Met Dédé de diepte in. Prachtig muziektheater uit drie landen
Hoe vaak gebeurt het dat) je het gevoel hebt dat alles aan een voorstelling klopt, en vooral: dat alles eraan deugt? ‘Deugen’ wil in dit verband zeggen: dat elke koketterie of gekunsteldheid eraan ontbreekt en dat allen die er hun medewerking aan verlenen, van regisseur tot acteurs, van vormgever tot inspiciënt, zichzelf in dienst lijken te hebben gesteld van eenzelfde doel: een eindproduct creëren dat de geest in beweging zet en het hart verwarmt.
Bij het lezen van Een jaar in het duister (2004), het onderhoudende dagboek waarin Martin Schouten zijn belevenissen als curator voor het Theaterfestival 2004 heeft vastgelegd, krijg je de beangstigende indruk dat het ervaren van een dergelijke voorstelling in Nederland en Vlaanderen een zeldzaamheid is geworden. Schouten draaft weliswaar door in zijn kritiek, maar toch: je hoeft geen vermoeide cynicus te zijn om van nogal wat producties te vinden dat ze de plank behoorlijk misslaan, van andere dat ze in goede bedoelingen zijn blijven steken en van weer andere dat een clash van ego's een artistieke topprestatie kennelijk onmogelijk maakte. In zijn krachttoer van 137 voorstellingen in één seizoen komt Schouten tientallen onthutsende voorbeelden tegen, waarbij hij via roddel en achterklap - die nu eenmaal óók tot het theaterwereldje horen - soms meer aan de weet komt dan goed is voor een onbevangen oordeel.
Hoe dan ook, het is een zegen als je in het soms wat ontmoedigende theaterlandschap eindelijk weer eens tegen een voorstelling aanloopt die je binnen vijf minuten volledig inpakt. Zo'n voorstelling is de ‘multimediale muziektheatervoorstelling’ Dédé le taxi, een productie met bijdragen uit België (tekst Josse
de Pauw, beeldmateriaal Peter Monsaert, acteurs van Theater Antigone uit Kortrijk), Frankrijk (muziek van La Compagnie du Tire Lame uit Rijsel, compositie Arnoud van Lancker) en Nederland (regie Paul Koek). Dat de voorstelling overtuigt en overrompelt, mag in de eerste plaats op rekening worden geschreven van Jos Verbist, sinds 1997 artistiek leider van Antigone, die de titelrol op onnavolgbare wijze neerzet. Voor Antigone maakte Verbist reeds verscheidene producties, onder meer het locatieproject Over de schreve / Fables de la frontière (2002), een tweetalige voorstelling op de grensovergang Rekkem-Ferrain. In dat project vertolkte Verbist de rol van douanebeambte en ook toen reeds gaven de musici van La Compagnie du Tire Laine acte de présence.
Het kan haast niet anders of bij het schrijven van de tekst moet Josse de Pauw het postuur, de fysionomie en de dictie van Verbist permanent in zijn hoofd hebben gehad. En daarnaast kan het alleen maar een geweldig vermogen tot inleving zijn waardoor Verbist zichzelf als taxichauffeur onmiddellijk bewijst. Zijn hele verschijning, zijn naar achteren geplakte haar, zijn grauwe werkplunje, zijn lelijke bril en morsige aktetas maken hem direct herkenbaar als krabbelende loonslaaf - en tegelijk als de goedmoedige huiskamerfilosoof die hij óók blijkt te zijn.
Dédé le taxi is misschien wel in eerste instantie een voorstelling over waarnemen. Via podiumbrede videoprojecties kijken wij, de toeschouwers, als het ware door de voorruit
Djamel Hadjamar (links) als Kader en Jos Verbist als Dédé in ‘Dédé le taxi’