijn de eenduidige, nationalistische ‘wijze’ lessen van weleer te ontlenen aan de geschiedenis. Het nationalistische beeld van het verleden waarmee oudere generaties nog zijn opgevoed, stamt uit de negentiende eeuw. De samenleving veranderde (ook toen) snel. Onder koning Willem I (1812-1840) zat de economie in het slop en creëerde de beginnende industriële revolutie nieuwe beroepsgroepen en sociale verhoudingen. Het nationale verleden bood houvast en hoop voor de toekomst. Vaderlandse geschiedenis werd beschouwd als een bestanddeel van de nationale opvoeding en gebruikt om ‘warme’ vaderlandsliefde op te wekken. Het natiebesef groeide. Gretig las men over de betere tijden van Nederland: over de grootse Gouden Eeuw, helden als Michiel de Ruyter en Piet Hein en de wording van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Deze blik naar het verleden, gescherpt door een nieuw romantisch kunstgevoel, resulteerde in de opkomst en bloei van de historische roman voor volwassenen (van onder anderen Jacob van Lennep en J.E Oltmans in navolging van Sir Walter Scott) en van de historische jeugdroman. Onderwijzers als P.J. Andriessen (1815-1874) en P. Louwerse (1840-1908) voelden zich geroepen jeugdromans te schrijven opdat de jeugd kennis zou nemen van de vaderlandse geschiedenis.Ga naar eind(2) Andriessen schreef zijn boeken vooral ‘tot vermeerdering van echt historische kennis onder het opkomend geslacht’.Ga naar eind(3) Verhaallijn, spanning en schrijfstijl waren ondergeschikt aan dit doel. Louwerse vertelde spannende avonturen, maar beperkte zijn historische onderwerpkeuze, in overeenstemming met het nationalisme van zijn eeuw, tot Oranjehuisverheerlijking en Nederlandse heldenverering. Een vergelijking van de negentiende-eeuwse maatschappelijke ontwikkelingen met de huidige is verleidelijk. Ook onze snel veranderende samenleving lijkt instabiel. Ook nu groeit ogenschijnlijk de belangstelling voor (vaderlandse) geschiedenis. Ook nu lijkt de historische interesse een logisch gevolg van een zoeken naar houvast en identiteit in een voor velen verwarrende tijd. Ook nu bieden historische verhalen en verhalende historie een uitweg. En ook nu schrijven bevlogen jeugdboekenauteurs geschiedenisverhalen, al dan niet om het historische bewustzijn van kinderen te vergroten. Niet langer door de overdracht van feitenkennis en heldenverering, maar door een keur aan avontuurlijke, spannende, fantasierijke geschiedenisverhalen, die de vele visies op de inhoud en het doel van een historische canon weerspiegelen. | |||||||||
[pagina 181]
| |||||||||
De meeste hedendaagse auteurs van historische kinderboeken laten zich in hun onderwerpkeuze in de eerste plaats leiden door een persoonlijke voorkeur. Dat resulteert in individuele verhalen die gekenmerkt worden door verscheidenheid aan vorm en betekenis en in die zin een echo lijken van de willekeur en vrijblijvendheid van de hedendaagse historische cultuur en vervagende canon. Opvallende overeenkomst in deze verschillende historische jeugdboeken is het centraal stellen van ‘gewone’ mensen. Onderdrukking, slavernij, racisme en nazisme zijn thema's die niet worden geschuwd. Het historische beeld dat in deze boeken van Nederland wordt geschetst, is daardoor niet langer romantisch, maar realistisch. En het verleden dient niet langer tot zelfverheerlijking van de natie, zoals blijkt uit de hieronder besproken historische jeugdboeken, een persoonlijke selectie die een afspiegeling is van de huidige, veelzijdige historische jeugdboekenproductie. | |||||||||
