Arnon Grunberg (o1971) bij de voorstelling van ‘De joodse messias’ in een shoarmabar in Amsterdam - Foto Klaas Koppe.
de onstuitbaarheid waarmee de tragedie steeds weer haar beloop krijgt. Steeds weer, want naast meeslepende stukken waarin hoop, liefde, vreugde en geluk in hun tegendeel gespiegeld worden en in warrelende herhaling in onkenbaarheid overgaan, is er menige passage die overbodig lijkt. Op het einde worden de vele eindjes ook niet altijd overtuigend aan elkaar geknoopt. En het slot is uitermate ongeloofwaardig en kitscherig (zie de groetjes van Anne Frank).
Uit verschillende interviews blijkt dat Grunberg met De joodse messias bepaalde vaststaande ideeën ter discussie wilde stellen. Ideeën als ‘de wereld is wezenlijk veranderd door (en sinds) de Tweede Wereldoorlog’, of ‘cultuur is een rem op het barbarisme’. Niet ten onrechte natuurlijk. In een wereld waarin identiteit als ‘zand’ (p. 170) is, zijn dergelijke gedachten niet meer houdbaar. Grunberg probeert ze te weerleggen door zich in zijn boek, anders dan zijn antirelativistische hoofdpersoon, niet vast te leggen. Daarvoor bijt hij zich vast in het verhaal. Grunberg is als de moeder van Xavier. Hij laat zijn lezer niet los. Men kan niet anders dan zich identificeren met de waanzinnige wereld van Xavier Radek. En niet alleen dat. Ook de auteur schijnt zich in deze wereld te verliezen. Voor men het weet, is de auteur Grunberg achter de beschrijving van de pijn, waarop zijn personages gefixeerd zijn, verdwenen. Vooral dat vind ik verontrustend. Niet toevallig citeert een van Grunbergs personages Kierkegaard met de volgende woorden: ‘De zekerste manier om niets te zeggen is niet om te zwijgen maar om te spreken.’ (p. 218) Dit past goed bij het boek. Maar heeft Kierkegaard niet gezegd: ‘alleen wie werkelijk zwijgen kan, kan werkelijk spreken’? Ik denk in ieder geval dat dit een beter motto zou zijn geweest.
Zoals de moeder zich met haar Italiaanse mes voortdurend mutileert, lijkt Grunberg de lezer met zijn beschrijvingen van de pijn te willen laten voelen dat hij leeft. Is dat de bedoeling van de kunst? Ik denk dat de lezers zullen reageren als L'Osservatore Romano op het werk van Nobelprijswinnares Elfriede Jelinek. Net als Max Pam, criticus van HP/De Tijd, zullen ze De joodse messias terecht als ‘een grote provocatie’ beschouwen en zich ergeren aan de misselijkmakende, ontaarde perversiteiten. Ik ben ervan overtuigd dat het geen toeval is dat veel kranten geen recensies over De joodse messias, maar interviews met Grunberg hebben gepubliceerd. Het is geen sinecure om met de discriminerende, racistische en (gezien het geweld) mensonterende scènes in de roman om te gaan. Wilde men daarom eerst horen hoe de auteur een en ander had bedoeld? Het antwoord van Grunberg was in ieder geval steeds hetzelfde: hij wilde relativeren.
De roman vertelt echter een ander verhaal. In De joodse messias gaat het om twee bewegingen: het vertalen en het betekenis geven. In de eerste beweging willen Xavier en zijn vriend Awromele Hitlers Mein Kampf (‘er staan fascinerende stukken in over Wenen, en aquarelleren, persvrijheid, de staat, de sociaal-democratie’ (p. 63)), vertalen naar de taal ‘van de toekomst’ (p. 492), het Jiddisch. Op het einde van de roman is de vertaling zo goed als klaar. De joodse messias is dus eigenlijk Grunbergs, of in ieder geval Xaviers en Awromeles poging om de emoties achter Mein Kampf over te brengen. (p. 80) De tweede beweging hangt met de eerste samen. Het betreft de beweging waarmee Xavier de pijn van de mensheid betekenis wil geven. Net als ‘Je-weet-wel-wie’ wil Grunbergs messias betekenis geven aan de allesbeheersende, betekenisloze pijn. En hier