vermag, blijkt niet alleen uit zijn verdediging van de poëzie in Vredenburg. Heel de textuur van zijn veellagige poëzie verzet zich ertegen. Ter Balkt schrijft met bijzondere constructies. Hij maakt assemblages van woorden uit heel verschillende taalvelden, van wetenschappelijk jargon tot dialectwoorden. Zijn teksten vormen gecompliceerde weefsels van verwijzingen, naar geschiedenis, naar klassieken, naar bijbelteksten, naar popsongs, naar middeleeuwse auteurs, negentiende- en twintigsteeeuwse auteurs, met commentaren, vertalingen, citaten, toelichtingen, met lyrische zang, profetische uitroepen. Hij mengt en vermenigvuldigt betekenissen tot een dicht netwerk. Je kunt als lezer dwalen en verdwalen zover en in zoverre je je lokken laat. Het maakt je soms sprakeloos. Dan maar zeggen dat betekenis een minimale rol speelt in deze poëzie, zou een zwaktebod zijn.
Een expliciet weerspreken van het belang van de betekenisloosheid is te vinden in de proza-afdeling ‘Astatica’. Die besluit de bundel met een ‘Brief aan de vinder van de Voyager II’. Daar introduceert Ter Balkt het begrip waarheid. Waar dat wordt losgelaten, is de ondergang nabij.
De Voyager is in 1977 de ruimte ingestuurd om beschaafd buitenaards leven over ons bestaan in te lichten. Ter Balkt waarschuwt de vinders van het aardse ruimtevaartuig. Ze moeten zich niet in de luren laten leggen door de prachtige boodschap die ze van ons te horen krijgen. Ze moeten elders in het heelal niet denken: ‘daar is de gelukkige wereld, het paradijs der hemelen; de stortplaats van de waarheid ... Ach, als jullie komen: jullie zullen niets meer vinden, hoogstens opvliegende donsveertjes van stof maar die vliegen overal. Een mooie wereld, vinders, was het vanwaar de sonde opsteeg. Een prachtige wereld voordat ze bedachten dat ... de waarheid niet bestond. De ongelukkigen: als de waarheid niet meer bestaat is alles leugen (...)’. Als de waarheid niet bestaat, doet het dichterlijk tasten naar en met betekenis er niet meer toe. Dan is alle betekenis uitwisselbaar. Ter Balkt heeft de waarheid nodig. Niet om haar te pachten. Maar omdat zij in haar ongrijpbare bestaan alleen, de bewegingen van de betekenisgeving kan genereren.
Zijn brief aan de vinders van de Voyager eindigt met de bede: ‘Blijf geloven in de muziek
H.H. ter Balkt (o1938) - Foto Roeland Fossen.
van de boom.’ Muziek mag zonder betekenis zijn. De boom kennen we als zowel de boom des levens als de boom van de kennis van goed en kwaad. Zolang je er naar blijft zoeken - ‘was wir suchen ist alles’ - blijft de beweging en blijft de muziek van die boom klinken. Dat zoeken naar de waarheid is wellicht de reden van Ter Balkts voortdurende herschrijvingen. Wat had hij nog voor reden al geschreven gedichten te herschrijven, zou het hem niet dichter bij die waarheid kunnen brengen? Als je niet alleen leest wat Hölderlin schrijft, maar het ook beluistert, heeft zijn uitspraak twee betekenissen tegelijk. Niet alleen is zoeken alles. Evenzeer is alles hetgeen wij zoeken: ‘was wir suchen ist Alles.’ De waarheid.
De brief aan de vinders van de Voyager is vanzelfsprekend aan deze wereld gericht. Zijn profetische boodschap luidt: als we op deze kwade weg doorgaan, gaat de wereld ten onder. Die onderliggende boodschap voedt de apocalyptische toon van de anti-canto's. Onze beschaving zelf voert tot de ondergang. In verschillende gedichten verzelfstandigt Ter Balkt het statische woord beschaving tot het gewelddadige beeld van de ‘Schaaf’. Het krijgt de dubbelzinnige status van vormer en vernieler. ‘Anti-canto 4’ is een mooi voorbeeld. De eerste strofe na het citaat van Leopardi maakt duidelijk dat de inzet van Ter Balkts apocalypti-