jonge musici, die de eerste vruchten begonnen te plukken van een gewijzigde verhouding tussen ‘de jazzwereld’ en het muziekonderwijs. Dat had kort voordien - zij het nog met mondjesmaat - zijn poorten geopend voor een muziektheoretisch en praktisch degelijk onderbouwd jazzcurriculum, en er gekwalificeerde jazzmusici voor aangetrokken. E. Verschuerens adagium, dat een jazzmusicus pas écht bevrijd (‘free’) kan uitdrukken als hij vertrekt vanaf het platform van muziektechnische beheersing, werd hiermee ten overvloede geïllustreerd. Het inzicht dat men maximale vrijheid en geslaagde persoonlijke expressie pas na een stadium van hard labeur kon verwerven, kwam enkel nog op een handvol hardcore bepleiters van onvoorwaardelijke - inmiddels ouderwetse - free jazz als een paradox over.
1994 was het jaar waarin het kersverse Brussels jazz Orchestra (BJO) al met een basisrepertoire kon uitpakken dat geen twijfel liet bestaan over niveau, smaak en richting.
Een allereerste concertopname door de toenmalige Radio 3 bevatte veeleisende composities van onder meer Bill Holman, Thad Jones en Bob Brookmeyer, de bigbandcomponisten van die tijd par excellence; ze werden gespeeld met een aanstekelijk engagement en veel lef. Het was menens. Hier broeide iets. Maar zonder financiële ruggensteun zou het BJO het niet redden, ook dat stond al vast. Toen het water de BJO-initiatiefnemers aan de lippen stond, kende de Vlaamse Gemeenschap hun op de valreep een kortetermijn-projectsubsidie toe. Het was een begin.
De eerste glorieuze doorbraak naar een groter publiek moet Jazz Middelheim 1995 geweest zijn. Het repertoire was serieus uitgebreid, ook met composities van Belgische inbreng (F. Vaganée, M. Hert, B. Joris, E. Vann), en de homogeniteit van het orkest was al spraakmakend. De briljante prestaties en de groeiende bekendheid zouden ten slotte, na een omslachtig dossierparcours, uitmonden in een structurele vierjaarssubsidie (1999). Maar voordien al (1996) zorgde de bigband voor een
Brussels Jazz Orchestra - Foto Jos L. Knepen.
substantiële bijdrage in de historische herneming van een belangrijke compositie van Louis de Meester, die in zijn magnum opus ‘De grote verzoeking van Antonius’ (1957) een pikante jazzepisode had geïntegreerd.
Gaandeweg begonnen de financiële armslag en de erkenning in ruimere kring het BJO in een stroomversnelling te duwen. Tijdens ‘Radio 3 in Roeselare’ werd in het nagelnieuwe Cultuurcentrum De Spil een eerste cd opgenomen - live, en meteen een schot in de roos (1997). Het niveau was verbluffend en de reacties in de (voorlopig lokale) pers unaniem lovend. Middelheim 1997 stuwde het BJO naar een nieuw tussentijds hoogtepunt: Jean Warland, de gepensioneerde bassist van de prestigieuze WDR Big Band, was laaiend enthousiast over het niveau en het potentieel van dit orkest, voor hem een ware revelatie. Met hen wou hij absoluut een hommage brengen aan die andere Belgische grandezza van de bigbandcompositie, zijn vriend Francy Boland. Muziek van de historische Clarke-Boland Big Band werd bijeengebracht en in een memorabel Middelheim 1997-concert de tent ingeblazen. Voor wie erbij was, zindert de bijval nog na.
De structurele subsidiëring in 1999 liet niet alleen toe dat de bigband zich voortaan publicitair, juridisch, boekhoudkundig en klanktechnisch kon laten begeleiden, muzikaal leider Frank Vaganée kon zich uiteindelijk meer gaan toespitsen op de muziek zelf en de subsidie opende voorzichtige mogelijkheden om befaamde buitenlandse solisten voor een con-