Schrijvers van de Ronde TafelEen aantal gedreven jeugdboekenschrijvers heeft in 2001 de krachten gebundeld en onder de naam Schrijvers van de Ronde Tafel een genootschap van historische jeugdboekenauteurs opgericht. De kring hoopt een aanspreekpunt te zijn voor musea, kunsteducatie-instellingen en overheden die geschiedenis verwoord willen zien worden door bevlogen kinderboekenschrijvers. ‘Voor onze lezers willen wij er zorg voor dragen dat er een brede collectie historische kinderboeken ontstaat waarin kinderen zichzelf kunnen herkennen’, aldus de Rondetafelschrijvers (onder andere Bies van Ede, Els Lanspauch, Joyce Pool, Lydia Rood en Ida Vos). De inspanningen van deze schrijvers leidden in 2003 tot de instelling van de Historisch Nieuwsblad Bontekoeprijs en een tiental historische kinderboeken die aansluiten bij het Nederlandse geschiedenisonderwijs. Martine Letterie, die samen met Arend van Dam en Henk van Kerkwijk het genootschap heeft opgericht, is ervan overtuigd dat kennis van het verleden je een ander mens maakt. Geschiedenisverhalen zijn voor haar een vorm van overdracht van moraliteit. ‘Als je je bewust bent van de geschiedenis, kan dat je manier van denken nuanceren’, schrijft Letterie in het vaktijdschrift voor jeugdliteratuur Literatuur zonder leeftijd. Bovendien doet het etiket ‘waar gebeurd’ haar hart sneller kloppen. Vanuit de historische gebeurtenis ontstaat het idee. Dan volgt documentatie, daarna het verhaal. Simone van der Vlugt, al tien jaar auteur van historische jeugdromans en ook Rondetafelschrijfster, houdt ook Letteries volgorde aan. Historische fictie wordt bij Van de Vlugt een soort van alternatieve geschiedschrijving. Dat wordt duidelijk in Van der Vlugts jongste boek De bastaard van Brussel (2005), maar het was ook al zo in haar eerdere boeken. | |||||||||
[pagina 182]
| |||||||||
In Victorie (2004), uitgegeven ter gelegenheid van het 750-jarige bestaan van Alkmaar en inmiddels herdrukt, beschrijft Van der Vlugt met collega Theo Hoogstraten in zes losse verhalen de zeer Hollandse geschiedenis van Alkmaar. Het eerste verhaal ‘Storm op komst’ speelt zich af in de middeleeuwen ‘rond het jaar 1254’. Het laatste verhaal ‘De blauwe dood’ is geplaatst ‘rond het midden van de negentiende eeuw’. De in tijd opeenvolgende tussenliggende verhalen tonen voortreffelijk de wording van de stad Alkmaar. Verhelderende plattegronden van Kennermerland en West-Friesland uit de twaalfde en dertiende eeuw, Alkmaar in het jaar 1573 en Alkmaar rond het midden van de negentiende eeuw visualiseren treffend hoe het heden uit het verleden voortgekomen is. Een verleden dat in deze verhalen, waarin de historische gebeurtenissen belangrijker zijn dan de beleving van die gebeurtenissen door de hoofdpersonages (die daardoor weinig overtuigen), gekenmerkt wordt door de hardheid van het bestaan. Natuurrampen, oorlogsleed, onrechtvaardigheid en epidemieën kosten velen het leven. Hardvochtig, wreed en levensecht is ook het bestaan in Van der Vlugts Bloedgeld (1996) en Zwarte sneeuw (2000). In beide boeken (populair, gezien de herdrukken, eervolle vermelding van de jonge jury en plaatsing op de longlist van de Gouden Uil) schetst Van der Vlugt een verleden waarin menselijke waardigheid en beschaving duidelijk een andere betekenis hebben dan in onze huidige westerse samenleving. Geïnspireerd door Thea Beckman, de grand old lady van de historische jeugdroman, schrijft Van der Vlugt spannende geschiedenisverhalen waarin ze realistisch vertelt over maatschappelijke misstanden, zonder de belerendheid waar Beckman zich wel eens schuldig aan maakte. Zwarte sneeuw is zo'n vertelling. Een verhaal over het onderaardse bestaan van mijnwerkers in het Zuid-Limburgse Kerkrade, in een tijd dat het kinderwetje van Van Houten, de eerste Nederlandse wet tegen kinderarbeid (1874), nog negenentwintig jaar op zich zou laten wachten, de leerplicht nog niet was ingevoerd en vergoedingen voor zieken en invaliden als een overdreven luxe werden gezien. Een origineel, niet voor de hand liggend onderwerp voor een historische jeugdroman. Waar zit het avontuur waar jeugdige lezers zo van houden? Veel informatie voor Zwarte sneeuw heeft Van der Vlugt uit het archief van Kerkrade van rond 1850. De plaatselijke middenstand die ze in Zwarte sneeuw beschrijft, heeft echt geleefd. De veertienjarige Emma Mullenders, de spil van het verhaal, is echter fictief. Zij is de oudste dochter in een gezin met vijf kinderen. Het is 1845. Vanwege alweer een mislukte oogst en achterstallige pacht verlaat het gezin Mullenders noodgedwongen de boerderij in Slenaken. Te voet vertrekken ze naar Kerkrade. Daar hopen ze dat werk in de kolenmijnen voorspoed zal brengen. | |||||||||
