Waarom Vondel zo weinig gespeeld wordt
Bij de verkiezing van De Grootste Nederlander Aller Tijden kwam hij niet verder dan de drieënvijftigste plaats, en de afgelopen twintig jaar zijn zijn stukken zeer sporadisch opgevoerd. Joost van den Vondel wordt stiefmoederlijk behandeld door de Nederlandse theaterwereld en de rest van het land.
Toch is er een onvermoeibaar pleitbezorger van het werk van Vondel: theaterregisseur Hans Croiset, die in december 2004 de Oeuvreprijs in ontvangst mocht nemen van de Vereniging van Schouwburg- en Concertgebouwdirecties (VSCD). Als regisseur bij het Publiekstheater, De Appel en Het Nationale Toneel heeft hij zich al sinds de jaren tachtig ontfermd over Adam in Ballingschap, Lucifer, Phaeton en Gijsbreght van Aemstel. En sinds hij in 1996 samen met Ronald Klamer Het Toneel Speelt oprichtte, dat zich louter toelegt op het spelen van oorspronkelijk Nederlands klassiek en modern toneelrepertoire, heeft hij ook de Vondel-tragedies Jozef in Dothan, (nogmaals) Lucifer, en - in het najaar van 2004 - Jozef in Egypte geregisseerd. Daarnaast heeft hij ook nog twee toneelschrijvers opdracht gegeven om een moderne bewerking te maken van Vondelstukken die hij vervolgens ensceneerde: Marcel Otten schreef in de traditie van Heiner Müller het ‘Vondelcommentaar’ Leeuwendalers, en Benno Barnard bewerkte Jephta, of offerbelofte tot een moderne tragedie - maar wel in verzen.
Met zijn recente
Jozef in Egypte liet Croiset wederom zien dat Vondel niet per definitie leidt tot stoffig toneelspel. Zijn regie was helder, vlot en bedachtzaam als het nodig is, terwijl hij de geile wulpsheid van koningin Jempsar (Carine Crutzen) ook tot haar recht laat komen. Tegelijkertijd hoor je dat Croiset alles op alles zet om de pregnante versvorm van alexandrijnen zo min mogelijk te laten dreunen. Niet iedere acteur blinkt uit in een vloeiende tekstbehandeling, maar met name Marisa van Eyle als de voedster kon de verzen van Vondel vol met kwinkslagen heel naturel
Joost van den Vondels ‘Jozef in Egypte’ door Het Toneel Speelt (2004). V.l.n.r. Hylke van Sprundel, jaap Spijkers, Marisa van Eyle en Carine Crutzen - Foto Deen van Meer.
tot leven brengen. Zo leverde deze productie net als Croisets vorige Vondel-ensceneringen een smaakvolle avond toneel op, die door een publiek van hoofdzakelijk ouderen en middelbare scholieren devoot wordt ondergaan.
Vondel forever, dus - als het aan Hans Croiset ligt. Maar één zwaluw maakt nog geen lente. Er zijn maar weinig theatermakers die in zijn voetsporen treden. De Gijsbreght wordt een enkele keer nog op het repertoire genomen en Lucifer inspireert jonge theatermakers ook wel eens, maar een Vondeltraditie bestaat er niet meer. En dat is al heel lang zo. Tijdens het Vondeljaar 1979 - zijn driehonderdvijftigste sterftejaar - werd zijn werk al niet meer gespeeld. De jaarlijkse traditie om de Gijsbreght van Aemstel op 1 januari in de Amsterdamse Stadsschouwburg op te voeren, werd in 1968 afgeschaft, en het lijkt er op dat na de actie Tomaat in 1969 samen met de ouderwetse Nederlandse toneeltraditie ook Vondel bij het vuil gezet is.
Hoe komt het dat - afgezien van Hans Croiset - het Nederlandse theater geen brood meer ziet in Vondel? Daar valt een groot aantal redenen voor te bedenken.
Ten eerste heeft Nederland überhaupt nauwelijks (cultuur)historisch besef. Dat bleek onlangs nog uit de verkiezing van De Grootste Nederlander Aller Tijden, waarin Johan Cruyff in de toptien stond, en Pim Fortuyn tot winnaar werd uitgeroepen. Duitsland koestert Schiller en Goethe, Frankrijk Molière en Racine, Engeland natuurlijk Shakespeare,