[pagina 183]
| |||||||||
Deze hoop verandert in wanhoop. De mijnen kleuren het bestaan figuurlijk en letterlijk grauwgrijs. De winterse sneeuw verandert van een maagdelijk wit in een somber zwart. Overal, op alles en iedereen is een dun laagje kolenstof afgezet. Op straat, in huis en in de kerk, waar, vertelt Van der Vlugt met goed gevoel voor de sociale verhoudingen van die tijd, een strenge scheiding is. ‘Niet alleen de notabelen hebben hun eigen banken, maar ook de boeren en de mijnwerkers houden zich van elkaar gescheiden.’ Van der Vlugts expressieve, aangrijpende beschrijvingen van vroegoude mannen, in lompen gehulde kinderen met een lege blik, vrouwen die met zware draagkorven vol kolen met ‘gebogen rug en doorgezakte knieën naar de ladder sjokken’ en houwers die ‘met verdraaide hals in lage slecht geventileerde gangen ingeklemd liggen tussen de zoldering en de grond’, spreken voor zich en zijn zonder vals pathos. Een enigszins vergeten, naargeestig verleden dringt zich aan je op. Minder vergeten maar langer geleden is de periode die Van der Vlugt koos voor haar avontuurlijke roman Bloedgeld: de Gouden Eeuw in de tijd dat de machtige Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) het leven bepaalde. Een verleden dat al vele generaties jeugdboekenauteurs én lezers tot de verbeelding spreekt. | |||||||||
[pagina 184]
| |||||||||
De omslagillustratie (Roelof van der Schans) met woeste zeelieden die over de reling van een koopvaardijschip hangen, de onmisbare plattegrond met daarop ingetekend een zeereis van Amsterdam via Kaap de Goede Hoop naar Madagascar en een verhelderende doorsnede van een koopvaardijschip voorin het boek, roepen Johan Fabricius' De scheepsjongens van Bontekoe (1924) in herinnering, de immer populaire klassieker, gebaseerd op ‘echt gebeurd’. Een spannend, humorvol, met vaart verteld verhaal, waarmee Fabricius, in navolging van C. Johan Kieviet (Fulco deMinstreel, 1892) voorgoed afstand nam van Andriessens geschiedkundige lessen. Avontuur en historie zijn in De Scheepsjongens geheel versmolten. Zodanig dat een enigszins geromantiseerd beeld van het scheepsleven ten tijde van de Gouden Eeuw ontstaat. In Bloedgeld toont Van der Vlugt meer realiteitszin. De kardinale deugden (standvastigheid, rechtvaardigheid, matigheid en voorzichtigheid) weerspiegelen zich niet zo vanzelfsprekend in haar hoofdpersonages als ze zich weerspiegelen in Fabricius' scheepsjongens Hajo, Padde en Rolf. De zestienjarige hoofdpersoon Reinout van Veghel komt, zoals vele van zijn scheepsmaten, uit het rasphuis, een gevangenis voor moordenaars en dieven die de galg ontlopen zijn. De VOC kampt met een groot tekort aan zeelieden, dus ‘niet voor niets wordt bij iedere expeditie de bemanning bijeengeronseld in herbergen en weeshuizen. Niet voor niets worden bedelaars van de straat geplukt en gedwongen aan te monsteren.’ Van der Vlugt maakt heel aannemelijk dat deze mannen nooit een Gouden Eeuw gekend hebben. Net zo min als de arme vrouwen uit die tijd die, zoals Van der Vlugts andere hoofdpersonage Lutske, veelal gedoemd waren tot straatdiefstal, hoererij, het spinhuis of de bedeling. | |||||||||
Historische fantasyDat de Gouden Eeuw blijvend inspireert, bewijst ook Annejoke Smids met haar met Vlag en Wimpel (2004) bekroonde Piratenbloed, dat eerder een historische fantasy-roman is, dan een zuiver historische jeugdroman. In Piratenbloed dringt het spookschip De Vliegende Hollander, dat gedoemd is tot in de eeuwigheid de wereldzeeën te bevaren, de geloofwaardig geschetste zeventiende-eeuwse werkelijkheid binnen van de VOC, koopvaarders die ‘zeelui ronselen tegen een gage waar ze net niet van dood gaan’ en piraterij. Al vanaf het eerste hoofdstuk, wanneer drie geheimzinnige gezanten van De Vliegende Hollander op onverklaarbare wijze op het koopvaardijschip de Katherina verschijnen, vermoed je mysterie. Het vermoeden wordt bewaarheid. Het spookschip De Vliegende Hollander bepaalt plot, sfeer en leeservaring. Een echte confrontatie met het verleden blijft daardoor uit. Ook in Sjoerd Kuypers Het hart & het mes (2004) verlies je voeling met de historische werkelijkheid die Kuyper, gezien het in het oog springende jaartal | |||||||||
[pagina 185]
| |||||||||
1799 op de rug van het boek, wel degelijk suggereert. Na lezing blijkt hoe misleidend het jaartal werkt. Kuypers gebruik van de Franse tijd (1794-1814) en specifiek de Engels-Russische inval in 1799 waarvan de slag bij Bergen deel uitmaakte en die een bloedige strijd tot gevolg had, is puur functioneel. Het verleden dient slechts om een achtergrond te bieden aan zijn gefingeerde, sprookjesachtige, poëtische, licht erotische verhaal, een vertelling over universele thema's als leven, dood, oorlog, vriendschap, de liefde van een zoon voor zijn moeder en de eerste liefde tussen een jongeman en vrouw. ‘Het hart & het mes is een vervolg op De rode zwaan’, schrijft Kuyper in een brief aan zijn uitgever.Ga naar eind(4) ‘In de meetbare tijd gaat het aan De rode zwaan vooraf, maar dat is onbelangrijk, tijd is onmeetbaar in die boeken. In De rode zwaan, dat zich in 1995 afspeelt, is de hoofdpersoon een jongen van dertien. Het hart & het mes, met als decor de schermutselingen rond Bergen en Bakkum in 1799, gaat over een jongen van vijftien - de leeftijd bepaalt de volgorde.[...] Tijdens het schrijven van Het hart & het mes heb ik zeer bewust, zeer postmodern ook, niet gekeken naar hoe de dorpen Bergen en Bakkum er in 1799 uitzagen. Ik heb ze beschreven zoals ze nu zijn, met de huizen en cafés die je nu nog kunt zien, om het de lezers mogelijk te maken ook door | |||||||||
[pagina 186]
| |||||||||
dit boek te wandelen. [...] Dat is geen bedrog, dat is een poging de fantasie van de lezers optimaal in werking te stellen.’ Al geven Kuypers krachtige beschrijvingen van doodslag, plundering en overvolle Bergense kroegen waar Russische soldaten met jenever besprenkelde meiden onbeschaamd aflikken en versieren, een geloofwaardig tijdsbeeld, toch vervaagt het verleden gaandeweg. Uiteindelijk verdwijnt de historische werkelijkheid helemaal en wordt ze vervangen door een universele sprookjeswerkelijkheid wanneer hoofdpersoon Jacob de gewonde Engelse soldaat Tobias vindt. Tobias behoort tot het sprookjesvolk van de Kleine Lieden en zoekt een kloppend hart om de ziel van zijn overleden moeder te bevrijden. Jacob helpt hem zijn queeste te vervullen. Daarmee verandert Kuyper historische fantasy in een fantastische historie, waarin ‘er was eens’ een gepaster tijdsaanduiding was geweest dan 1799. Smids en Kuyper hebben duidelijk een andere intentie dan de Schrijvers van de Ronde Tafel. Hun fictie is niet bedoeld als alternatieve geschiedschrijving. Ze worden in hun schrijfproces niet gedreven door morele, enigszins pedagogische motieven als het willen vergroten van historisch besef, maar door literaire verbeelding. Het verleden is voor Smids en Kuyper een middel om deze verbeelding een vorm te geven. Hun boeken zijn in eerste instantie fictionele literaire werken waarin slechts materiaal aan de historiografie is ontleend. De historiografische waarde van dit genre boeken is daardoor verwaarloosbaar. Hiermee nemen auteurs als Smids en Kuyper afstand van het traditionele concept van de historische roman, dat een verhaal fantaseert rond een geschiedkundige persoon, gebeurtenis, of periode. Binnen de ontwikkeling van de historische jeugdroman is dat een betrekkelijk nieuw verschijnsel. | |||||||||
De echo van het verledenTwee verhalen die eveneens vanuit een literaire intentie zijn geschreven, maar waarin, in tegenstelling tot Piratenbloed en Het hart & het mes, de echo van het verleden lang en indringend doorklinkt, zijn Peter van Gestels Winterijs (2001) en Wreed schoon (2001) van de Vlaamse Kathleen Vereecken. Beide auteurs concentreren zich op de emoties van de hoofdpersonen, vanuit wiens ervaringen wordt verteld over de alledaagse gevolgen van respectievelijk de Tweede en Eerste Wereldoorlog. Deze ervaringen, vaak herkenbare gevoelens, kunnen als een echo werken, zodat het verleden klinkt en even tastbaar lijkt. Beide verhalen zijn levendige, indringende verslagen van het alledaagse leven in een vroegere periode. Het is literatuur, maar met geschiedkundige waarde. Het met de Woutertje Pieterse Prijs en Gouden Griffel bekroonde Winterijs (een bestseller die ook vertaald is in het Duits en Italiaans) wordt ingetogen en oprecht verteld door de tienjarige Thomas Vrij. Het krachtige en ontroerende boek leest daardoor als een dagboek van een Amsterdams jongetje | |||||||||
[pagina 187]
| |||||||||
dat verhaalt over zijn vriendschap met zijn joodse klasgenoot Zwaan en diens oudere nichtje Bet in de strenge winter van 1947, ook in werkelijkheid bitter koud. Een winter waarin de oorlog enerzijds ver weg lijkt en anderzijds nog elke dag voelbaar is, met eten dat op de bon is en knagende vragen over spoorloos verdwenen joodse gezinnen. Winterijs is, volgens Thomas Vrij, ‘het verhaal van Zwaan en mij en van Bet en mij en van de kou en het winterijs in Amsterdam en van de dooi die aan alles een einde maakte’. Want het einde van die koudeperiode, waarin de niet-joodse, onwetende Tommie het drama van de levens van Zwaan en Bet gaandeweg leert kennen, betekent tevens het einde van hun samenzijn. Bet en Zwaan, wiens ouders vermoord zijn ‘omdat ze meer dan twee joodse grootouders hadden’, vertrekken naar hun oude onderduikadres in Deventer. Tommie vertrekt met zijn vader die weduwnaar is naar Apeldoorn. Wanneer Tommie in de zomer terugkeert naar Amsterdam, ontdekt hij dat Zwaan naar een oom in New York is vertrokken. In een lange brief aan Tommie legt Zwaan uit waarom hij is verhuisd: ‘Omdat je altijd alleen bent.’ Zwaan had geen herinneringen meer. Hij kende slechts verhalen over zijn ouders, ooms, tantes, neefjes en nichtjes. ‘Maar verhalen van een ander zijn geen herinneringen.’ ‘In New York,’ schrijft Zwaan aan Tommie, ‘ben ik ver weg van de mensen van wie | |||||||||
[pagina 188]
| |||||||||
ik houd, maar ook ver van de mensen die allemaal dood zijn en die je nooit meer iets kunt vragen.’ Dan weet je hoe het voelt als voorbije tijd binnenin is gaan zitten en je gemoed en levenslust bevriest. Dan weet je dat het verleden altijd aanwezig is als ‘sneeuw van vroeger die niet smelten wil’.Ga naar eind(5) Dan klinkt een echo en raak je het verleden even aan. Ook Kathleen Vereecken laat met Wreed schoon een echo klinken. In haar sobere vertelling, die ten onrechte weinig aandacht van de pers kreeg, brengt ze het verleden voelbaar terug in het heden en laat ze je hartroerend gewaarworden hoe ervaringen, herinneringen en verhalen het alledaagse leven van mensen vormen. 1921, in Gent lijkt de Grote Oorlog ver weg. De wereld bruist van grootse verwachtingen en levenslust. Jonge meisjes dromen weg in de cinema bij de aanblik van Rudolph Valentino, vrouwen mogen voor het eerst stemmen, ‘nog niet voor het land maar wel voor de stad’, de socialisten roeren zich en iedereen spreekt verwachtingsvol over ‘een tijd dat iedereen zich met de automobiel verplaatst’. Maar het optimisme is schijn. Want welk verhaal vertel je hier? Al wil Josephine, jongste uit een nest van veertien, nóg zo graag het heden omhelzen, haar moeder en stille liefde Victor, die gekweld wordt | |||||||||
[pagina 189]
| |||||||||
door zijn oorlogsherinneringen, confronteren haar regelmatig met een bitter verleden. Uiteindelijk wil Josephine weten wat er is gebeurd. ‘Vertel’, zegt ze tegen Victor. En Vereecken laat hem eenvoudig, oprecht en roerend vertellen. Over de loopgraven. En over de nachten die meer pijn deden dan de dagen. ‘We hoorden de kanonnen bulderen in ons hoofd. En we hadden tijd om na te denken. Om bang te zijn. [...] En dan begonnen we te piekeren, en maakten we elkaar zot van angst met allerlei vragen en veronderstellingen. We wisten dat de Duitsers gifgas gebruikten, maar we wisten niet hoe. En dan was het gelijk storm in ons hoofd.’ Het is Victors verhaal. Zijn beleving van de Grote Oorlog. Het is juist die beleving waardoor het verleden spreekt en geschiedenis voelbaar is. Kennelijk overtuigt historische fictie vooral wanneer de auteur gewone, herkenbare personages creëert die gebeurtenissen van zijn of haar tijd vanaf de zijlijn meemaken. Personages die hun verhaal vertellen en je laten delen in hun diepste beleving van die geschiedenis. Pas dan ontmoeten verleden, auteur en lezer elkaar en voeren ze een uniek ‘gesprek’. En elk ‘gesprek’ zal een onvergelijkelijke ervaring zijn. Een ervaring die je soms verbaast, soms verontrust, soms bewust maakt van een andere tijd, soms doet inzien dat verleden, heden en toekomst onvoorwaardelijk met elkaar verbonden zijn en soms het zwijgen oplegt. Of zoals Josephine in Wreed schoon vertelt: ‘Soms is er maandenlang alleen maar nu, en lijkt het verleden niet meer dan een onbelangrijke inleiding tot vandaag. Maar dan, ineens, komt het [verleden] er allemaal als één grote vloed uit. Telkens wanneer het haar [Josephines moeder] te hoog zit. [...]. Dan legt ze iedereen het zwijgen op met haar verhalen.’ | |||||||||
Van opvoeding tot enthousiasmeDe meeste hedendaagse historische jeugdboekenauteurs leveren voornamelijk een bijdrage aan de culturele en literaire vorming van jongeren. Historische jeugdboeken hoeven niet, zoals in de negentiende eeuw, per se bij te dragen tot ‘de nationale opvoeding’. Verhaallijn, spanning en schrijfstijl winnen het tegenwoordig van het mogelijke nut van historische kennisoverdracht. De klemtoon ligt niet langer op ‘historisch’, maar op (jeugd)roman. Enigszins een uitzondering hierop zijn de Schrijvers van de Ronde Tafel. Dat het nuttigheidsideaal aan belang heeft ingeboet, spreekt uit het pleidooi van historicus Frank van Vree voor ‘geschiedenis als culturele activiteit’ in zijn Volkskrantartikel ‘Dat was ooit’ (21 februari 2004). ‘Niet het praktische nut’, schrijft Van Vree, ‘maar de culturele waarde van de confrontatie met het verleden moet voorop staan.’ (Of het nu gaat om onderwijs, musea, publicaties of audiovisuele media.) Het klinkt mooi, maar vaag. Een confrontatie met het verleden betekent immers dat je jezelf vanuit het | |||||||||
[pagina 190]
| |||||||||
heden tegenover het verleden (op)stelt. Je vergelijkt (al dan niet bewust) je heden met een stukje verleden waardoor emoties los komen. Enige voorstelling (kennis) van het verleden is dan wel vereist, anders dwaal je rond in een mistig niets en blijft de confrontatie uit. Dat geldt voor volwassenen, maar vooral voor jongeren. Geschiedenis gaat behalve over mensen ook over ideeën en structuren. Reik ze de jonge lezer aan zodat de echo van het verleden in de verhalen hoorbaar wordt. De afstand in jaren ontbreekt nog om een definitief verband te leggen tussen het ontbreken van nut en ideologie in de keur aan historische jeugdboeken en gebrek aan gemeenschappelijke, gestructureerde historische kennis, maar de gedachte is verleidelijk. Onderwijl blijft de discussie over inhoud en doel van een historische canon gaande en de productie van veelsoortige, avontuurlijke, historische jeugdboeken hoog. Dat is op zichzelf verheugend. De voorlopig enige zekere conclusie brengt mij daarom terug bij Goethe: ‘Het beste dat de geschiedenis ons nalaat, is het enthousiasme dat zij veroorzaakt.’ | |||||||||
Literatuur
|
|